Op 6 september 2013 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de overlevering van een Nederlandse man aan de Belgische autoriteiten, die verdacht wordt van betrokkenheid bij de zogenaamde 'kasteelmoord'. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering, ingediend door de officier van justitie, toegestaan. De vordering was gebaseerd op een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 7 juni 2013 door de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van eerste aanleg te Brugge was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1963 en thans gedetineerd, heeft verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de grondslag van het EAB onderzocht. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn moord, doodslag, zware mishandeling, ontvoering en wederrechtelijke vrijheidsberoving, die ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belgische autoriteiten de garantie hebben gegeven dat de opgeëiste persoon, indien hij in België wordt veroordeeld, zijn straf in Nederland zal ondergaan. Dit is in overeenstemming met de Europese regelgeving en de Nederlandse wetgeving.
De verdediging voerde aan dat de overlevering geweigerd moest worden op grond van mogelijke schending van mensenrechten, specifiek artikel 3 van het EVRM, omdat de opgeëiste persoon in België een levenslange gevangenisstraf kan krijgen. De rechtbank verwierp dit verweer, verwijzend naar de mogelijkheid van gratie in België en het vertrouwen dat België zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan plaatsvinden. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.