2.1.Met ingang van 1 augustus 2006 zijn [eiser] en [gedaagde] een samenwerking aangegaan in de vorm van een [bedrijf] In de vennootschapsakte van 16 januari 2007 zijn, voor zover van belang, de volgende bepalingen opgenomen:
1. De vennootschap eindigt door:
(…)
b. een daartoe strekkende beslissing overeenkomstig het in lid 3 bepaalde;
(…)
3. Ieder van de vennoten heeft het recht een verzoek te doen tot onmiddellijke ontbinding van de vennootschap:
a. bij niet nakoming of overtreding door de andere vennoot van één of meer der in deze akte gemaakte bepalingen;
b. indien het vermogen van de andere vennoot gedeeltelijk onder bewind gesteld wordt als bedoeld in artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek.
(…)
Voortzetting en overneming:
Artikel 12:
1. Ingeval de vennootschap eindigt op grond van het bepaalde in artikel 10 lid 1 sub b, heeft degene die het verzoek gedaan heeft en indien de vennootschap eindigt op grond van het overigens in dat lid bepaalde heeft de andere vennoot het recht de vennootschap (…) voort te zetten (…).
2. Ingeval een vennoot van zijn recht tot voortzetting van de onderneming van de vennootschap gebruik maakt overeenkomstig het hiervoor bepaalde, zullen al haar activa (…) door hem worden overgenomen van de andere vennoot (…) onder verplichting voor de overnemende vennoot tot voldoening van al haar schulden en om aan de andere vennoot (…) uit te keren het bedrag dat deze toekomt overeenkomstig het in artikel 11 bepaalde [het deel van het vermogen van de vof waartoe de vennoot is gerechtigd bij het eindigen van de vennootschap, rb].
(…)
1. Moet een uitkering plaatsvinden als in het volgende artikel bedoeld, dan zal deze moeten geschieden in vijf jaarlijkse gelijke termijnen (…).
(…)”