In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een dakloze eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiser had op 23 november 2012 een bijstandsuitkering aangevraagd op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Vanwege zijn dakloosheid moest hij zijn verblijfplaats opgeven, maar verweerder heeft hem geen reële mogelijkheid geboden om dit te doen. Eiser heeft op 7 januari 2013 een locatie opgegeven, maar werd tijdens controles op 14 en 15 januari niet op deze locatie aangetroffen. Verweerder heeft vervolgens de bijstandsaanvraag geweigerd, stellende dat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door niet door te geven dat hij niet op de opgegeven locatie verbleef.
De rechtbank oordeelde dat verweerder in strijd met zijn eigen beleid had gehandeld. Het beleid vereiste dat daklozen hun verblijfplaats voor de komende nacht dienden door te geven, maar verweerder had eiser niet de mogelijkheid geboden om dit te doen, aangezien hij geen bereikbaar telefoonnummer had. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit vernietigd moest worden, omdat verweerder onvoldoende maatwerk had geleverd en niet had voldaan aan de vereisten van de WWB en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die op € 944,- zijn vastgesteld. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.