ECLI:NL:RBAMS:2013:5977

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
18 september 2013
Zaaknummer
538886 JE RK 13-543
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor paspoortaanvraag voor onder toezicht gestelde minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 april 2013 een beschikking gegeven inzake de aanvraag van vervangende toestemming voor de afgifte van een reisdocument voor een onder toezicht gestelde minderjarige. Het Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland (BJZ Z-H) had op 27 maart 2013 een verzoekschrift ingediend, omdat de minderjarige, geboren in 2009, geen geldig paspoort kon verkrijgen door de omstandigheden van de ouders. De vader is stateloos en heeft geen geldig identiteitsbewijs, wat het verlengen van het paspoort van de minderjarige bemoeilijkt. Beide ouders zijn belast met het gezag en hebben ingestemd met het verzoek van het BJZ Z-H.

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft vastgesteld dat de Paspoortwet niet voorziet in situaties waarin een gezaghebbende ouder buiten zijn wil om geen rechtsgeldige verklaring van toestemming kan overleggen. Gelet op artikel 3, eerste lid, van het IVRK, heeft de kinderrechter geoordeeld dat het noodzakelijk is om een verklaring van toestemming te verstrekken, zodat de minderjarige een paspoort kan krijgen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de toestemming onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend.

De beschikking is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, D.S. Strooper, en is van belang voor de minderjarige, die in een pleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en de vervangende toestemming verleend, zodat de minderjarige kan beschikken over een geldig reisdocument.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
BESCHIKKING VERVANGENDE TOESTEMMING PASPOORT
Zaak- en rekestnummer:
538886 / JE RK 13-543
Beschikking van de kinderrechter in de bovengenoemde rechtbank naar aanleiding van het verzoek van
het Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland,
gevestigd te Gouda,
hierna ook te noemen: het BJZ Z-H,
strekkende tot het verlenen van vervangende toestemming tot afgifte van een reisdocument ten behoeve van de onder toezicht gestelde minderjarige:

[minderjarige], geboren te [plaats] op [geboortedag] 2009,

verblijvende te Moerkapelle,

[moeder], wonende te [plaats], is de moeder.

[vader],wonende te [plaats], is de vader.
De ouders zijn belast met de uitoefening van het gezag over de minderjarige.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt: de ouders.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het BJZ Z-H heeft op 27 maart 2013 ter griffie van de rechtbank een verzoekschrift ingediend ter verkrijging van een verklaring van vervangende toestemming voor afgifte van een reisdocument ten behoeve van voornoemde minderjarige.
Op 24 april 2013 heeft de kinderrechter het verzoek ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. De kinderrechter heeft afgezien van behandeling ter terechtzitting.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Bij beschikking van de kinderrechter te Den Haag van 3 juni 2009 is voornoemde minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is nadien verlengd tot 2 juni 2013.
In het kader van de ondertoezichtstelling is de minderjarige uit huis geplaatst. De laatst gegeven machtiging tot uithuisplaatsing voor verblijf bij een pleegouder is geldig tot 2 juni 2013.
OVERWEGINGEN
Op grond van artikel 36 lid 1 van de Rijkswet van 28 juni 2006 tot wijziging van de Paspoortwet kan bij een aanvraag ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht is gesteld en jonger is dan zestien jaar, indien één of beide personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen weigeren een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34, eerste lid, Paspoortwet af te geven, in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de bevoegde rechter worden overgelegd.
Ingevolge artikel 34 lid 4 van voornoemde Paspoortwet kan indien bij gezamenlijke gezagsuitoefening het feitelijk onmogelijk is (door o.a. oorlog, natuurramp of daaraan verwante dan wel samenhangende omstandigheden) een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34, eerste lid, Paspoortwet af te geven, in plaats van die verklaring een verklaring van toestemming van de bevoegde rechter worden overgelegd.
Thans doet zich volgens verzoeker de situatie voor dat het paspoort van voornoemde onder toezichtgestelde minderjarige, verblijvende bij een pleeggezin, is verlopen. De met het gezag belaste vader is stateloos en heeft geen geldig identiteitsbewijs, hetgeen in de weg staat aan het verlengen van het paspoort van de minderjarige. Beide ouders zijn het eens met onderhavig verzoek.
De kinderrechter constateert dat de Paspoortwet zich niet uitlaat over een situatie als de onderhavige, waarin een gezaghebbende ouder buiten zijn wil om geen rechtsgeldige verklaring van toestemming kan overleggen. Mede gelet op artikel 3, eerste lid, van het IVRK is de kinderrechter van oordeel dat artikel 34, vierde lid en artikel 36, eerste lid, van de Paspoortwet aldus moeten worden gelezen dat de kinderrechter een verklaring van toestemming kan verstrekken indien een gezaghebbende ouder buiten zijn wil om geen rechtsgeldige verklaring van toestemming kan overleggen ten behoeve van de aanvraag van een paspoort voor zijn onder toezicht gesteld kind jonger dan zestien jaar. Het verzoek dient, nu dit in het belang is van de minderjarige, voorts te worden toegewezen.
Mitsdien wordt als volgt beslist.

BESLISSING

De kinderrechter:
- verleent een verklaring van vervangende toestemming tot het verstrekken van een reisdocument aan voornoemde minderjarige:

[minderjarige], geboren te [plaats] op [geboortedag] 2009;

- verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.G. Odink, kinderrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2013, in tegenwoordigheid van D.S. Strooper, griffier..