Uitspraak
2 [A],
3 [B],
4 de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam,hierna te noemen: de officier van justitie.
1.De procedure
- [verzoekster] bijgestaan door haar advocaat;
- de moeder;
- [A];
- [B].
2.De vaststaande feiten
3.Het verzoek
4.Het standpunt van de belanghebbenden
5.De beoordeling
- de getuigenverklaring ter zitting van de moeder, inhoudende dat het onmogelijk is dat [verweerder 1] de biologische vader van [verzoekster] is en dat het onmogelijk is dat een andere man dan [verweerder 2] de biologische vader van [verzoekster] is;
- de geboorteakte van [verzoekster], waarop staat vermeld dat [verweerder 2] aangifte heeft gedaan van de geboorte;
- de getuigenverklaring ter zitting van [A], inhoudende dat [verweerder 2] aan hem heeft verteld dat [verzoekster] zijn dochter is;
- het feit dat er een periode van 9 maanden en 15 dagen gelegen is tussen de inschrijving van de echtscheiding tussen de moeder en [verweerder 1] en de geboorte van [verzoekster] en er een wetswijziging heeft plaatsgevonden waardoor vanaf 1 april 1998 een kind dat geboren wordt na de echtscheiding niet meer de vroegere echtgenoot tot vader heeft;
- de ter zitting door de advocaat van [verzoekster] overgelegde brief van Dienst Justis van 29 juni 2007 geadresseerd aan de moeder met als onderwerp ‘Naamswijziging’ waarin in het volgende staat vermeld: “Hij
- de getuigenverklaring ter zitting van [B], inhoudende dat hij ervan uitgaat dat [verzoekster] zijn zus is, hij heeft het niet van zijn vader zelf gehoord maar heeft het jaren later toen hij dit hoorde gewoon zo aangenomen.
6.De beslissing
laatstelijk wonende te [plaats],