Uitspraak
ex artikel 182 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)van:
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 augustus 2013 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat was ingediend door de verdachte, geboren in 1947 in Suriname. Het bezwaarschrift was ingediend tegen een beslissing van de rechter-commissaris van 21 maart 2013, die had geweigerd de door de verdachte gewenste onderzoekshandelingen te verrichten. De rechtbank overwoog dat de rechter-commissaris in deze zaak was belast met het onderzoek op basis van een verwijzingsopdracht van de rechtbank, zoals bedoeld in artikel 316 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierdoor was artikel 182 lid 6 Sv niet van toepassing, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn bezwaar.
De procesgang begon met de indiening van het bezwaarschrift op 13 mei 2013, na een eerdere aankondiging van de raadsman om in beroep te komen tegen de beslissing van de rechter-commissaris. De rechtbank heeft op 25 juli 2013 de verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie in besloten raadkamer gehoord. De officier van justitie stelde dat de bezwaarschriftprocedure niet van toepassing was, omdat de zaak al op zitting had gestaan en verwezen was naar de rechter-commissaris. Daarnaast werd betoogd dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, en dat het ongegrond verklaard diende te worden.
De rechtbank concludeerde dat, gezien de wijzigingen in de wetgeving per 1 januari 2013, de artikelen 181 tot en met 184 Sv niet van toepassing waren op het onderzoek dat onder artikel 316 Sv viel. Dit betekende dat de rechter-commissaris zijn onderzoekshandelingen beëindigde na de verwijzing door de zittingsrechter, en dat er geen mogelijkheid meer was voor de verdachte om bezwaar te maken. De rechtbank verklaarde de verdachte dan ook niet-ontvankelijk in zijn bezwaar, en deze beslissing is definitief, zonder mogelijkheid tot hoger beroep.