ECLI:NL:RBAMS:2013:5727

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2013
Publicatiedatum
12 september 2013
Zaaknummer
13/676639-11, 13/651872-10 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik van dienstwapen bij aanhouding verdachte van poging tot woninginbraak in strijd met Ambtsinstructie leidt tot strafverlaging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere woninginbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 augustus 2011 te Uithoorn samen met een mededader een poging tot inbraak heeft gedaan. Tijdens de aanhouding door de politie is de verdachte door een agent in zijn been geschoten, wat leidde tot ernstige lichamelijke en geestelijke gevolgen voor de verdachte. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege onrechtmatig optreden van de politie. De rechtbank oordeelde dat de beslissing tot vervolging aan het openbaar ministerie is voorbehouden en dat er geen sprake was van een willekeurige vervolgingsbeslissing. De rechtbank erkende echter dat het gebruik van het vuurwapen door de politie in strijd was met de Ambtsinstructie, wat resulteerde in een vormverzuim. Dit verzuim leidde tot een strafverlaging voor de verdachte, die uiteindelijk werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, niet ten uitvoer gelegd, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de gevolgen van het schietincident en zijn pogingen om zijn leven op orde te krijgen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal en het voorhanden hebben van wapens.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13/676639-11
13/651872-10 (tul)
Datum uitspraak: 6 september 2013
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA-adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. O.J.M. van der Bijl en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. van Luijck, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijzigingen op de terechtzittingen van 1 november 2012 en 23 augustus 2013, tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 09 augustus 2011 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning [adres 1]) weg te nemen een of meer goed(eren) en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich heeft begeven naar voornoemde woning waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (met kracht) met behulp van twee, in elk geval een of meer koevoet(en)/breekijzer(s), in elk geval (een) hard(e) en/of stevig(e) voorwerp(en) het raam en/of kozijn (aan de rechterzijde) van voornoemde woning een of meer inkepingen en/of moeten heeft/hebben gemaakt en/of (met kracht) met behulp van twee, in elk geval een of meer koevoet(en)/breekijzer(s), in elk geval (een) hard(e) en/of stevig(e) voorwerp(en) op het raam en/of kozijn (aan de rechterzijde) van voornoemde woning heeft/hebben getikt en/of geslagen;
2.
2. A.
hij op één of meer tijdstippen gelegen in de periode van 11 januari 2011 tot en met 26 augustus 2011 te Uithoorn en/of Amstelveen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (/in de nabijheid van) een woning en/of een bedrijfspand (te weten)
1. (in of omstreeks de periode van 11 januari 2011 tot en met 17 maart 2011 te Uithoorn) ([adres 2]) en/of
2. (op of omstreeks 11 januari 2011 te Amsterdam) ([adres 3]
) (p. 183) en/of
3. (op of omstreeks 18 april 2011 te Amstelveen) ([adres 4]) (p.333) en/of
4. (in of omstreeks 10 juni 2011 te Uithoorn) ([adres 5]) (p. 197) en/of
5. (in of omstreeks de periode 29 juni 2011 tot en met 09 augustus 2011 te Uithoorn) ([adres 6]) (p. 371) en/of
6. (in of omstreeks de periode 29 juni 2011 tot en met 09 augustus 2011 te Uithoorn) ([adres 7]) (p.361) en/of
7. (in of omstreeks de periode 06 juli 2011 tot en met 13 juli 2011 te Uithoorn) ([adres 8]) (p. 378) en/of
8. (op of omstreeks 04 juli 2011 te Uithoorn) ([adres 9]) (p 168) en/of
9. (in of omstreeks de periode 13 juli 2011 tot en met 20 juli 2011 te Uithoorn) ([adres 10]) (p. 174) en/of
10. (in of omstreeks de periode 13 juli 2011 tot en met 19 juli 2011 te Uithoorn) ([adres 11]) (p. 390) en/of
11. (op of omstreeks 17 juli 2011 te Uithoorn) ([adres 12]) (p. 187) en/of
12. (op of omstreeks 22 juli 2011 te Uithoorn) ([adres 13]) (p. 220) en/of
13. (op of omstreeks 25 juli 2011 te Uithoorn) ([adres 14]) (p. 178) en/of
14. (op of omstreeks 25 juli 2011 te Uithoorn) ([adres 15]) (p. 398) en/of
15. (op of omstreeks 29 juli 2011 te Uithoorn) ([adres 16]) (p. 193) en/of
16. (op of omstreeks 03 augustus 2011 te Uithoorn) ([adres 17]) (p. 213),
heeft/hebben weggenomen (onder meer)
1. een (groen) kluisje (met inhoud) en/of een ID kaart (ten name van [persoon 2]) en/of
2. een pinpas (ten name van [persoon 3]) en/of
3. een laptop (merk Apple I Mac, [kenmerk]) en/of
4. een telefoon (merk Spyker) en/of
5.- buitenlandse valuta (Kuna) en/of drie, in elk geval een of meer horloge(s) (onder meer merk Quartz en/of Fossil) en/of een (zilveren) asbak en/of twee, in elk geval een of meer armband(en) en/of een (witte) (lak)tas en/of een broche en/of een speld (vorm tennisracket) en/of
6. twee, in elk geval een of meer (zilveren) tientje(s) en/of
7. een (bedel)armband en/of zes, in elk geval een of meer (set(s)) oorbel(len) en/of twee, in elk geval een of meer horloge(s) en/of een (rug)tas en/of
8. Rabobank pas (ten name van [persoon 4]) en/of toegangspas (Schiphol) (ten name van [persoon 5]) en/of wit sieradenkistje met inhoud en/of een (rood) doosje met inhoud (speldjes) en/of een (ijzeren) plaatje (CISM) en/of een (koperen) munt en/of een of meer sleutel(s) en/of vier, in elk geval een of meer ring(en) en/of een (zwart) zak(je) met inhoud (twintig oorbel(len) en/of een doos(je) met inhoud (opdruk [opdruk]) en/of horloge (hang) en/of een ketting en/of een armband en/of twee, in elk geval een of meer strik(ken) en/of
9. een (goud(en)/kleurige) aansteker (merk Ronson) en/of
10. een (bos) (of meer) sleutel(s) (met daaraan een hanger 'praktijk [A]') en/of een geldbedrag (buitenlandse valuta) en/of een horloge (kleur zilver en/of merk Cartier) en/of
11. een (zwarte) (heren)fiets (merk Blockbuster en/of registratienummer [nummer]) en/of een (auto)sleutel (BMW) en/of een parelsnoer en/of (das)speld en/of een (mobiele) telefoon (Nokia) en/of een zakje met inhoud (onder meer een of meer siera(a)d(en)) en/of
12. een (personen)auto merk Fiat, type Bravo, kenteken [kenteken]) en/of een (personen)auto (merk Fiat, type Bravo, kenteken [kenteken] en/of een geldbedrag (ongeveer 400 euro) en/of een (oranje) zak(je) met inhoud (onder meer een of meer siera(a)d(en)) en/of
13. een creditcard (ten name van [persoon 6]) en/of
14. een sleutelbos (met daaraan (onder meer) vijf sleutels, een hanger, een trekkoord) en/of
15. een (zwarte) laptoptas en/of een of meer brie(f)(ven) (ten name van [persoon 8]) en/of
16. een (reserve) (auto)sleutel (merk Volkswagen, type Touran) en/of een of meer sier(a)d(en) (onder meer twee, in elk geval een of meer (zilveren) ring(en) en/of (een paar) (goudkleurige) oorbel(len) (vorm driehoek) en/of (een paar) oorbel(len) (kleur zilver/kristal, bloemen en/of manchetknopen en/of twee, in elk geval een of meer armband(en)),
geheel of ten dele toebehorende aan
1. [persoon 2] en/of [persoon 15] en/of
2. [persoon 3] en/of
3. [persoon 16] en/of
4. [persoon 17] en/of [persoon 18] en/of Phone House en/of [rechtspersoon] en/of
5. [persoon 19] en/of
6. [persoon 14] en/of
7. [persoon 20] en/of
8. [persoon 4] en/of
9. E.[persoon 18] en/of
10. [persoon 21] en/of
11. [persoon 13] en/of
12. [persoon 22] en/of [persoon 23] en/of
13. [persoon 6] en/of IBM Nederland B.V. en/of
14.[persoon 24] en/of
15. [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of
16. [persoon 25] en/of [persoon 26],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming een of meer ra(a)m(en) en/of kozijn(nen) (met behulp van een koevoet/breekijzer, althans een hard of stevig voorwerp) van voornoemde een of meer woning(en) en/of bedrijfspand(en);
en/of
2.B.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 11 januari 2011 tot en met 26 augustus 2011 te Uithoorn en/of Amstelveen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft/hebben gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) na te melden goederen verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval door (een) misdrijf verkregen goed(eren) betrof, te weten
1. in de periode van 11 januari 2011 tot en met 09 augustus 2011, een (groen) kluisje (met inhoud) en/of een ID kaart (ten name van [persoon 2]) en/of
2. in de periode van 11 januari 2011 tot en met 09 augustus 2011, een pinpas (ten name van [persoon 3]) en/of
3. in de periode 18 april 2011 tot en met 09 augustus 2011, een laptop (merk Apple I Mac, [kenmerk]) en/of
4. in de periode van 10 juni 2011 tot en met 09 augustus 2011, een telefoon (merk Spyker) en/of
5. in elk geval van 29 juni 2011 tot en met 09 augustus 2011, buitenlandse valuta (Kuna) en/of drie, in elk geval een of meer horloge(s) (onder meer merk Quartz en/of Fossil) en/of een (zilveren) asbak en/of twee, in elk geval een of meer armband(en) en/of een (witte) (lak)tas en/of een broche en/of een speld (vorm tennisracket) en/of
6. in elk geval van 29 juni 2012 tot en met 09 augustus 2012, twee, in elk geval een of meer (zilveren) tientje(s) en/of
7. in de periode van 6 juli 2011 tot en met 09 augustus 2011, een (bedel)armband en/of zes, in elk geval een of meer (set(s)) oorbel(len) en/of twee, in elk geval een of meer horloge(s) en/of een (rug)tas en/of een hanger (paard) en/of een aansteker en/of
8. in de periode van 04 juli 2011 tot en met 09 augustus 2011, Rabobank pas (ten name van [persoon 4]) en/of toegangspas (Schiphol) (ten name van [persoon 5]) en/of wit sieradenkistje met inhoud en/of een (rood) doosje met inhoud (speldjes) en/of een (ijzeren) plaatje (CISM) en/of een (koperen) munt en/of een of meer sleutels en/of vier, in elk geval een of meer ring(en) en/of een (zwart) zak(je) met inhoud (twintig oorbel(len) en/of een doos(je) met inhoud (opdruk [opdruk]) en/of horloge (hang) en/of een ketting en/of een armband en/of twee, in elk geval een of meer strik(ken) en/of
9. in de periode van 13 juli 2011 tot en met 09 augustus 2011, een (goud(en)/kleurige) aansteker (merk Ronson) en/of 10. in de periode van 13 juli 2011 tot en met 09 augustus 2011, een (bos) (of meer) sleutel(s) (met daaraan een hanger 'praktijk [A]') en/of een geldbedrag (buitenlandse valuta) en/of een horloge (kleur zilver en/of merk Cartier) en/of
11. in de periode van 17 juli 2011 tot en met 09 augustus 2011, een (zwarte) (heren)fiets (merk Blockbuster en/of registratienummer [nummer]) en/of en/of een (auto)sleutel (BMW) en/of een parelsnoer en/of (das)speld en/of een (mobiele) telefoon (Nokia) en/of een zakje met inhoud (onder meer) een of meer siera(a)d(en)) en/of
12. in de periode van 22 juli 2011 tot en met 09 augustus 2011, een een (auto)sleutel (behorende bij een (personen)auto merk Fiat, type Bravo, kenteken [kenteken]) en/of een (oranje) zak(je) met inhoud (onder meer een of meer siera(a)d(en)) en/of
13. in de periode van 25 juli 2011 tot en met 09 augustus 2011, een creditcard (ten name van [persoon 6]) en/of
14. in de periode van 25 juli 2011 tot en met 09 augustus 2011, een sleutelbos (met daaraan (onder meer) vijf sleutels, een hanger, een trekkoord) en/of
15. in de periode van 29 juli 2011 tot en met 09 augustus 2011, een (zwarte) laptoptas en/of een of meer brie(f)(ven) (ten name van [persoon 7] en/of [persoon 8]) en/of
16. in de periode van 03 augustus 2011 tot en met 09 augustus 2011, een een (reserve) (auto)sleutel (merk Volkswagen, type Touran) en/of een of meer siera(a)d(en) (onder meer twee, in elk geval een of meer (zilveren) ring(en) en/of (een paar) (goudkleurige) oorbel(len) (vorm driehoek) en/of (een paar) oorbel(len) (kleur zilver/kristal, bloempjes en/of manchetknopen en/of twee, in elk geval een of meer armband(en));
3.
Hij op of omstreeks 3 november 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten de aldaar dienstdoende en/of in uniform geklede hoofdagent van het Korps Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, [persoon 9] en/of [persoon 10], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Flikkers!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 09 augustus 2011 te Uithoorn, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten (een gas/alarm)pistool (merk Blow, model Mod F 06, kaliber 9 mm pak, serienummer [nummer]), en/of munitie van categorie III, voorhanden heeft/hebben gehad;
5.
hij op of omstreeks 09 augustus 2011 te Uithoorn, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie I sub 7, te weten een pistool (nabootsing) (gelijkend op een merk Walther, model P99, kaliber 6 mm bb, serienummer [nummer]), en/of munitie van categorie I sub 7, voorhanden heeft/hebben gehad;

2.Voorvragen

Ontvankelijkheid van de officier van justitie
2.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op nader in haar pleitaantekeningen omschreven gronden – kort omschreven – aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte. Door onrechtmatig gebruik te maken van een dienstwapen is er sprake van disproportioneel optreden door de politie bij de aanhouding van verdachte. Verdachte is in zijn been geschoten en heeft hierdoor zowel geestelijk als lichamelijk ernstig letsel opgelopen. Hiermee is een inbreuk gemaakt op de beginselen van een goede procesorde. Primair omdat dit onrechtmatig overheidsoptreden het Openbaar Ministerie ten onrechte geen aanleiding heeft gegeven de zaak tegen verdachte op grond van de “Aanwijzing gebruik sepotgronden” van het College van Procureurs-Generaal (sepotgrond 52) te seponeren. De vervolging van verdachte levert daarmee strijd op met het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging. Subsidiair is de raadsvrouw van mening dat hierdoor een ernstige inbreuk is gemaakt op het recht op onaantastbaarheid van het lichaam van verdachte (artikel 11 Grondwet). Dit levert op een fundamentele inbreuk op de rechten van een burger waardoor het wettelijke systeem in de kern wordt geraakt. Hierdoor is verdere vervolging van verdachte niet meer te rechtvaardigen.
2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – kort omschreven – op het standpunt gesteld dat van onrechtmatig optreden door de politie geen sprake is omdat de betrokken verbalisant heeft geschoten in een noodweer dan wel noodweer-exces situatie. Ten aanzien van de beslissing om verdachte te vervolgen heeft een belangenafweging plaatsgevonden. Hierbij zijn zowel de belangen van verdachte als de belangen van de zestien slachtoffers van inbraken in deze zaak in aanmerking genomen.
2.3
Het oordeel van de rechtbank.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de beslissing tot vervolging aan het openbaar ministerie is voorbehouden. Een beslissing tot vervolging staat in het algemeen niet ter beoordeling aan een rechter. Dit leidt slechts uitzondering, indien de vervolging in strijd met wettelijke of verdragsrechtelijke bepalingen of met beginselen van goede procesorde is. Beoordeeld zal dan moeten worden of het openbaar ministerie, na afweging de betrokken belangen, in redelijkheid tot de vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen.
De rechtbank gaat bij de beoordeling daarvan uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In de maanden mei, juni en juli 2011 is er een forse toename van het aantal woninginbraken in de wijk Meerwijk te Uithoorn. De politie besluit daarom deze wijk extra aandacht te geven en op 9 augustus 2011 wordt verdachte tezamen met zijn mededader in deze wijk door de politie op heterdaad betrapt bij een poging tot inbraak in een woning. Als de verdachten door hebben dat ze zijn betrapt, zetten ze het op een lopen. Verdachte wordt op zijn vlucht achtervolgd door verbalisant [persoon 11]. Ondanks dat meerdere keren wordt geroepen dat er politie is en dat hij moet blijven staan, blijft verdachte doorrennen. Verdachte heeft gedurende zijn vlucht een koevoet in (zijn) beide handen die hij voor zijn lichaam houdt. Op een gegeven moment rent verdachte recht op verbalisant [persoon 12] af. Ook deze verbalisant roept dat verdachte moet blijven staan. Hij pakt tegelijkertijd zijn vuurwapen en richt dit op verdachte. Als verdachte verbalisant [persoon 12] op 15 meter is genaderd, waarschuwt deze dat hij zal schieten als verdachte niet stopt. Verdachte rent echter door. Als verdachte verbalisant [persoon 12] daarop aan zijn linkerkant wil passeren draait deze met verdachte mee, richt zijn wapen, dat eerst op het bovenlichaam was gericht, op de benen van verdachte en schiet. De afstand tussen verdachte en verbalisant [persoon 12] bedraagt dan ongeveer 5 meter. Verdachte wordt door de kogel in zijn scheenbeen getroffen, komt ten val en wordt aangehouden.
Met betrekking tot het door de verdediging primair naar voren gebrachte standpunt is de rechtbank van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden geen sprake is van een willekeurige vervolgingsbeslissing. Verdachte werd er immers van verdacht betrokken te zijn bij een groot aantal strafbare feiten die grote maatschappelijke onrust veroorzaakten en opheldering behoefden. Afgezet tegen het belang van verdachte om buiten uit het strafrechtelijke circuit te blijven, kon de officier van justitie in redelijkheid tot de beslissing komen om verdachte hiervoor te vervolgen. Hierbij merkt de rechtbank nog op dat de door de raadsvrouw genoemde sepotgrond geen toepassing kan vinden nu het schieten door de politie op verdachte niet een reactie was op het door hem (vermoedelijk) gepleegde feit, te weten een poging tot inbraak in een woning, maar een reactie op het feit dat verdachte met een koevoet in zijn handen op de desbetreffende verbalisant kwam afrennen.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat vooralsnog niet vast staat of verbalisant [persoon 12] met betrekking tot het schieten op verdachte een beroep op noodweer(exces) toekomt. Verdachte heeft naar aanleiding van het schietincident aangifte gedaan tegen verbalisant [persoon 12]. Verbalisant [persoon 12] heeft verklaard te hebben geschoten omdat hij zich door verdachte bedreigd voelde. De officier van justitie heeft vervolgens op basis van een onderzoek door de rijksrecherche besloten deze verbalisant hiervoor niet te vervolgen. Momenteel is echter het wachten op een beslissing van het Gerechtshof in het kader van een procedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op het beklag van verdachte tegen de beslissing van de officier van justitie.
Wel stelt de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsvrouw, vast dat verbalisant [persoon 12] door het gebruik van het vuurwapen in de situatie zoals hierboven beschreven, heeft gehandeld in strijd met de daarvoor geldende Ambtsinstructie nu immers niet is voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden zoals genoemd in artikel 7 van die instructie. Kort gezegd had de verbalisant niet het wapen mogen trekken ter aanhouding van verdachte.
Dit levert op een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, te weten een vormverzuim dat niet hersteld kan worden en waarvan de gevolgen niet uit de wet blijken.
Artikel 7 van de Ambtsinstructie en artikel 11 van de Grondwet beogen de lichamelijke integriteit van verdachten te beschermen. Uiteraard is de schending van de lichamelijke integriteit van verdachte op zich een ernstig verzuim en is ook het door dit verzuim veroorzaakte nadeel, de lichamelijk en geestelijke gevolgen, voor verdachte aanzienlijk geweest. Desalniettemin heeft het verzuim geen afbreuk gedaan aan het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
Een vormverzuim kan slechts in uitzonderlijke gevallen tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie leiden, te weten in die gevallen waarin doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Ook indien achteraf zou blijken dat het gebruik van het vuurwapen niet gerechtvaardigd was omdat verbalisant [persoon 12] geen beroep op noodweer(exces) zou toekomen, volgt uit het hiervoor overwogene echter dat van zo’n uitzonderlijk geval geen sprake is. Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zeer fundamentele inbreuk waardoor het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt.
De officier kan dan ook in de vervolging worden ontvangen.
Gelet op de aard van het nadeel dat het verzuim heeft veroorzaakt, is er geen ruimte voor uitsluiting van enig bewijs. Gezien de ernst van het het letsel van verdachte zal de rechtbank echter wel met dit verzuim rekening houden bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2B, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Voor wat betreft het onder 2B ten laste gelegde zou dit de schuldheling van de onder 4 tot en met 16 genoemde goederen betreffen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2A ten laste gelegde diefstal, de onder 2B ten laste gelegde gewoonte-, opzet- dan wel schuldheling en feiten 4 en 5, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich voor wat de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het onder 2A ten laste gelegde
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, niet bewezen wat onder feit 2A is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.2.
Vrijspraak van het onder 4 en 5 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder de feiten 4 en 5 is ten laste gelegd, nu verdachte deze feiten ontkent en er geen bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte van de aanwezigheid van deze wapens in de woning aan [adres 2] te Uithoorn heeft afgeweten, laat staan dat hij daar zeggenschap over had. Verdachte zal van deze feiten worden vrijgesproken.
3.3.3.
Het oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen wat onder feit 1, 2B en 3 is ten laste gelegd.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot het onder 2B bewezenverklaarde
In de periode voorafgaand aan zijn aanhouding op 9 augustus 2011 verbleef verdachte in de woning [adres 2] te Uithoorn. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij van zijn vriend Jair de sleutels had gekregen toen die met vakantie was. Verdachte kon vrijelijk over de woning beschikken, sliep volgens eigen zeggen in verschillende vertrekken en was de enige die de sleutel had. Na zijn aanhouding werden bij een doorzoeking van de woning overal in de woning voorwerpen aangetroffen die voor een groot deel afkomstig bleken te zijn van inbraken. Diverse slachtoffers van misdrijven hebben later voorwerpen als zijnde hun eigendom herkend.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 1 november 2011, op de vraag of hij de spullen gezien heeft, het gelaten bij de verklaring dat hij van alles gezien heeft, maar niet in spullen van anderen ging snuffelen. Verdachte heeft voorts verklaard dat zijn vriend Jair in ieder geval niets met deze gestolen voorwerpen te maken had. Voorts heeft verdachte verklaard dat in de tijd dat hij in de woning verbleef, er voor hem onbekende mensen langs kwamen die dan spullen achterlieten. Die mensen bleven ook wel eens slapen. Desgevraagd heeft verdacht echter geen antwoord willen geven op de vraag wie die mensen waren of willen toelichten waarom hij van oordeel is dat deze mensen verantwoordelijk zouden zijn voor de voorwerpen.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs moet hebben vermoed dat de in de woning aangetroffen voorwerpen van misdrijf afkomstig waren.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 9 augustus 2011 te Uithoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning [adres 1]) weg te nemen goed(eren) en/of geld, toebehorende aan [persoon 1], en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader zich heeft begeven naar voornoemde woning waarna hij, verdachte en/of zijn mededader met kracht met behulp van een koevoet het kozijn aan de rechterzijde van voornoemde woning moeten hebben gemaakt en met behulp van een koevoet op het kozijn aan de rechterzijde van voornoemde woning hebben getikt;
2.B.
in de periode van 11 januari 2011 tot en met 26 augustus 2011 te Uithoorn na te melden goederen heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof, te weten:
1. een groen kluisje met inhoud en een ID kaart ten name van [persoon 2] en
2. een pinpas ten name van [persoon 3] en
3. een laptop (merk Apple iMac, [kenmerk]) en
4. een telefoon (merk Spyker) en
5. buitenlandse valuta (Kuna) en drie horloges (onder meer merk Quartz en Fossil) en een zilveren asbak en twee armbanden en een witte laktas en een broche en een speld (vorm tennisracket) en
6. twee zilveren tientjes en
7. een bedelarmband en zes sets oorbellen en twee horloges en een rugtas en een hanger (paard) en een aansteker en
8. een Rabobank pas ten name van [persoon 4] en een toegangspas (Schiphol) ten name van [persoon 5] en een wit sieradenkistje met inhoud en een rood doosje met inhoud (speldjes) en een ijzeren plaatje (CISM) en een koperen munt en sleutels en vier ringen en een zwart zakje met inhoud (twintig oorbellen) en een doosje met inhoud (opdruk [opdruk]) en een horloge (hang) en een ketting en een armband en twee strikken en
9. een gouden/kleurige aansteker (merk Ronson) en
10. een bos sleutels met daaraan een hanger 'praktijk [A]' en een geldbedrag (buitenlandse valuta) en een horloge (kleur zilver en merk Cartier) en
11. een zwarte herenfiets (merk Blockbuster en registratienummer [nummer]) en een autosleutel (BMW) en een parelsnoer en een dasspeld en een mobiele telefoon (Nokia) en een zakje met inhoud (onder meer sieraden) en
12. een autosleutel (behorende bij een personenauto merk Fiat, type Bravo, kenteken [kenteken]) en een oranje zakje met inhoud (onder meer sieraden) en
13. een creditcard ten name van [persoon 6] en
14. een sleutelbos met daaraan vijf sleutels, een hanger, en een trekkoord) en
15. een zwarte laptoptas en brieven ten name van [persoon 7] en [persoon 8] en
16. een reserve autosleutel (merk Volkswagen, type Touran) en sieraden (onder meer twee zilveren ringen en een paar goudkleurige oorbellen (vorm driehoek) en een paar oorbellen (kleur zilver/kristal, bloempjes en manchetknopen en twee armbanden);
3.
op 3 november 2011 te Amsterdam opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten de aldaar dienstdoende en in uniform geklede hoofdagenten van het Korps Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, [persoon 9] en [persoon 10], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd het woord "Flikkers".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2B, 3 en 4 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek van voorarrest. Voor de door hem onder 5 bewezenverklaarde overtreding acht de officier van justitie gelet op het relatief geringe belang van dit feit ten opzichte van de andere feiten, een afzonderlijke straf niet noodzakelijk. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van twee weken gevangenisstraf dient te worden toegewezen en dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – kort gezegd – aangevoerd dat indien de rechtbank tot een strafoplegging zou komen, gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met name de geestelijke en lichamelijke gevolgen die het schietincident voor hem hebben gehad, zou kunnen worden volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde zou bij een schuldigverklaring van verdachte voor dit feit, gelet op de omstandigheden waaronder verdachte zijn uitlatingen deed, geen straf moeten worden opgelegd.
De vorderingen van de benadeelde partijen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor wat betreft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf heeft de raadsvrouw verzocht de proeftijd te verlengen dan wel de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich tezamen met een mededader schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning. Woninginbraken zijn ernstige feiten die een grote inbreuk op de privacy van de bewoners maken. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven nog langdurig te maken kunnen krijgen met gevoelens van angst en onveiligheid.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een zeer groot aantal goederen. Door heling wordt het plegen van vermogensdelicten, zoals diefstallen, gestimuleerd. Slachtoffers ondervinden hiervan naast financiële schade veel overlast.
Uit een uittreksel d.d. 25 juli 2013 van de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder terzake van een vermogensdelict is veroordeeld.
