ECLI:NL:RBAMS:2013:6034

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2013
Publicatiedatum
19 september 2013
Zaaknummer
C/13/543516 / KG ZA 13-711 CB/PV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot lijfsdwang in verband met postzegelfraude door Vago c.s. tegen PostNL

In deze zaak vorderde PostNL, vertegenwoordigd door de advocaten mr. T.R.B. de Greve, een uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de veroordelingen uit een eerder vonnis van 10 april 2013. Dit vonnis had Vago B.V. en Philamunt B.V. veroordeeld tot het afgeven van valse postzegels en de materialen die gebruikt zijn voor de vervaardiging daarvan. De gedaagden, Vago B.V. en Philamunt B.V., hebben niet voldaan aan deze veroordelingen, wat PostNL noopte om lijfsdwang te vorderen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vorderingen van PostNL, gezien de aanhoudende mogelijkheid van verdere postzegelfraude. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden inbreuk hadden gemaakt op de auteursrechten van PostNL en onrechtmatig hadden gehandeld. De vorderingen tot lijfsdwang werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de gedaagden onvoldoende hadden aangetoond dat zij niet in staat waren om aan de bevelen te voldoen. De rechtbank legde een maximum van 30 dagen lijfsdwang op voor de niet-nakoming van de bevelen uit het eerdere vonnis. Tevens werd een dwangsom van €1.000,- per dag opgelegd voor het niet voldoen aan de informatieverplichtingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel,
zaaknummer / rolnummer: C/13/543516 / KG ZA 13-711 CB/PV
Vonnis in kort geding van 5 juli 2013
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
POSTNL N.V.,
gevestigd te Den Haag,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KONINKLIJKE POSTNL B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseressen bij gelijkluidende dagvaardingen van 13, 14, 18 en 19 juni 2013,
advocaat mr. T.R.B. De Greve te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAGO B.V.,
gevestigd te Sittard,
niet verschenen,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats],
advocaat mr. H.M.J. Offermans te Roermond,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PHILAMUNT B.V.,
gevestigd te Sittard,
advocaat mr. J.A. Houben- Timmermans te Sittard,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [plaats],
advocaat mr. J.A. Houben- Timmermans te Sittard,
gedaagden.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 27 juni 2013 hebben eiseressen, verder gezamenlijk te noemen PostNL, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De verschenen gedaagden, verder te noemen [gedaagde 2], Philamunt en [gedaagde 4], hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Tegen de niet-verschenen gedaagde sub 1, verder te noemen Vago, is verstek verleend. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk ook als Vago c.s. worden aangeduid.
Partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren, voor zover van belang, aanwezig:
aan de zijde van PostNL: [A], [functie], [B], werkzaam bij de politie, mr. De Greve,
aan de zijde van [gedaagde 2], Philamunt en [gedaagde 4]: [gedaagde 2], mr. Offermans, [gedaagde 4] en mr. J. Houben-Timmermans.

2.De feiten

2.1.
PostNL is in Nederland op grond van de Postwet als enige exclusief gerechtigd om postzegels te vervaardigen, te verspreiden en ter verspreiding in voorraad te houden. Daarnaast beschikt PostNL over een exclusieve licentie van de auteursrechthebbenden om de verschillende ontwerpen van postzegels als postzegel uit te geven.
2.2.
[gedaagde 4] is sinds 22 februari 2008 statutair bestuurder en enig aandeelhouder van Philamunt.
2.3.
[gedaagde 2] is sinds 28 september 2011 statutair bestuurder en enig aandeelhouder van Vago.
2.4.
Medio 2011 werd PostNL door bedrijven geattendeerd op mogelijk gebruik van valse postzegels. Uit onderzoek dat PostNL vervolgens heeft uitgevoerd is gebleken dat op grote schaal valse postzegels in omloop zijn die op professionele wijze zijn vervaardigd en op het eerste gezicht niet van echt zijn te onderscheiden. De valse postzegels lichtten niet helder op onder fluorescerend licht, zoals dat wel het geval is bij originele postzegels. Verder reflecteerden de valse postzegels licht, terwijl originele postzegels dit niet doen omdat zij voorzien zijn van een matte fosforlaag die reflectie voorkomt. Tenslotte hadden de valse postzegels een andere kartering en mate van scheuring dan de originele postzegels. Het betreft hier vervalsingen van de postzegels met daarop het portret van H.M. de Koningin, ontworpen door [C] (hierna [C]), op basis van een fotografisch portret gemaakt door [D] (hierna [D]) en waarvan de typografie van letters en cijfers zijn ontworpen door [E] (hierna [E]). Daarnaast gaat het om vervalsingen van de zogenoemde zakenzegel (de [F]-zegel) van 44 eurocent, ontworpen door [F] (hierna [F]). De valse postzegels waren op geprefabriceerde stickervellen geplakt (variërend in totale waarde) met meestal één echte postzegel, waarmee de geautomatiseerde controlesystemen van PostNL konden worden omzeild.
2.5.
Op 9 december 2011 heeft PostNL op het adres [adres 1] te [plaats], alwaar een bedrijfsruimte door [gedaagde 4] Holding B.V. werd verhuurd aan Verzendpro (een onderneming van Vago), een proefaankoop gedaan. De daar gekochte postzegels bleken na onderzoek vals te zijn.
2.6.
Op 9 december 2011 heeft PostNL bij de politie aangifte gedaan van fraude.
2.7.
Na daartoe op 16 december 2011 en 19 december 2011 (ten aanzien van [gedaagde 4]) verkregen verlof heeft PostNL op 19 december 2011 conservatoir beslag tot afgifte en conservatoir bewijsbeslag laten leggen op de aanwezige postzegels, documentatie en administratie op een zevental adressen van Vago c.s. Tevens heeft PostNL conservatoir beslag onder banken laten leggen ten laste van ieder van Vago c.s.
2.8.
Het Openbaar Ministerie is een strafrechtelijk onderzoek gestart naar
Vago c.s. PostNL heeft alle zaken, bescheiden en overige administratie die zij op 19 december 2011 in beslag heeft genomen aan het Openbaar Ministerie afgegeven.
2.9.
Bij dagvaardingen van 24 februari 2012 is PostNL bij deze rechtbank een bodemprocedure tegen Vago c.s. gestart.
2.10.
Bij vonnis van 10 april 2013 heeft deze rechtbank, voor zover hier van belang, het navolgende overwogen en beslist:

4.3. Artikel 6:166, eerste lid, BW bepaalt dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
4.4.
Nu Vago en [gedaagde 2] in dit geding niet zijn verschenen en de stellingen van PostNL niet hebben weersproken, wordt tegen de achtergrond van de hiervoor onder 2 weergegeven feiten als onweersproken vastgesteld dat Vago en [gedaagde 2] verantwoordelijk zijn voor de geconstateerde postzegelfraude. Vago en [gedaagde 2] hebben daarmee inbreuk gemaakt op de auteursrechten van PostNL en onrechtmatig jegens PostNL gehandeld. De vorderingen jegens Vago en [gedaagde 2] komen niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze toewijsbaar zijn, doch met uitzondering van de hierna te bespreken vorderingen jegens hen. In dit geding ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of naast Vago en [gedaagde 2] ook Philamunt en [gedaagde 4] terzake van de geconstateerde postzegelfraude een verwijt kan worden gemaakt, nu PostNL dit heeft gesteld maar Philamunt en [gedaagde 4] dit hebben betwist.
(…)
4.14.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde 4] en Philamunt op belangrijke onderdelen geen gemotiveerd verweer hebben gevoerd, reden waarom PostNL wordt gevolgd in haar stelling dat Philamunt en [gedaagde 4] samenwerkten met Vago en [gedaagde 2] in de postzegelfraude en daarmee eveneens inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten van PostNL en onrechtmatig jegens PostNL gehandeld.
(…)
Lijfsdwang
4.26.
De door PostNL gevorderde lijfsdwangveroordelingen jegens [gedaagde 4] en [gedaagde 2] zullen worden afgewezen. In acht genomen dat lijfsdwang een ultimum remedium is, heeft PostNL onvoldoende gesteld om reeds op dit moment aan te nemen dat de dwangsomveroordeling onvoldoende prikkel zal zijn om aan de veroordelingen in dit vonnis te voldoen. De gevorderde lijfsdwangveroordelingen zijn daarom niet toewijsbaar.(…)
5. De Beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt Vago c.s. hoofdelijk om aan PostNL te voldoen alle geleden en nog te lijden schade dan wel tot afdracht van de ten gevolge van de inbreuk op de auteursrechten van PostNL genoten winst, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 februari 2012 tot de dag der algehele voldoening, een en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.2.
veroordeelt Vago c.s. hoofdelijk om als voorschot op de schadevergoeding als bedoeld onder 5.1 aan PostNL te voldoen een bedrag van € 2.600.000,- (zegge: twee miljoen zeshonderdduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2012 tot de dag der algehele voldoening;
5.3.
beveelt dat Vago c.s. binnen vijf (5) werkdagen na betekening van dit vonnis al haar afnemers schriftelijk verzoekt, onder overlegging van een kopie van dit vonnis, de door of wegens Vago c.s. geleverde valse postzegels met daarop de vermelding “Nederland”, waaronder alle vervalsingen en andersoortige verveelvoudiging van de Beatrix-zegels en [F zegels] (hierna gezamenlijk steeds aan te duiden als: de valse postzegels), zo spoedig mogelijk aan PostNL te retourneren op het adres van haar advocaat (mr. T.R.B. de Greve, Stibbe NV, Stawinskylaan 2001 te 1077 ZZ Amsterdam), onder aanbieding door Vago c.s. aan die afnemers van vergoeding van de van de aan terugzending verbonden transportkosten en voorts de advocaat van PostNL binnen voornoemde termijn kopie te verstrekken van ieder van de voornoemende schriftelijke verzoeken;
5.4
beveelt Vago c.s. om binnen vierentwintig uren na betekening van dit vonnis alle zich onder hen bevindende valse postzegels aan PostNL af te geven op het adres van haar advocaat;
5.5.
beveelt Vago c.s. om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan ieder van de gerechtelijk bewaarders schriftelijk en ondubbelzinnig opdracht te geven om de in beslag genomen valse postzegels aan PostNL zo spoedig mogelijk ter hand te stellen;
5.6.
beveelt Vago c.s. om direct na betekening van dit vonnis alle valse postzegels die door derden aan Vago c.s. worden geretourneerd binnen vierentwintig uren na ontvangst aan PostNL af te geven op het adres van haar advocaat;
5.7.
beveelt Vago c.s. om binnen vierentwintig uren na betekening van dit vonnis alle werktuigen, materialen en overige productiemiddelen die zijn gebruikt voor het vervaardigen van valse postzegels, die zich bij en/of in de macht van Vago c.s. bevinden aan PostNL af te geven op het adres van haar advocaat;
5.8.
beveelt Vago c.s. om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan ieder van de gerechtelijk bewaarders schriftelijk en ondubbelzinnig opdracht te geven om alle in beslag genomen werktuigen, materialen en overige productiemiddelen die zijn gebruikt voor het vervaardigen van valse postzegels aan PostNL zo spoedig mogelijk ter hand te stellen;
5.9.
gebiedt Vago c.s. met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden iedere inbreuk op de aan PostNL respectievelijk [C], [D] en [E] toekomende rechten ter zake van de in het lichaam van de dagvaarding omschreven werken, meer in het bijzonder (maar niet beperkt tot):
a. ieder vervalsen dan wel anderszins verveelvoudigen, van enige Beatrix-zegel en [F]-zegel; alsmede
b. ieder invoeren, uitvoeren, in voorraad houden, aanbieden, in het verkeer brengen, verspreiden, verhandelen en (anderszins) openbaar maken van vervalsingen van enige Beatrix-zegel en/of [F]-zegel;
alsmede ieder vervalsen dan wel anderszins verveelvoudigen van enige andere postzegel met daarop de vermelding “Nederland” en ieder invoeren, uitvoeren, in voorraad houden, aanbieden, in het verkeer brengen, verspreiden, verhandelen en (anderszins) openbaar maken daarvan;
5.10.
gebiedt Vago c.s. hoofdelijk met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden iedere dienst welke door derden wordt gebruikt om inbreuk op de aan PostNL respectievelijk [C], [E] en [D] toekomende rechten ter zake van de in het lichaam van de dagvaarding omschreven werken te maken, meer in het bijzonder (maar niet beperkt tot):
a. iedere dienst houdende het vervalsen dan wel anderszins verveelvoudigen, van enige Beatrix-zegel en [F]-zegel; alsmede
b. iedere dienst houdende het invoeren, uitvoeren, in voorraad houden, aanbieden, in het verkeer brengen, verspreiden, verhandelen en (anderszins) openbaar maken van vervalsingen van enige Beatrix-zegel en/of [F]-zegel;
alsmede iedere dienst houdende het vervalsen dan wel anderszins verveelvoudigen van enige andere postzegel met daarop de vermelding “Nederland” en iedere dienst houdende het invoeren, uitvoeren, in voorraad houden, aanbieden, in het verkeer brengen, verspreiden, verhandelen en (anderszins) openbaar maken daarvan;
5.11.
machtigt PostNL om de kopieën van de in beslaggenomen documentatie (zoals gedefinieerd in het beslagverlof van 16 december 2011 en het aanvullend beslagverlof van 19 december 2011), die zich bevinden onder de gerechtelijk bewaarders, onder zich te nemen en te bestuderen;
5.12.
beveelt Vago c.s. om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan ieder van de gerechtelijk bewaarders schriftelijk en ondubbelzinnig opdracht te geven om de kopieën van de in beslag genomen documentatie zo spoedig mogelijk aan PostNL ter hand te stellen;
5.13.
beveelt Vago c.s. van de onder 5.12 genoemde opdracht afschrift te verstrekken aan de advocaat van PostNL;
5.14.
beveelt Vago c.s. hoofdelijk om binnen veertien (14) dagen na betekening van dit vonnis bij de advocaat van PostNL een schriftelijke, door een in Nederland gevestigde registeraccountant geaccordeerde en ondertekende opgave te laten afleveren, met aanhechting van kopie van alle ter staving van deze opgave relevante bescheiden, van:
a. het totale aantal valse postzegels met daarop de vermelding “Nederland”, waaronder alle vervalsingen en andersoortige verveelvoudigingen van de Beatrix-zegels en [F]-zegels, dat door Vago c.s. aan afnemers is afgeleverd vanaf 1 januari 2009 tot het moment van betekening van dit vonnis (uitgesplitst per variant);
b. het totale aantal valse postzegels met daarop de vermelding “Nederland”, waaronder alle vervalsingen en andersoortige verveelvoudigingen van de Beatrix-zegels en [F]-zegels, dat Vago c.s. in voorraad houden op het moment van betekening van dit vonnis (uitgesplitst per variant);
c. het totale aantal valse postzegels met daarop de vermelding “Nederland”, waaronder alle vervalsingen en andersoortige verveelvoudigingen van de Beatrix-zegels en [F]-zegels, dat Vago c.s. hebben vervaardigd vanaf 1 januari 2009 tot het moment van betekening van dit vonnis (uitgesplitst per variant);
d. specificatie en hoeveelheid van de door Vago c.s. gebruikte materialen en werktuigen die voornamelijk bij de vervaardiging van vervalsingen van postzegels met daarop de vermelding “Nederland”, althans van enige Beatrix-zegels en/of [F]-zegel zijn gebruikt;
e. de namen en adressen van alle (rechts-)personen in en buiten Nederland aan wie Vago c.s. één of meer valse postzegels met daarop de vermelding “Nederland”, waaronder alle vervalsingen en andersoortige verveelvoudigingen van de Beatrix-zegels en [F]-zegels, hebben afgenomen (uitgesplitst per variant);
f. de namen en adressen van alle (rechts-)personen in en buiten Nederland door wie Vago c.s. één of meer valse postzegels met daarop de vermelding “Nederland”, waaronder alle vervalsingen en andersoortige verveelvoudigingen van de Beatrix-zegels en [F]-zegels, hebben laten vervaardigen (uitgesplitst per variant);
g. de namen en adressen van alle (rechts-)personen in en buiten Nederland van wie Vago c.s. materialen of werktuigen heeft afgenomen die voornamelijk bij de vervaardiging van vervalsingen van postzegels met daarop de vermelding “Nederland” zijn gebruikt; en
h. het totale bedrag van de door Vago c.s. als gevolg van de in het lichaam van de dagvaarding omschreven handelingen behaalde omzet en genoten winst;
5.15.
beveelt Vago c.s. om binnen dertig (30) dagen na betekening van dit vonnis aan PostNL een door een in Nederland gevestigde registeraccountant geaccordeerde en ondertekende, volledige, deugdelijke en aan de hand van complete verificatoire bescheiden onderbouwde rekening en verantwoording af te leggen met betrekking tot de ten gevolge van het gebruik van de auteursrechten van PostNL zoals beschreven in de dagvaarding genoten winst (met specificaties van de ieder jaar genoten bruto winst en jaarlijks genoten netto winst) af te leggen;
5.16.
beveelt Vago c.s. om binnen dertig (30) dagen na betekening van dit vonnis om al hetgeen Vago c.s. bekend is omtrent de herkomst en de distributiekanalen van de goederen en diensten, waaronder de valse postzegels waarmee de inbreuken, zoals in het lichaam van de dagvaarding omschreven, is gepleegd, aan PostNL schriftelijk mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan PostNL te verstrekken door deze af te geven op het adres van haar advocaat;
5.17.
bepaalt dat Vago c.s. een dwangsom verbeurt van € 50.000,- per keer dat Vago c.s. geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met de hiervoor onder 5.9 en 5.10 gegeven veroordelingen en dat Vago c.s. een dwangsom verbeurt van € 50.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Vago c.s. nalaat aan de veroordelingen onder 5.3 t/m 5.8 en 5.12 t/m 5.16 te voldoen, zulks gezamenlijk met een maximum van € 1.000.000,-.
5.18.
veroordeelt [gedaagde 2] en Vago om binnen vijf dagen na betekening aan de deurwaarder die dit vonnis aan [gedaagde 2] en Vago betekent, schriftelijk, nauwkeurig en gespecificeerd inlichtingen en opgave omtrent al zijn/haar binnen- en buitenlandse inkomens- en vermogensposities en omtrent voor verhaal vatbare binnen- en buitenlandse goederen te verstrekken; in ieder geval ten aanzien van de navolgende informatie en bescheiden:
- alle (voorwaardelijke) aanspraken van [gedaagde 2] en Vago jegens bancaire instellingen, met vermelding van de grondslag van deze aanspraken, waaronder onder meer begrepen rekening-courant verhoudingen;
- de meest recente kasstromen (kasstroomoverzicht) alsmede alle bekende en verwachte toekomstige kasstromen met betrekking tot [gedaagde 2] en Vago;
- alle debiteuren van [gedaagde 2] en Vago, waaronder onder meer begrepen (voormalig) bestuursleden en aandeelhouders, met vermelding van de grondslag en omvang van de vorderingen;
- alle intellectuele eigendomsrechten waar [gedaagde 2] en Vago aanspraken op hebben of zullen verkrijgen, waaronder octrooien, handelsmerken, handelsnamen en bedrijfsnamen, logo’s, domeinnamen, auteursrechten, modelrechten, databaserechten, computersoftware, uitvindingen, know-how en alle soortgelijke eigendomsrechten telkens ongeacht of deze geregistreerd zijn, indien van toepassing onder vermelding van eventueel daarop rustende rechten van derden, inclusief vermelding van de boekwaarde van deze rechten en voorzien van alle op enig moment opgestelde waarderingsrapporten, die op deze rechten betrekking hebben; en
- alle overige activa in het bezit van [gedaagde 2] en Vago, indien van toepassing onder vermelding van eventueel daarop rustende rechten van derden, inclusief vermelding van de boekwaarde van de activa en voorzien van alle op enig moment opgestelde waarderingsrapporten, die op deze activa betrekking hebben;
5.19.
bepaalt dat [gedaagde 2] en Vago een dwangsom verbeuren van€ 25.000,- per dag of gedeelte van een dag dat zij nalaten aan de hiervoor onder 5.18 gegeven veroordeling te voldoen met een maximum van€ 500.000,-;
(…)
5.22.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.11.
PostNL heeft het vonnis van 10 april 2013 op 11 april 2013 aan Vago c.s. laten betekenen. Daarbij is met betrekking tot [gedaagde 2] het vonnis op
11 april 2013 ook openbaar betekend, door middel van betekening van het vonnis aan het parket van de rechtank Amsterdam. In verband daarmee is op 15 april 2013 een advertentie in dagblad Het Parool geplaatst.

3.Het geschil

3.1.
PostNL vordert  samengevat -:
Primair:
I. dat de veroordelingen, bevelen en verboden onder 5.3 t/m 5.10, 5.12 t/m 5.16 en 5.18 van het bodemvonnis van 10 april 2013 ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 4] uitvoerbaar bij onmiddellijke lijfsdwang worden verklaard en dat verlof ex art. 591 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt verleend tot dadelijke tenuitvoerlegging;
II. dat alle veroordelingen zoals opgenomen in het bodemvonnis van
10 april 2013 onder 5.3 t/m 5.10, 5.12 t/m 5.16 en 5.18 ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 4] onmiddellijk worden versterkt met dertig (30) dagen lijfsdwang per keer of dag of gedeelte van een dag dat geheel of gedeeltelijk in strijd wordt gehandeld met een of meer van vorenstaande veroordelingen zoals opgenomen in het bodemvonnis van 10 april 2013;
III. dat ieder van de gedaagden wordt veroordeeld om onmiddellijk aan de advocaat van PostNL (mr. T.R.B. de Greve), althans aan PostNL, althans aan de deurwaarder dit vonnis aan hem/haar betekent, althans op een wijze zoals door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen, onmiddellijk schriftelijk, nauwkeurig en gespecificeerd inlichtingen en opgave omtrent ieders respectievelijke binnen- en buitenlandse inkomens- en vermogensposities en omtrent voor verhaal vatbare binnen- en buitenlandse goederen en dieren te verstrekken; waaronder in ieder geval ten aanzien van de navolgende informatie en bescheiden:
a. alle (voorwaardelijke) aanspraken van ieder van gedaagden jegens
bancaire instellingen, met vermelding van de grondslag van deze
aanspraken, waaronder onder meer begrepen rekening-courant
verhoudingen;
b. de meest recente kasstromen (kasstroomoverzicht) alsmede alle bekende en verwachte toekomstige kasstromen met betrekking tot ieder van gedaagden;
c. alle debiteuren van ieder van gedaagden, waaronder onder meer begrepen (voormalig) bestuursleden en aandeelhouders, met vermelding van de grondslag en omvang van de vorderingen;
d. alle intellectuele eigendomsrechten waar (een of meer van) gedaagden aanspraken op hebben of zullen verkrijgen, waaronder octrooien, handelsmerken, handelsnamen en bedrijfsnamen, logo' s, domeinnamen, auteursrechten, modelrechten, databaserechten, computersoftware, uitvindingen, know-how en alle soortgelijke eigendomsrechten telkens ongeacht of deze geregistreerd zijn, indien van toepassing onder vermelding van eventueel daarop rustende rechten van derden, inclusief vermelding van de boekwaarde van deze rechten en voorzien van alle op enig moment opgestelde waarderingsrapporten, die op deze rechten betrekking hebben; en
e. alle overige activa in het bezit van ieder van Vago c.s., indien van
toepassing onder vermelding van eventueel daarop rustende rechten van derden, inclusief vermelding van de boekwaarde van de activa en
voorzien van alle op enig moment opgestelde waarderingsrapporten, die op deze activa betrekking hebben;
en vervolgens telkens na verloop van dertig (30) dagen wederom en op gelijke wijze schriftelijk, nauwkeurig en gespecificeerd inlichtingen en opgave omtrent zijn/haar alsdan actuele binnen- en buitenlandse inkomens- en vermogensposities en omtrent voor verhaal vatbare binnen- en buitenlandse goederen en dieren te verstrekken tot het moment dat geheel is voldaan aan de betalingsverplichtingen jegens PostNL;
IV. dat aan ieder van voornoemde veroordelingen een dwangsom wordt verbonden van EUR 250.000,- per dag of gedeelte daarvan dat niet of niet geheel aan deze veroordeling wordt voldaan;
V. dat aan ieder van deze veroordelingen, voor zover het [gedaagde 2] en [gedaagde 4] betreft, een lijfsdwang wordt verbonden van dertig (30) dagen per keer of dag of gedeelte van een dag dat deze gedaagde(n) geheel of gedeeltelijk in strijd handelen met een of meer van vorenstaande veroordelingen;
Subsidiair:
VI. althans dat steeds die voorzieningen, waaronder voorlopige voorzieningen ex art. 223 Rv., en/of bevelen en/of verboden en/of veroordelingen, worden uitgesproken en aan ieder van de gedaagden, zo veel als mogelijk hoofdelijk en onmiddellijk, op te leggen, en ieder van die voorzieningen, bevelen, verboden en veroordelingen te versterken door een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen eenmalige dwangsom, voorts een periodieke dwangsom; en voorts ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 4] tevens op straffe van onmiddellijke lijfsdwang;
Zowel primair als subsidiair:
VII. te bepalen dat het vonnis op alle dagen en uren ten uitvoer mag worden gelegd, in dat kader op alle dagen en uren exploten mogen worden gedaan en verlof ex art. 591 lid I Rv te verlenen tot dadelijke tenuitvoerlegging; en
VIII. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde 2], Philamunt en [gedaagde 4] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.
Op 12 juni 2013 heeft de voorzieningenrechter aan PostNL verlof verleend om Vago c.s. op verkorte termijn te dagvaarden. Een van de voorwaarden die daarbij door de voorzieningenrechter aan PostNL zijn gesteld, is dat de dagvaarding aan de “buitenlandse” gedaagden uiterlijk op 14 juni 2013 zou worden betekend. [gedaagde 2] heeft aangevoerd dat PostNL niet aan die voorwaarde heeft voldaan. Voor zover er vóór of op 14 juni 2013 een dagvaarding door PostNL aan hem is uitgebracht, zijn die dagvaardingen niet aan het juiste adres uitgebracht, stelt hij. Vanwege dat gebrek in de dagvaarding is PostNL daarom jegens hem niet ontvankelijk in haar vorderingen, aldus [gedaagde 2].
4.2.
Overwogen wordt dat PostNL de inleidende dagvaarding op 13 en 14 juni 2013, door middel van toezending door de deurwaarder van de dagvaardingen aan het Ambtsgericht Heinsberg in Duitsland, aan [gedaagde 2] op verschillende adressen in Duitsland heeft betekend. [gedaagde 2] heeft een uittreksel van de Duitse gemeente [plaats] overgelegd, waaruit blijkt dat hij vanaf 18 april 2013 als woonachtig op het adres Oligstraße 32 A in die gemeente staat geregistreerd. Uit de overgelegde stukken blijkt echter dat de dagvaarding ook aan het adres [adres 2] te [plaats] is uitgebracht, maar niet aan het adres [adres 2]. [gedaagde 2] wordt daarom in zoverre gevolgd in zijn stelling dat door PostNL aan de door de voorzieningenrechter gestelde voorwaarde om de dagvaarding op korte termijn te mogen uitbrengen, niet is voldaan. Nu [gedaagde 2] evenwel toch in dit kort geding is verschenen, dient op grond van artikel 122 Rv te worden beoordeeld of [gedaagde 2] door het gebrek in de dagvaarding in zijn belangen is geschaad. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval. Van belang daarvoor is uit het ter terechtzitting verhandelde niet is gebleken dat [gedaagde 2] door het gebrek in de dagvaarding en de kortere termijn waarin hij stelt zich voor dit kort geding te hebben kunnen voorbereiden, is bemoeilijkt in zijn verweer ter terechtzitting. Geoordeeld wordt daarom dat het gebrek in de dagvaarding met de verschijning van [gedaagde 2] ter terechtzitting is gedekt.
4.3.
[gedaagde 4] heeft aangevoerd dat in het vonnis van 10 april 2013 de thans gevorderde lijfsdwang reeds is afgewezen, dat PostNL die beslissing in hoger beroep dient aan te vechten en dat de vorderingen van PostNL in dit kort geding daarom niet ontvankelijk zijn.
4.4.
Overwogen wordt dat de bodemrechter in het vonnis van 10 april 2013 de gevorderde lijfsdwang heeft afgewezen, omdat de bodemrechter er toen nog vanuit ging dat de dwangsomveroordelingen in dat vonnis voldoende prikkel tot nakoming van het vonnis zouden zijn. Nu PostNL stelt dat die dwangsommen inmiddels maximaal zijn verbeurd en desondanks niet aan het vonnis is voldaan, heeft zij gelet op deze gewijzigde omstandigheden belang bij een nieuwe beoordeling van de door haar reeds eerder gevorderde lijfsdwang. Ingevolge het bepaalde in artikel 586 Rv dient daartoe de onderhavige procedure.
Bevoegdheid
4.5.
[gedaagde 2], Philamunt en [gedaagde 4] hebben voorts aangevoerd dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank niet bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. [gedaagde 2] voert in dat kader aan dat de Duitse rechter bevoegd is nu hij in Duitsland woonachtig is. [gedaagde 4] voert aan dat de Belgische rechter bevoegd is en Philamunt voert aan dat de rechtbank in Maastricht de bevoegde rechter is aangezien zij in Sittard is gevestigd.
4.6.
De stellingen van [gedaagde 2], Philamunt en [gedaagde 4] met betrekking tot de bevoegdheid hebben als uitgangspunt dat het onderhavige geschil een executiegeschil betreft. Zij worden daarin niet gevolgd. In het onderhavige geding ligt niet voor een in verband met de executie van het vonnis van
10 april 2013 tussen partijen gerezen geschil, als bedoeld in artikel 438, eerste lid, Rv juncto artikel 22, vijfde lid, van de EEX-verordening, maar is onder meer aan de orde de vraag, in aanvulling op het vonnis van 10 april 2013, of een aantal bevelen en veroordelingen in dat vonnis ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 4] uitvoerbaar bij lijfsdwang dienen te worden verklaard. Ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 4] betreft het hier derhalve een vordering als bedoeld in artikel 586 Rv. Daarnaast is aan de orde, ook in aanvulling op het vonnis van 10 april 2013, of aan een veroordeling aan Vago c.s. tot het verstrekken van informatie in dat vonnis een hogere dwangsom dient te worden verbonden. Grondslag van de vorderingen van PostNL is daarbij dat Vago c.s. met de uitgifte van valse postzegels onrechtmatig jegens haar handelt. Op grond van de artikelen 102 Rv en 5, derde lid, EEX-verordening is bij verbintenissen uit onrechtmatige daad mede bevoegd het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Nu de postzegels via internet zijn aangeboden kan het schade voortbrengende feit zich ook in het arrondissement Amsterdam hebben voorgedaan. De voorzieningenrechter acht zich daarom bevoegd om van de vorderingen van PostNL kennis te nemen.
Welk recht van toepassing
4.7.
[gedaagde 4] heeft aangevoerd dat nu hij in België woonachtig is en de betekening van het vonnis van 10 april 2013 ook in België heeft plaatsgevonden en hij daar tot nakoming is gemaand, in het onderhavige geschil Belgisch recht van toepassing is. Ook daarin wordt [gedaagde 4] niet gevolgd. Grondslag van de vorderingen van PostNL is een door Vago c.s. in Nederland begane onrechtmatige daad. Daarop is Nederlands recht van toepassing. Dat het Belgische recht lijfsdwang niet meer als executiemiddel kent en ook geen wettelijke verplichting kent om informatie te verschaffen over vermogens- en inkomenspositie, zoals door [gedaagde 4] aangevoerd, maakt dat niet anders. Dat is een mogelijk executieprobleem bij de tenuitvoerlegging van het vonnis in België, waar het onderhavige kort geding, zoals hiervoor reeds overwogen, niet op ziet.
Spoedeisend belang
4.8.
Anders dan van de zijde van [gedaagde 2], Philamunt en [gedaagde 4] aangevoerd wordt geoordeeld dat voldoende aannemelijk is dat PostNL een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Niet in geschil is immers dat aan een groot deel van de veroordelingen in het vonnis van 10 april 2013 niet is voldaan. Onder meer zijn de machine(s) waarmee de vervalste postzegels zijn gemaakt niet aan PostNL overhandigd. De mogelijkheid dat vervalste postzegels worden gemaakt en in omloop worden gebracht, is dus nog steeds aanwezig. Ook bestaat het gerechtvaardigde vermoeden dat er nog vele eerder vervaardigde valse postzegels op de markt zijn. Gelet hierop heeft PostNL een spoedeisend belang bij beoordeling van haar vorderingen.
Vorderingen PostNL
4.9.
De voorzieningenrechter begrijpt de vorderingen onder I en II in het petitum van de inleidende dagvaardingen van PostNL zo, dat zij vordert dat de veroordelingen, bevelen en verboden onder 5.3 t/m 5.10, 5.12 t/m 5.16 en 5.18 van het bodemvonnis van 10 april 2013 ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 4] onmiddellijk worden versterkt met dertig dagen lijfsdwang per keer of dag of gedeelte van een dag dat geheel of gedeeltelijk in strijd wordt gehandeld met een of meer van die veroordelingen en dat voor deze lijfsdwang verlof ex art. 591, eerste lid, Rv wordt verleend tot dadelijke tenuitvoerlegging.
4.10.
Toepassing van lijfsdwang betekent beneming van de persoonlijke vrijheid en kan daarom slechts aan de orde komen als er geen alternatief bestaat. Lijfsdwang is derhalve een zogenoemd ultimum remedium. Daarbij dient het belang van PostNL afgewogen te worden tegen het belang van [gedaagde 2] en [gedaagde 4] bij niet toepassing daarvan. Indien geoordeeld moet worden dat zij buiten staat zijn om aan het vonnis van 10 april 2013 te voldoen, behoort geen lijfsdwang te worden opgelegd.
4.11.
[gedaagde 2] heeft aangevoerd dat hij door een onjuiste betekening van het vonnis van 10 april 2013 door PostNL, pas zeer recent van het vonnis en de bevelen en veroordelingen daarin op de hoogte is geraakt. Door deze onjuiste betekening kan hem niet worden verweten het vonnis niet na te zijn gekomen, aldus [gedaagde 2].
Overwogen wordt dat het vonnis van 10 april 2013 op 11 april 2013 door PostNL aan [gedaagde 2] is betekend, door toezending door de deurwaarder van het vonnis aan het Ambtsgericht Heinsberg in Duitsland, ter verdere betekening aan onder meer het adres [adres 3] te [plaats], gemeente [plaats]. Uit het hiervoor reeds genoemde door [gedaagde 2] overgelegde uittreksel van de Duitse gemeente [plaats], blijkt dat [gedaagde 2] tot 18 april 2013 als woonachtig op dat adres stond ingeschreven. Op 19 april 2013 heeft het Ambtsgericht [plaats] het vonnis op het adres [adres 3] betekend. [gedaagde 2] stond daar op dat moment dus niet meer als woonachtig ingeschreven. In zoverre kan [gedaagde 2] worden gevolgd in zijn stelling dat het vonnis van 10 april 2013 door de Duitse autoriteiten niet geldig aan hem is betekend. Uit de stukken blijkt evenwel dat PostNL, omdat het werkelijk verblijf van [gedaagde 2] onbekend was, het vonnis tevens op 11 april 2013 aan [gedaagde 2] openbaar heeft betekend en dat op 15 april 2013 een advertentie in het dagblad Het Parool is geplaatst. [gedaagde 2] wordt niet gevolgd in zijn stelling dat dagblad Het Parool niet als een landelijk dagblad als bedoeld in artikel 54, tweede lid, Rv kan worden aangemerkt. Anders dan door [gedaagde 2] aangevoerd is het vonnis van 10 april 2013 voorshands dan ook rechtsgeldig aan hem betekend. Dat hij van het vonnis geen kennis zou hebben genomen, komt voor zijn risico.
4.12.
Kern van het verdere verweer van [gedaagde 2] en [gedaagde 4] is dat zij zich niet aan postzegelfraude hebben schuldig gemaakt. Ten aanzien daarvan wordt echter overwogen dat de bodemrechter in het vonnis van 10 april 2013 heeft geoordeeld dat [gedaagde 2] en [gedaagde 4] in de postzegelfraude hebben samengewerkt, daarmee inbreuk hebben gemaakt op de auteursrechten van PostNL en onrechtmatig jegens PostNL hebben gehandeld. De voorzieningenrechter dient in dit kort geding in beginsel zijn beoordeling af te stemmen op dat oordeel van de bodemrechter. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit beginsel, hetgeen onder meer het geval zal kunnen zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust. Dat in het vonnis van
10 april 2013 een degelijke klaarblijkelijke misslag is begaan, hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 4] niet aannemelijk gemaakt. Uitgangspunt bij de verdere beoordeling is daarom dat Vago c.s. en dus ook [gedaagde 2] en [gedaagde 4] zich hebben schuldig gemaakt aan postzegelfraude en moeten voldoen aan de tegen hen uitgesproken veroordelingen, die uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard. Hierna zullen de bevelen en verboden onder 5.3 t/m 5.10, 5.12 t/m 5.16 en 5.18 in het bodemvonnis van 10 april 2013 afzonderlijk worden langsgelopen om te beoordelen of de door PostNL gevorderde lijfsdwang aan de nakoming daarvan dient te worden verbonden.
4.13.
In onderdeel 5.3. is Vago c.s het bevel gedaan om binnen vijf dagen al haar afnemers schriftelijk te verzoeken de vervalste postzegels zo spoedig mogelijk te retourneren. Niet in geschil is dat aan die veroordeling niet is voldaan. [gedaagde 2] en [gedaagde 4] hebben aangevoerd dat hun administratie in beslag is genomen, eerst door PostNL en daarna door de officier van justitie, en dat zij daarom niet in staat zijn om een hun afnemers een dergelijk verzoek te doen. Ten aanzien daarvan wordt overwogen dat het op zich niet onbegrijpelijk is dat zij door het beslag op hun administratie bemoeilijkt worden in hun mogelijkheden om afnemers van postzegels aan te schrijven. Onvoldoende aannemelijk is echter dat zij ondanks de inbeslagname van de administratie, in het geheel niet in staat zijn geweest om aan het bevel in 5.3. van het vonnis van 10 april 2013 te kunnen voldoen. Door [gedaagde 2] en [gedaagde 4] is niet betwist, zoals door PostNL aangevoerd, dat Vago c.s. na het beslag nog steeds toegang tot hun (digitale) bankafschriften hadden en dat daarin namen van afnemers terug te vinden zijn. Verwacht had dan ook mogen worden dat [gedaagde 2] en [gedaagde 4], als bestuurders van Vago en Philamunt, aan de hand daarvan in ieder geval een aantal afnemers zouden hebben aangeschreven. Ook hadden zij (eerder) om inzage in en teruggave van hun administratie kunnen verzoeken. Nu ondanks de aan het bevel verbonden dwangsom geen enkele afnemer is aangeschreven en daarnaast voldoende aannemelijk is dat PostNL er belang bij heeft dat [gedaagde 2] en [gedaagde 4] hun afnemers aanschrijven om zodoende valse postzegels uit de omloop te kunnen halen, dient het belang van PostNL bij de gevorderde lijfsdwang zwaarder te wegen dan het belang van [gedaagde 2] en [gedaagde 4]. Dat de gezondheid van [gedaagde 2], zoals door hem aangevoerd, het niet toelaat dat op hem lijfsdwang wordt toegepast, is onvoldoende aannemelijk. Daarbij is van belang dat gesteld noch gebleken is dat de voorlopige hechtenis waarin [gedaagde 2] vanwege het onderzoek naar de postzegelfraude heeft gezeten, te belastend voor zijn gezondheid is geweest. Ook kan [gedaagde 2] lijfsdwang voorkomen door te voldoen aan de veroordeling(en). De gevorderde lijfsdwang zal voor dit onderdeel daarom worden toegewezen.
4.14.
Niet in geschil is dat het aan Vago c.s. in 5.4. in het vonnis van 10 april 2013 gegeven bevel tot afgifte van valse postzegels niet is nagekomen. Voor zover zij hebben aangevoerd niet in het bezit te zijn van valse postzegels geldt, zoals hiervoor reeds overwogen, dat in dit kort geding de bodemrechter dient te worden gevolgd. De bodemrechter heeft in het vonnis van 10 april 2013 heeft geoordeeld dat [gedaagde 2] en [gedaagde 4] in de postzegelfraude hebben samengewerkt. Uitgangspunt is derhalve dat [gedaagde 2] en [gedaagde 4] in bezit van valse postzegels zijn geweest. Waarom zij daar thans niet meer over beschikken hebben zij niet toegelicht. Daarmee is thans onvoldoende aannemelijk dat zij niet in staat zijn om aan het in 5.4. gegeven bevel te voldoen. De stelling van PostNL dat op dit punt de maximale dwangsommen zijn verbeurd, komt voorshands dan ook niet onjuist voor. Daarmee is voldoende aannemelijk dat voor de nakoming van het in 5.4. gegeven bevel geen alternatief dan de gevorderde lijfsdwang voorhanden is. De gevorderde lijfsdwang zal voor dit bevel daarom worden toegewezen.
