ECLI:NL:RBAMS:2013:5994

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2013
Publicatiedatum
18 september 2013
Zaaknummer
C/13/525646 / FA RK 12-7368 (HHA IZ)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap ten aanzien van een meerderjarige vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 augustus 2013 uitspraak gedaan over de ontkenning van het vaderschap en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een meerderjarige vrouw. De verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Gadellaa, heeft verzocht om de ontkenning van het vaderschap van [verweerder 1] en de vaststelling van het vaderschap van [verweerder 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende concrete, objectieve en verifieerbare aanwijzingen zijn die het verwekkerschap van [verweerder 2] ondersteunen, zonder dat er een DNA-onderzoek nodig was. De rechtbank heeft onder andere gekeken naar de aangifte van de geboorte, de tijdspanne tussen de echtscheiding van de moeder en de geboorte van de verzoekster, en de verklaring van de moeder onder ede dat [verweerder 1] niet de biologische vader is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de verzoekster is dat haar afstamming wordt vastgesteld. De ontkenning van het vaderschap van [verweerder 1] is gegrond verklaard, en de vaststelling van het vaderschap van [verweerder 2] is onder de opschortende voorwaarde uitgesproken dat de beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank heeft ook de griffier opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Nieuwegein.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/525646 / FA RK 12-7368 (HHA IZ)
Beschikking van 14 augustus 2013 betreffende gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [plaats],
verzoekende partij,
hierna te noemen [verzoekster],
advocaat mr. S. Gadellaa te Groenekan,
tegen
[verweerder 1],
wonende te [plaats],
verwerende partij,
hierna te noemen [verweerder 1],
niet verschenen.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[moeder],
wonende te [plaats],
hierna te noemen de moeder.
Alsmede beschikking betreffende gerechtelijke vaststelling van het vaderschap
in de zaak van:
[verzoekster], voornoemd,
tegen
[verweerder 2],
overleden te [plaats],
laatstelijk wonende te [plaats],
verwerende partij,
hierna te noemen [verweerder 2].
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. de moeder, voornoemd;

2 [A],

wonende te [plaats],
hierna te noemen [A];

3 [B],

wonende te [plaats],
hierna te noemen de [B];

4 de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam,hierna te noemen: de officier van justitie.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 26 juli 2013.
Gehoord zijn:
  • [verzoekster] bijgestaan door haar advocaat;
  • de moeder;
  • [A];
  • [B].
De officier heeft voorafgaand aan de zitting aangegeven niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Ook [verweerder 1] heeft de rechtbank telefonisch laten weten niet op de zitting aanwezig te zullen zijn.

2.De vaststaande feiten

De moeder en [verweerder 1] zijn met elkaar gehuwd geweest. Het huwelijk is op 22 juli 1991 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
Op [geboortedag] 1992 is [verzoekster] te [plaats] geboren.
Op 4 augustus 2010 te [plaats] is [verweerder 2] overleden.

3.Het verzoek

[verzoekster] verzoekt de ontkenning van het vaderschap ten aanzien van haarzelf gegrond te verklaren. Zij legt aan het verzoek ten grondslag dat [verweerder 1] niet haar biologische vader is.
[verzoekster] verzoekt daarnaast dat de rechtbank zal vaststellen dat [verweerder 2] haar vader is.
Zij legt aan het verzoek ten grondslag dat [verweerder 2] haar heeft verwekt. Zij verzoekt daarnaast om in de beschikking melding te maken van haar verklaring, waarin zij ervoor kiest om de geslachtsnaam van [verweerder 2] te voeren.
[verzoekster] stelt dat zij [verweerder 1] nooit heeft gekend en dat zij niet door hem is opgevoed. Wel heeft ze [verweerder 2] goed leren kennen en daarmee een band opgebouwd. Zij ervaart vanwege de moeilijke omstandigheden waaronder zij is opgevoed, waaronder de onduidelijkheden rond het vaderschap, een moeizame identiteitsontwikkeling. Voor de psychische problemen die de situatie, zoals die momenteel is, heeft veroorzaakt is ze in behandeling bij een psycholoog en psychiater.
[verzoekster] biedt voor zover er enige bewijslast op haar mocht rusten, naast de met het verzoekschrift ingebrachte bewijsmiddelen, bewijs aan voor al haar stellingen door alle middelen rechtens. In het bijzonder, maar niet uitsluitend, biedt zij bewijs aan door het horen van getuigen, waaronder de moeder, [A] en [B] voor de stelling dat [verweerder 2] haar verwekker en haar biologische vader is.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

Naar de mening van het openbaar ministerie Amsterdam zou een DNA-onderzoek met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de afstamming van [verzoekster] kunnen aangeven. Wanneer de rechtbank van mening is dat voldoende is aangetoond dat [verweerder 1] niet de biologische vader van [verzoekster] is, bestaat er van de kant van het openbaar ministerie Amsterdam geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek. Wanneer de rechtbank eveneens van mening is dat voldoende is aangetoond dat [verzoekster] juridisch geen vader heeft en dat [verweerder 2] haar verwekker is geweest, bestaat er van de kant van het openbaar ministerie geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.
De moeder, [A] en [B] hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

5.De beoordeling

Toepasselijk recht
[verweerder 1] en de moeder hebben de Nederlandse nationaliteit. Nu de man en de moeder beiden ten tijde van de geboorte van [verzoekster] de Nederlandse nationaliteit hadden is ingevolge artikel 10: 93, lid 2, juncto artikel 10: 92, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek op het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap het Nederlandse recht van toepassing.
Ingevolge artikel 10: 97 van het Burgerlijk Wetboek is op het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap eveneens het Nederlands recht van toepassing.
Ontvankelijkheid
Hoewel [verzoekster] gedurende haar minderjarigheid bekend is geworden met het feit dat [verweerder 1] vermoedelijk niet haar biologische vader is, kan [verzoekster] in het verzoek worden ontvangen, nu dit is ingediend uiterlijk drie jaren nadat zij meerderjarig is geworden.
Verdere beoordeling
[verzoekster] heeft op grond van artikel 1:197 oud BW [verweerder 1] tot vader nu [verzoekster] vóór de 307de dag na de ontbinding van het huwelijk is geboren en de moeder in die periode niet is hertrouwd.
Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap is gegrond op artikel 1: 200 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap is gegrond op artikel 1: 207 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De rechtbank overweegt dat het bij een ontkenning van het vaderschap en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap gaat om een rechtsgevolg dat niet ter vrije beschikking van partijen staat, zodat de rechter daarvan nader bewijs kan verlangen, mede gelet op de verstrekkende gevolgen. Er dient dan ook sprake te zijn van concrete, objectieve en verifieerbare aanwijzingen die het verwekkerschap van [verweerder 2] ondersteunen. [verzoekster] heeft aangegeven dat een DNA-onderzoek financieel tot problemen zal leiden.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat [verweerder 1] niet en [verweerder 2] wel de verwekker is van [verzoekster] op grond van het volgende:
  • de getuigenverklaring ter zitting van de moeder, inhoudende dat het onmogelijk is dat [verweerder 1] de biologische vader van [verzoekster] is en dat het onmogelijk is dat een andere man dan [verweerder 2] de biologische vader van [verzoekster] is;
  • de geboorteakte van [verzoekster], waarop staat vermeld dat [verweerder 2] aangifte heeft gedaan van de geboorte;
  • de getuigenverklaring ter zitting van [A], inhoudende dat [verweerder 2] aan hem heeft verteld dat [verzoekster] zijn dochter is;
  • het feit dat er een periode van 9 maanden en 15 dagen gelegen is tussen de inschrijving van de echtscheiding tussen de moeder en [verweerder 1] en de geboorte van [verzoekster] en er een wetswijziging heeft plaatsgevonden waardoor vanaf 1 april 1998 een kind dat geboren wordt na de echtscheiding niet meer de vroegere echtgenoot tot vader heeft;
  • de ter zitting door de advocaat van [verzoekster] overgelegde brief van Dienst Justis van 29 juni 2007 geadresseerd aan de moeder met als onderwerp ‘Naamswijziging’ waarin in het volgende staat vermeld: “Hij
  • de getuigenverklaring ter zitting van [B], inhoudende dat hij ervan uitgaat dat [verzoekster] zijn zus is, hij heeft het niet van zijn vader zelf gehoord maar heeft het jaren later toen hij dit hoorde gewoon zo aangenomen.
De rechtbank acht het in het belang van [verzoekster] dat haar afstamming komt vast te staan. Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van [verweerder 1] is dan ook toewijsbaar. De rechtbank overweegt met betrekking tot de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap dat op dit moment artikel 1:207 lid 2 BW in de weg staat aan vaststelling van het vaderschap van [verweerder 2], nu [verzoekster] thans nog in familierechtelijke betrekking staat tot [verweerder 1]. De rechtbank zal de vaststelling van het vaderschap ten aanzien van [verzoekster] dan ook uitspreken onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap ten aanzien van [verweerder 1] in kracht van gewijsde is gegaan.
In verband met de mogelijke vaststelling van het vaderschap heeft [verzoekster] ter zitting verklaard dat zij de geslachtsnaam van [verweerder 2] wenst te dragen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart gegrond de ontkenning van het vaderschap van [verweerder 1] ten aanzien van het uit de moeder geboren kind:
[verzoekster],
geboren te [plaats] op [geboortedag] 1992;
- stelt  onder de opschortende voorwaarde dat de beslissing tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap ten aanzien van [verzoekster] in kracht van gewijsde is gegaan  vast het vaderschap van:
[verweerder 2],
geboren te [plaats] op [geboortedag] 1939,
overleden te [plaats] op 4 augustus 2010,
laatstelijk wonende te [plaats],
ten aanzien van [verzoekster] voornoemd;
- stelt vast dat [verzoekster] heeft verklaard dat zij de geslachtsnaam van [verweerder 2] wenst te dragen;
- draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Nieuwegein.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.P.E. Has, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. E.M.M. Zuidwijk, griffier, op 14 augustus 2013..