ECLI:NL:RBAMS:2013:6492

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2013
Publicatiedatum
3 oktober 2013
Zaaknummer
AWB-13-2550
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.W.C. M. van Emmerik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bijstand aan dakloze in strijd met beleid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een dakloze eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiser had op 23 november 2012 een bijstandsuitkering aangevraagd op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Vanwege zijn dakloosheid moest hij zijn verblijfplaats opgeven, maar verweerder heeft hem geen reële mogelijkheid geboden om dit te doen. Eiser heeft op 7 januari 2013 een locatie opgegeven, maar werd tijdens controles op 14 en 15 januari niet op deze locatie aangetroffen. Verweerder heeft vervolgens de bijstandsaanvraag geweigerd, stellende dat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door niet door te geven dat hij niet op de opgegeven locatie verbleef.

De rechtbank oordeelde dat verweerder in strijd met zijn eigen beleid had gehandeld. Het beleid vereiste dat daklozen hun verblijfplaats voor de komende nacht dienden door te geven, maar verweerder had eiser niet de mogelijkheid geboden om dit te doen, aangezien hij geen bereikbaar telefoonnummer had. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit vernietigd moest worden, omdat verweerder onvoldoende maatwerk had geleverd en niet had voldaan aan de vereisten van de WWB en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die op € 944,- zijn vastgesteld. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 13/2550 WWB

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2013 in de zaak tussen

[naam],te [woonplaats], eiser
(gemachtigde mr. A.J. van Ommeren),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde C. Telting).

Procesverloop

Bij besluit van 17 januari 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om eiser een bijstandsuitkering toe te kennen.
Bij besluit van 22 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2013.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. C. Telting.