4.15.
Ook aan het in 5.5. van het vonnis van 10 april 2013 gegeven bevel om aan de gerechtelijk bewaarders opdracht te geven om de in beslag genomen valse postzegels zo spoedig mogelijk aan PostNL ter hand te stellen, is niet voldaan. [gedaagde 2] en [gedaagde 4] hebben onvoldoende toelicht waarom zij niet in staat zijn geweest om aan dit bevel te voldoen. Aannemelijk is dat PostNL er belang bij heeft om over de valse postzegels te kunnen beschikken. Ook op dit punt zal de gevorderde lijfsdwang daarom worden toegewezen.
4.16.
In onderdeel 5.6. in het vonnis van 10 april 2013 is Vago c.s. bevolen om
alle valse postzegels die door derden aan Vago c.s. worden geretourneerd binnen vierentwintig uren na ontvangst aan PostNL af te geven op het adres van haar advocaat. Zoals hiervoor reeds overwogen heeft PostNL geen enkele valse postzegel van Vago c.s ontvangen. Anderzijds heeft PostNL ook niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat derden na het vonnis van 10 april 2013 valse postzegels aan Vago c.s. hebben geretourneerd. Daarmee is op dit moment onvoldoende aannemelijk dat [gedaagde 2] en [gedaagde 4] het vonnis van 10 april 2013 op dit punt niet zijn nagekomen. De gevorderde lijfsdwang zal daarom voor dit onderdeel worden afgewezen.
4.17.
Ook het in 5.7. van het vonnis van 10 april 2013 gegeven bevel aan
Vago c.s. tot afgifte van alle werktuigen, materialen en overige productiemiddelen die zijn gebruikt voor het vervaardigen van valse postzegels en die zich bij en/of in de macht van Vago c.s. bevinden, aan PostNL af te geven op het adres van haar advocaat, is niet nagekomen.Althans PostNL heeft geen productiemiddelen van Vago c.s. ontvangen. Zoals hiervoor reeds is overwogen is op grond van het oordeel van de bodemrechter hier het uitgangspunt dat [gedaagde 2] en [gedaagde 4] in de postzegelfraude hebben samengewerkt. Waarom zij niet meer over de productiemiddelen tot het vervaardigen van die valse postzegels beschikken hebben zij niet toegelicht. Daarmee is voldoende aannemelijk dat voor de nakoming van het in 5.7. gegeven bevel geen alternatief dan de gevorderde lijfsdwang voorhanden is. De gevorderde lijfsdwang zal voor dit bevel daarom worden toegewezen. Voor onderdeel 5.8. zal de gevorderde lijfsdwang evenwel worden afgewezen. Er zijn immers, zoals door PostNL in paragraaf 2.6. van haar pleitnotitie gesteld, geen werktuigen, materialen en productiemiddelen die zijn gebruikt voor het vervaardigen van de valse postzegels in beslag genomen. Bij de op dit onderdeel gevorderde lijfsdwang bestaat op dit moment dan ook geen (spoedeisend)belang.
4.18.
Eveneens zal de gevorderde lijfsdwang voor de nakoming van onderdelen 5.9. en 5.10 in het vonnis van 10 april 2013 worden afgewezen. PostNL heeft niet aangetoond noch aannemelijk gemaakt dat na het vonnis van
10 april 2013 de in onderdeel 5.9. en 5.10 genoemde geboden door
Vago c.s. zijn overtreden. Voorshands zijn er op die onderdelen dan ook geen dwangsommen door [gedaagde 2] en [gedaagde 4] verbeurd. Bij de voor die onderdelen gevorderde lijfsdwang bestaat op dit moment dan ook geen (spoedeisend)belang.
4.19.
Wel zal ten aanzien van [gedaagde 2] worden toegewezen de gevorderde lijfsdwang voor de nakoming van de onderdelen 5.12 en 5.13 van het vonnis van 10 april 2013. Niet in geschil is immers dat er bij Vago c.s. documentatie in beslag is genomen. Voldoende aannemelijk is dat PostNL er belang bij heeft om over die documentatie te kunnen beschikken.
Waarom [gedaagde 2] aan de bevelen onder 5.12 en 5.13 niet heeft kunnen voldoen, heeft hij onvoldoende toegelicht. [gedaagde 4] heeft daarentegen aangevoerd dat hij op dit punt alle medewerking aan PostNL heeft verleend en dat alle in beslag genomen zaken aan PostNL ter hand zijn gesteld. Daarnaast heeft [gedaagde 4] aangevoerd toegestaan te hebben dat afschriften zijn gemaakt van alle inbeslaggenomen boekhouding. Dat [gedaagde 4] hier dwangsommen heeft verbeurd is daarmee voorshands onvoldoende aannemelijk. Dat geldt evenwel niet voor [gedaagde 2]. Voor [gedaagde 2] zal de gevorderde lijfsdwang daarom voor dit onderdeel worden toegewezen.
4.20.
Ten aanzien van de in de onderdelen 5.14. en 5.15. van het vonnis van
10 april 2013 gegeven bevelen geldt dat [gedaagde 2] en [gedaagde 4] hebben aangevoerd dat zij door het beslag niet over hun administratie hebben kunnen beschikken en daarom nog niet aan de bevelen in 5.14 en 5.15 hebben kunnen voldoen. Ter terechtzitting hebben zij aangevoerd dat inmiddels verzoeken tot teruggave van de administratie zijn gedaan of dat dat alsnog zal worden gedaan, en dat zij daarom verwachten op korte termijn alsnog met financiële gegevens te kunnen komen. Nu niet in geschil is dat de administratie van Vago c.s. in beslag is genomen, is niet onaannemelijk dat [gedaagde 2] en [gedaagde 4] op dit moment nog niet aan deze bevelen hebben kunnen voldoen. Wel mag van [gedaagde 2] en [gedaagde 4] verwacht worden dat zij zich zullen inspannen om, voor zover dat nog niet is gedaan, de beslagen administratie terug te krijgen en PostNL spoedig van informatie te voorzien. Voor dit moment wordt de voor deze onderdelen gevorderde lijfsdwang echter afgewezen.
4.21.
Niet in geschil is dat aan PostNL geen informatie over de herkomst en de distributiekanalen van de goederen en diensten waarmee de postzegelfraude is gepleegd, is gegeven, zoals in 5.16 aan Vago c.s. is bevolen. [gedaagde 2] en [gedaagde 4] hebben onvoldoende toegelicht waarom daar niet aan is voldaan. Voldoende aannemelijk evenwel is dat PostNL er belang bij heeft om op korte termijn over deze informatie te kunnen beschikken, om zodoende verdere postfraude tegen te kunnen gaan. Voor dit onderdeel zal de gevorderde lijfsdwang daarom worden toegewezen.
