In deze zaak vorderde eiseres, een minderjarige, de vernietiging van lease-overeenkomsten die door haar wettelijke vertegenwoordiger waren ondertekend. De kantonrechter oordeelde dat de lease-overeenkomsten rechtsgeldig waren vernietigd omdat de wettelijke vertegenwoordiger geen toestemming van de kantonrechter had verkregen, zoals vereist onder artikel 1:345 BW. Dit leidde tot de verplichting voor Dexia om alle betalingen die door eiseres op basis van deze overeenkomsten waren gedaan, te restitueren. Eiseres had in totaal € 9.116,50 aan termijnen en € 4.748,52 aan restschuld aan Dexia betaald, terwijl zij ook € 519,67 aan dividenden had ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat Dexia het totaalbedrag van € 13.345,35 aan eiseres moest terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf het moment dat Dexia in verzuim was geraakt. De vordering van eiseres om de registratie bij het BKR te laten verwijderen werd afgewezen, omdat Dexia had gesteld dat er geen registratie meer bestond. De kantonrechter wees ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af, omdat onvoldoende bewijs was geleverd van de gemaakte kosten. Dexia werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak werd gedaan op 4 september 2013.