Bij brief van 1 augustus 2013 aan de raadsvrouw van verdachte heeft behandelend psychiater [psychiater] onder meer aangegeven dat verdachtes depressieve klachten grotendeels zijn verdwenen, dat de gesprekken moeten worden voortgezet, dat verdachte inmiddels woont bij HVO Querido, per september een toelatingstoets voor de HAVO wil doen en dat de relatie met zijn ouders is verbeterd. Het zou onwenselijk dit alles te doorbreken.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die mede tot uitdrukking komen in het reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland d.d. 20 augustus 2013 en welke ter terechtzitting nader zijn toegelicht, ziet de rechtbank aanleiding om in matigende zin af te wijken van de eis van de officier van justitie. De gevolgen van het schietincident hebben verdachte zwaar getroffen. Niet alleen heeft dit geleid tot aanzienlijke fysieke beperkingen als gevolg van een verbrijzeld scheenbeen, maar ook is bij verdachte een post-traumatische stress stoornis vastgesteld waarvoor hij thans in behandeling is. Na een moeizame periode gedurende de afgelopen twee jaren is in de sociaal-maatschappelijke positie van verdachte thans weer verbetering zichtbaar, met name op het gebied van wonen en inkomen. Bovendien schat de reclassering het risico op recidive in als laag. De rechtbank is van oordeel dat met deze gevolgen bij het bepalen van zowel de straf als de strafmaat in aanzienlijke mate rekening moet worden gehouden. Waar onder normale omstandigheden de eis van de officier van justitie wellicht meer in de lijn der verwachting zou hebben gelegen, ziet de rechtbank thans aanleiding om na te noemen gevangenisstraf geheel in voorwaardelijke vorm op te leggen in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf. Daarbij neemt de rechtbank ook nog in aanmerking dat zij verdachte, behalve van feit 2A zoals ook door de officier van justitie gevorderd, van nog twee feiten zal vrijspreken, alsmede de omstandigheid dat de bewezenverklaarde feiten ongeveer twee jaar geleden zijn gepleegd.
De rechtbank merkt met betrekking tot het onder 3 bewezenverklaarde op dat op grond van de omstandigheden waaronder het bewezen geachte is begaan, de rechtbank de door verdachte geuite bewoordingen verschoonbaar acht en dit feit dan ook niet zal meewegen in het bepalen van de strafmaat.
Ten aanzien van de benadeelde partijen
Nu niet is gebleken dat aan de benadeelde partijen [persoon 6], [persoon 13], [persoon 14], [persoon 7] en [persoon 8] rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen geachte feit 2B, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen in de vorderingen niet-ontvankelijk zijn.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 25 augustus 2011 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/651872-10, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 24 februari 2011 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens blijkt uit de stukken dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, aan verdachte is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.
Daar staat tegenover dat verdachte thans sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak op positieve wijze probeert zijn leven op orde te brengen en daarbij heeft voldaan aan de bij die schorsing opgelegde bijzondere voorwaarden.
Gelet hierop en gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals hierboven weergegeven, is de rechtbank van oordeel dat het op dit moment niet wenselijk is dat verdachte wederom in detentie zal verblijven. In plaats van tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf zal de rechtbank daarom gelasten dat veroordeelde een taakstraf van 56 uren moet verrichten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 266, 267, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart het onder 2A, 4 en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2B en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van het onder 2B bewezenverklaarde:
Schuldheling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Veroordeelt verdachte voorts tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 240 uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Verklaart de benadeelde partijen [persoon 6], [persoon 13], [persoon 14], [persoon 7] en [persoon 8] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 24 februari 2011, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met dien verstande dat verdachte in plaats daarvan een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 56 uren dient te verrichten, met bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 4 weken, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in de zaak met parketnummer 13/651872-10 in verzekering (en voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. van Eijk, voorzitter,
mrs. E. Diepraam en J.M.L.I. van Hommerich, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 september 2013.
De oudste rechter is buiten staat
het vonnis te ondertekenen.
De jongste rechter is buiten staat
het vonnis te ondertekenen.