Overwegingen

1.1. Eiser is een dakloze straatmuzikant. Op 23 november 2012 heeft hij een uitkering op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB) aangevraagd. Omdat eiser geen vast adres heeft, moest hij op een 7-dagenformulier bijhouden waar hij sliep. Hij heeft dat niet gedaan, waarop een nieuwe intakedatum is afgesproken, te weten 7 januari 2013. Eiser heeft opnieuw 7-dagenformulieren meegekregen voor de periode van 30 november 2012 tot en met 7 januari 2013. Deze heeft hij ingevuld. Verweerder heeft eiser op 7 januari 2013 vervolgens gevraagd een locatie op te geven waar hij de komende tijd zou verblijven. Eiser heeft als locatie opgegeven de [adres] te[woonplaats] achter de [plaats] aan het water. Eiser heeft verklaard dat hij ’s nachts om ongeveer 03.00 uur of 05.00 uur hiernaartoe gaat. Eiser heeft tevens het 06-nummer van een vriend opgegeven.
1.2. Op 14 januari 2013 om 05.30 uur en op 15 januari 2013 om 06.00 uur hebben controles plaatsgevonden. Eiser werd toen niet op de door hem opgegeven locatie aangetroffen. Op 15 januari 2013 heeft de handhavingsspecialist eiser gebeld op het door hem opgegeven telefoonnummer en de voice mail ingesproken.
2.
Verweerder heeft in bezwaar zijn weigering om eiser een bijstandsuitkering toe te kennen op grond van artikel 17 van de WWB gehandhaafd. Verweerder heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Het formulier “Opgave verblijfslocatie(s) dak- thuisloze” (formulier) is samen met eiser ingevuld. Op het formulier staat dat eiser verklaart dat hij op de door hem opgegeven adressen en locaties verblijft en dat deze opgave volledig is. Ook staat daarin dat eiser er van op de hoogte is dat iedere wijziging in zijn woon- en leefsituatie doorgegeven dient te worden aan de Dienst Werk- en Inkomen (DWI). Ook staat op dat formulier dat eiser verklaart medewerking te zullen verlenen aan het huis- en locatiebezoek. Eiser heeft de inlichtingenplicht geschonden door niet door te geven dat hij niet langer op de opgegeven locatie verbleef. Hij wist dat er controle zou komen. Hij heeft geen verschoonbare reden opgegeven. De controleurs hebben hem op het opgegeven 06-nummer gebeld en daar een voicemail bericht achtergelaten. Eiser heeft niet teruggebeld.
3.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het op 14 en 15 januari 2013 bitter koud was. Voor eiser zou het levensbedreigend kunnen zijn geweest om een paar nachten in de open lucht door te brengen. Eiser was niet in kennis gesteld van een telefoonnummer dat hij ’s nachts zou kunnen bellen als hij op een andere locatie zou verblijven dan de door hem opgegeven locatie in de open lucht. De DWI is ’s nachts niet bereikbaar. De DWI was ervan op de hoogte dat eiser niet over een mobiele telefoon beschikt en dat het opgegeven telefoonnummer niet van eiser was, maar van een vriend. Ter zitting heeft eiser nog verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank van 29 januari 2013 (ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ1141).
4.1.
In artikel 11, eerste lid, van de WWB is bepaald dat iedere Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, recht heeft op bijstand van overheidswege.
4.2
In artikel 17, eerste lid, van de WWB, voor zover hier van belang, is bepaald dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
4.4
In artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht is, voor zover hier van belang, bepaald dat het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel.
4.2.
Verweerder hanteerde aanvankelijk een beleid ten aanzien van dak- en thuislozen die op meerdere adressen verblijven en zich niet op een vast adres kunnen laten inschrijven dat een dakloze via een ‘vijfdagenformulier’ moest opgeven waar hij/zij de komende vijf dagen en/of nachten ging verblijven.
4.3.
De rechtbank Amsterdam heeft in de uitspraak van 19 september 2011 (ECLI:NL:2011:RBAMS:BT7044) met verwijzing naar een rapport van de Gemeentelijke Ombudsman van 18 mei 2010 overwogen dat de verplichting om vijf dagen aanwezig te zijn op een opgegeven locatie voor een dakloze buitenproportioneel is, omdat van een dakloze niet kan worden verwacht dat hij voor de komende vijf dagen kan aangeven waar hij zal verblijven. Naar aanleiding van het rapport van de Gemeentelijke Ombudsman heeft verweerder zijn beleid op dit punt gewijzigd en als volgt in de Werkvoorschriften WWB geformuleerd:
“In de aanvraagprocedure krijgt de klant de verplichting om het verblijf van de komende nacht door te geven aan Handhaving (Bijzondere Doelgroepen). Dit kan tot een half uur voor of na aankomst of vertrek zijn. Niet later. De klant kan dit door middel van sms, bellen, e-mail of een briefje in de grijze brievenbus bij de Werkpleinen of IJsbaanpad, doorgeven via het formulier ‘Verplichting Opgave Verblijfplaats’. Het niet tijdig doorgeven of het niet doorgeven van een juist adres, kan gevolgen hebben voor de aanvraag.”
5.1.
Verweerders gemachtigde heeft ter zitting een toelichting gegeven op het bestreden besluit. Zij is van mening dat verweerder in overeenstemming met het vernieuwde beleid heeft gehandeld. In haar visie diende eiser op de opgegeven locatie te blijven, totdat hij controle had gehad. Het formulier dat eiser op 7 januari 2013 heeft getekend betreft volgens haar de locatie waar hij de komende nachten zal gaan verblijven. Dit blijft zo, totdat eiser een wijziging doorgeeft aan de DWI. Eiser heeft zich niet aan zijn verplichting gehouden, toen hij zonder verweerder daarvan op de hoogte te stellen, naar een andere locatie is gegaan. Eiser was op de hoogte van die verplichting, omdat hij het formulier van 7 januari 2013 heeft getekend waar dit duidelijk in stond.
5.2.
De rechtbank volgt de visie van verweerder niet. Het beleid van verweerder spreekt van opgave van het verblijf van de komende nacht. Eiser heeft het formulier op 7 januari 2013 ingevuld; de controle heeft pas een week later plaatsgevonden. Voor zover dit formulier beoogt de verblijfplaats voor meerdere nachten op te vragen, is dit in strijd met het beleid van verweerder. Voor zover verweerder zich op het standpunt heeft willen stellen dat geen sprake is van strijd met het door verweerder gevoerde beleid omdat weliswaar gevraagd is naar de opgave van een verblijfslocatie gedurende een periode in de toekomst, maar eiser ook de mogelijkheid is gegeven om een wijziging in de locatie door te geven overweegt de rechtbank als volgt. In de door eiser genoemde uitspraak van deze rechtbank van 29 januari 2013 is verwezen naar de passage in de werkvoorschriften WWB van verweerder waarin is vermeld dat, binnen de daarvoor gestelde kader, maatwerk in zijn algemeenheid is vereist voor alle klanten van de DWI en dat dit voor klanten van de bijzondere doelgroep nog eens extra geldt. De rechtbank heeft in die uitspraak overwogen dat in de zaak waarop de uitspraak betrekking heeft verweerder onvoldoende maatwerk heeft geleverd door dat hij eiser voor de toekomst heeft laten verklaren waar hij zou verblijven zonder dat hem een reële mogelijkheid is geboden om steeds te melden waar hij was of anderszins aan te geven wanneer hij elders zou slapen of eerder weg zou gaan. Volgens de rechtbank dient, indien verweerder uitvoering wil geven aan het beleid zoals dat hiervoor is weergegeven, met de aanvrager besproken te worden hoe steeds de verblijfplaats voor de komende nacht kan worden doorgegeven en dient bijvoorbeeld een mobiel telefoonnummer waarnaar een sms-bericht kan worden verzonden of een e-mailadres te worden verstrekt. De rechtbank stelt vast dat bij verweerder bekend was dat eiser niet over een eigen telefoon beschikte (zie hiervoor de telefoonnotitie van [de vrouw] van 18 december 2012) en dat uit het dossier niet blijkt dat met eiser is besproken hoe hij met de DWI in contact kon treden, indien zijn verblijfplaats was gewijzigd. Eiser heeft geen telefoonnummer gekregen. Het telefoonnummer dat in het voicemailbericht was achtergelaten was het algemene nummer van de DWI dat buiten kantooruren niet bereikbaar is. Dat eiser het formulier heeft getekend, doet gelet daarop niet terzake. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook in dit geval geen maatwerk geleverd en - opnieuw - in strijd gehandeld met zijn eigen beleid. Dat, zoals verweerder ter zitting nog heeft gesteld er geen andere mogelijkheid was om vast te stellen of eiser in[woonplaats] verblijft doet daar niet aan af. De rechtbank merkt in dat verband nog op dat verweerder ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat naar de locaties die eiser in de door hem ingevulde 7-dagenformulieren heeft vermeld, geen onderzoek is gedaan.
6.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 4:84 van de Awb en artikel 11 van de WWB. Het beroep van eiser is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien omdat eiser inmiddels uit de 7-dagenformulieren blijkt dat eiser gedurende de periode van 7 tot en met 13 december 2013 in [plaats]heeft verbleven en eiser daar inmiddels opnieuw verblijft en een aanvraag om een uitkering op grond van de WWB heeft ingediend. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 944,-, te betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C. M. van Emmerik, rechter,
in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2013.
de griffier
de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB