Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[verzoekers],
[verweerders]
1. De procedure (in beide zaken)
- de twee tussenbeschikkingen van 1 november 2012 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de verzoekschriften, gehouden op
- de brief van mr. Hopman van 16 januari 2013 aan de rechtbank (met bijlage);
- de brief van mr. M. Rijnhart (advocaat van [verzoekers]) van 17 januari 2013 aan de rechtbank.
2.De feiten (in beide zaken)
Ontbinding en vereffening TIC
3.De beoordeling in zaak HA RK 12-204
4.De beoordeling in zaak HA RK 12-236
of[onderstreping rb] van het bestaan van een bate blijkt.
- [verzoekers] heeft zijn vordering op TIC uitvoerig onderbouwd met verwijzing naar een uitvoerig rapport van een door hem ingeschakelde deskundige;
- [verweerders] heeft in zijn verweerschrift in deze procedure de vordering – eveneens uitvoerig – inhoudelijk bestreden, maar het is niet aan de rechtbank om in het kader van deze procedure te beoordelen of TIC onzorgvuldig heeft gehandeld en daarmee schadeplichtig is geworden jegens [verzoekers], of [verzoekers] tijdig heeft geklaagd en/of een van de andere talrijke verweren van TIC opgaan; een dergelijke beoordeling gaat immers veel verder dan de marginale toetsing die de rechtbank in het kader van het huidige verzoek moet toepassen (zie hiervoor onder 4.7);
- de conclusie is dan ook dat [verzoekers] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een vordering op TIC heeft.