4.22.
[gedaagde 2] heeft in het kader van de veroordeling in 5.18 van het vonnis van
10 april 2013, in dit kort geding informatie over zijn inkomen en vermogen overgelegd. Dat [gedaagde 2] op dit moment over meer vermogen beschikt dan hij thans heeft gemeld, heeft PostNL niet aangetoond of aannemelijk gemaakt. Bij gebreke van concrete aanwijzingen dat [gedaagde 2] met de informatie die hij thans heeft verstrekt, niet aan de veroordeling in 5.18 heeft voldaan, zal de voor dit onderdeel gevorderde lijfsdwang worden afgewezen.
4.23.
PostNL vordert in het petitum onder III dat gedaagden worden veroordeeld om óm de 30 dagen informatie te verstrekken omtrent hun inkomens- en vermogenspositie. Gelet op het bedrag van EUR 2,6 miljoen tot betaling waarvan Vago c.s. in het vonnis van 10 april 2013 is veroordeeld, is voldoende aannemelijk dat PostNL er belang bij heeft om inzage te hebben in de mogelijkheden van verhaal op Vago c.s. Om die informatie elke dertig dagen te verstekken wordt evenwel disproportioneel geacht. [gedaagde 2], Philamunt en [gedaagde 4] zullen daarom worden veroordeeld die informatie eenmaal per zes maanden te verschaffen. Ook jegens de niet verschenen gedaagde Vago komt deze vordering niet ongegrond voor. Ook Vago zal daarom daartoe worden veroordeeld. De in dat kader gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. De vordering om voor [gedaagde 2] en [gedaagde 4] bij niet nakoming, daar lijfsdwang aan te verbinden zal evenwel worden afgewezen. Op dit moment kan nog niet worden geoordeeld dat de aan deze veroordeling te verbinden dwangsom, onvoldoende prikkel tot nakoming voor deze veroordeling vormt.
4.24.
Het gevorderde verlof om de lijfsdwang dadelijk ten uitvoer te mogen zal worden afgewezen. Nu niet ter terechtzitting direct uitspraak is gedaan, komt het belang voor PostNL bij toewijzing van die vordering te vervallen.
[gedaagde 2] en [gedaagde 4] zal een termijn van vijf werkdagen worden gegeven om alsnog aan veroordelingen in het vonnis van 10 april 2013 te voldoen. Verder zal in de gevallen waarin de gevorderde lijfsdwang wordt toegewezen, de termijn van de lijfsdwang sterk worden gematigd en ook gemaximeerd. Het tevens gevorderde verlof om het onderhavige vonnis op alle dagen en uren ten uitvoer te mogen leggen, zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.25.
Vago c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van PostNL worden begroot op:
- dagvaarding(en) EUR  306,84 ( 4 x EUR 76,71)
- griffierecht 589,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal EUR  1.711,84

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
bepaalt dat de bevelen zoals opgenomen in het bodemvonnis van 10 april 2013 onder 5.3 t/m 5.5., 5.7 en 5.16 ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 4] met ingang van vijf werkdagen na de betekening van dit vonnis worden versterkt met één (1) dag lijfsdwang per keer of dag of gedeelte van een dag dat geheel of gedeeltelijk in strijd wordt gehandeld met een of meer van vorenstaande bevelen zoals opgenomen in het bodemvonnis van 10 april 2013, met een maximum van 30 dagen ter zake van dezelfde verplichting,
5.2.
bepaalt dat de bevelen zoals opgenomen in het bodemvonnis van
10 april 2013 onder 5.12 en 5.13ten aanzien van [gedaagde 2] met ingang van vijf werkdagen na de betekening van dit vonnis worden versterkt met één (1) dag lijfsdwang per keer of dag of gedeelte van een dag dat geheel of gedeeltelijk in strijd wordt gehandeld met een of meer van vorenstaande bevelen zoals opgenomen in het bodemvonnis van 10 april 2013, met een maximum van 30 dagen ter zake van dezelfde verplichting,
5.3.
veroordeelt Vago c.s. om zes maanden na de betekening van dit vonnis aan de advocaat van PostNL (mr. T.R.B. de Greve), althans aan PostNL, althans aan de deurwaarder die dit vonnis aan hem/haar betekent, schriftelijk, nauwkeurig en gespecificeerd inlichtingen en opgave omtrent ieders respectievelijke binnen- en buitenlandse inkomens- en vermogensposities en omtrent voor verhaal vatbare binnen- en buitenlandse goederen en dieren te verstrekken; waaronder in ieder geval ten aanzien van de navolgende informatie en bescheiden:
a. alle (voorwaardelijke) aanspraken van ieder van Vago c.s. jegens
bancaire instellingen, met vermelding van de grondslag van deze
aanspraken, waaronder onder meer begrepen rekening-courant
verhoudingen;
b. de meest recente kasstromen (kasstroomoverzicht) alsmede alle bekende en verwachte toekomstige kasstromen met betrekking tot ieder van gedaagden;
c. alle debiteuren van ieder van Vago c.s., met vermelding van de grondslag en omvang van de vorderingen;
d. alle intellectuele eigendomsrechten waar (een of meer van) Vago c.s. aanspraken op heeft of zullen verkrijgen, waaronder octrooien, handelsmerken, handelsnamen en bedrijfsnamen, logo' s, domeinnamen, auteursrechten, modelrechten, databaserechten, computersoftware, uitvindingen, know-how en alle soortgelijke eigendomsrechten telkens ongeacht of deze geregistreerd zijn, indien van toepassing onder vermelding van eventueel daarop rustende rechten van derden, inclusief vermelding van de boekwaarde van deze rechten en voorzien van alle op enig moment opgestelde waarderingsrapporten, die op deze rechten betrekking hebben; en
e. alle overige activa in het bezit van ieder van Vago c.s., indien van
toepassing onder vermelding van eventueel daarop rustende rechten van derden, inclusief vermelding van de boekwaarde van de activa en
voorzien van alle op enig moment opgestelde waarderingsrapporten, die op deze activa betrekking hebben;
en vervolgens telkens na verloop van zes (6) maanden wederom en op gelijke wijze schriftelijk, nauwkeurig en gespecificeerd inlichtingen en opgave omtrent zijn/haar alsdan actuele binnen- en buitenlandse inkomens- en vermogensposities en omtrent voor verhaal vatbare binnen- en buitenlandse goederen en dieren te verstrekken tot het moment dat geheel is voldaan aan de betalingsverplichtingen jegens PostNL;
5.4.
veroordeelt Vago c.s. om aan PostNL een dwangsom te betalen van
EUR 1.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.3 uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van in totaal
EUR 50.000,- is bereikt,
5.5.
veroordeelt Vago c.s. in de proceskosten, aan de zijde van PostNL tot op heden begroot op EUR 1.711,84,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.  Berkhout, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2013.