Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2013.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, woonachtig in het buitenland, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder). De zaak betreft de schorsing van de betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de eiser op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). De eiser ontving sinds 31 december 2003 een uitkering op grond van de WAZ, maar verweerder heeft de betaling per 1 november 2012 geschorst omdat eiser niet is verschenen op een oproep voor een gesprek. Eiser had eerder afspraken met verweerder uitgesteld, maar op de oproep van 29 oktober 2012 heeft hij zonder opgaaf van redenen afgezegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn verplichting om mee te werken aan het onderzoek heeft geschonden door niet te verschijnen. De rechtbank oordeelt dat verweerder bevoegd was om de betaling van de uitkering te schorsen, aangezien eiser niet aan zijn verplichtingen voldeed. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de inspecteur van verweerder niet bevoegd was om de uitkering op te schorten, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit door een bevoegde medewerker is genomen. Eiser heeft ook gesteld dat hij ziek was en niet kon verschijnen, maar de rechtbank heeft deze stelling als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat verweerder niet verplicht was om eiser voorafgaand aan het gesprek gedetailleerde informatie te verstrekken over de inhoud van het onderzoek. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat hij verkeerd is geïnformeerd over de reiskostenvergoeding, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat de door eiser aangevoerde gronden niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen grond voor restitutie van het griffierecht of een proceskostenveroordeling.