Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1],
1.De procedure
Ter zitting waren aanwezig:
2.De feiten
Artikel 11. Vervroegde opeisbaarheid
De heer [B] geeft desgevraagd aan niet naar de letter van de brief van
De verkoopopbrengst van bijna € 200.000,- (…) is naar uw bank overgemaakt. Uit dat bedrag zouden de resterende zakelijke hypotheken worden afgelost, € 47.000,-- aan Bruna worden betaald en € 30.000,- worden afgelost op de persoonlijke lening van cliënt voor zijn boot.”
Zakelijke rekening [nummer 3] ten name van [vennootschap eiser 1] € 50.794,92
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
aflossing van twee rekening courant kredieten lopend bij de ING ten bedrage van
een financiering door [eiser 1] in eerdere jaren in privé opgenomen bij de ING”nu deze wordt vermeld naast het krediet voor de eenmanszaak van [eiser 1]. [eiser 1] c.s. heeft echter niet gesteld en/of toegelicht waarom ook die lening tijdens de bespreking aan de orde zou zijn geweest en waarom hij door het niet aanwenden van de verkoopopbrengst voor de gedeeltelijke aflossing daarvan benadeeld zou zijn. Nu de bespreking met name de mogelijke voortzetting van de bedrijfsvoering betrof en de opzeggingen van 8 januari 2013 gingen om de zakelijke leningen – weliswaar gedeeltelijk aan [eiser 1] in persoon verstrekt, waar zij de eenmanszaak betroffen – en geen betrekking hadden op de lening voor de boot, is veeleer aannemelijk dat, zoals ING stelt, was afgesproken dat de opbrengst van de [adres 2] voor de zakelijke schulden zou worden aangewend. In die context en op basis van het verslag van 7 februari 2013 dat van (de accountant van) [eiser 1] zelf afkomstig is, kan niet worden geconcludeerd dat ING bij de verdeling van de opbrengst in strijd met die afspraken heeft gehandeld. Overigens valt op dat in dat verslag noch de vordering op [vennootschap eiser 1], noch het uitstaande bedrag van de lening voor de boot, is vermeld, waardoor ten onrechte het beeld lijkt te ontstaan dat de vordering van € 174.302,95 de totale vordering van ING betrof.
opzeggingvan de kredietrelatie (voorlopig) heeft gehandhaafd, maar alleen de
opeisingvan de bedragen heeft opgeschort. Volgens ING zou daarnaast worden bekeken of zij de financiering van [eiser 1] c.s. zou kunnen voortzetten, wat het geval zou kunnen zijn geweest als dat gezien de bedrijfsvoering van [eiser 1] verantwoord zou zijn. Met het oog daarop was volgens ING afgesproken dat [eiser 1] ING zou voorzien van nadere financiële informatie. Op basis van die door [eiser 1] c.s. vervolgens verstrekte gegevens is ING uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat van een verantwoorde hervatting van de financiering geen sprake kon zijn. Deze lezing van ING over de gemaakte afspraken komt niet onaannemelijk voor. [eiser 1] c.s. heeft het tegendeel – dat de kredietverstrekking door ING voorlopig gecontinueerd zou worden – voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ook de passages in het verslag van 7 februari 2013 daaromtrent, te weten:
“
De heer [B] geeft desgevraagd aan niet naar de letter van de brief van