ECLI:NL:RBAMS:2013:5571

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
13-676799-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan overval op Kentucky Fried Chicken

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 september 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een overval op Kentucky Fried Chicken op 1 mei 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht met betrekking tot een overval die gepland was op 20 april 2012, maar deze handelingen konden niet worden gelinkt aan de daadwerkelijke overval op 1 mei 2012. Hierdoor oordeelde de rechtbank dat het opzet van de verdachte niet gericht was op de overval van 1 mei 2012, wat leidde tot zijn vrijspraak van de tenlastegelegde feiten onder 1.

De rechtbank heeft ook de tenlastelegging van het bezit van cocaïne beoordeeld. De verdachte had op 13 november 2012 4,86 gram cocaïne in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet, en achtte dit feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 32 uren, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende jeugddetentie kan worden opgelegd. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel was opgelegd voor het niet bewezen verklaarde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter tevens kinderrechter was.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/676799-12
13MAVERICK
Datum uitspraak: 4 september 2013
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[GBA-adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
21, 22, 23 mei, 13, 14 en 21 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door officieren van justitie mrs. M.L.A. ter Veer en N.M. Lemmers en van wat verdachte en zijn raadslieden mrs. J. van Weers en C.E. Stassen-Buijs, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door onder meer mevrouw [A], namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad), mevrouw [B], namens het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (hierna ook: het BJAA) en de ouders naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd - na wijziging op de ter terechtzitting van 21 mei 2013 - dat
1.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] op of omstreeks 01 mei 2012 te Amsterdam (in het Kentucky Fried Chicken restaurant, gevestigd Buikslotermeerplein 244) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Kentucky FriedChicken en/of [C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] en/of
die [medeverdachte 5] en/of die [medeverdachte 6] en/of die [medeverdachte 7] en/of verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [D] en/of [E], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [D] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Kentucky Fried Chicken en/of [C], in elk geval aan (een)ander(en) dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] en/of die [medeverdachte 5] en/of die [medeverdachte 6] en/of die [medeverdachte 7] en/of verdachte
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (met een bivakmuts en/of een sjaal over hun hoofd en/of gezicht)
- (met kracht) (meermalen) (met een (nep)vuurwapen) slaan en/of stompen in/tegen het gezicht, althans het hoofd van die [D] en/of
- dreigend tonen en/of voorhouden van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [D] en/of die [E] en/of
- (daarbij) aan die [D] ( op dreigende toon) toevoegen de woorden: "Lopen G, lopen" en/of "Ga naar de kluis, ga naar de kluis" en/of "Schiet op, doe snel, doe snel, je hebt een minuut" en/of "Papiergeld, waar is het papiergeld"
en/of
- vastbinden van de handen van die [E];
- samen met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] een of meer voorbespreking(en) te houden en/of
- tie-wraps voor die diefstal met geweld en/of afpersing te leveren en/of
- voor en/of tijdens de diefstal met geweld en/of afpersing op de uitkijk te staan;

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vordering.

3.Waardering van het bewijs

3.1
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie onder meer gesteld dat gelet op de bekennende verklaring van verdachte, in combinatie met de pinggesprekken en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] kan worden bewezen dat verdachte tie wraps heeft geleverd aan [medeverdachte 1]. De officier van justitie acht het niet van doorslaggevend belang dat verdachte wist op welke datum de overval daadwerkelijk zou plaatsvinden. In dit licht verwijst de officier van justitie naar een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 17 november 2010. Ten aanzien van hetgeen onder 2 ten laste is gelegd verwijst de officier van justitie naar de bekennende verklaring van verdachte en dat er twee bolletjes met in totaal 4,86 gram cocaïne op de slaapkamer van verdachte is aangetroffen.
3.2
De raadsvrouw heeft verwoord dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot een overval op 20 april 2013, die niet is doorgegaan. De raadsvrouw werpt vervolgens de vraag op of verdachte door zijn activiteiten ten behoeve van die geplande overval van 20 april 2012 nu ook medeplichtig is bij de overval op 1 mei 2012. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 10 februari 2009 (LJN 2009: BG1648) meent de raadsvrouw dat deze vraag ontkennend beantwoord moet worden waardoor verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte niet willens en wetens cocaïne aanwezig heeft gehad. Volgens de raadsvrouw had verdachte geen idee wat hij met de cocaïne aan moest en heeft hij het maar weggelegd waardoor van een criminele opzet geen sprake is geweest. De raadsvrouw verzoekt dan ook primair om verdachte van dit feit vrij te spreken, subsidiair om hem ter zake schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
3.3
De rechtbank heeft uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting afgeleid dat het opzet van verdachte betreffende zijn voorbereidingshandelingen gericht was op de overval op 20 april 2012 en niet op de daadwerkelijke gepleegde overval op 1 mei 2012. Deze voorbereidingshandelingen kunnen derhalve niet rechtstreeks worden gelinkt aan de overval van 1 mei 2012.
Gelet hierop, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot hetgeen onder 2 ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank dat verdachte de cocaïne heeft aangenomen en dat hij wist wat het was. De rechtbank acht niet geloofwaardig dat verdachte de cocaïne was vergeten totdat deze bij de doorzoeking na zijn arrestatie boven water kwam. Gelet hierop verwerpt de rechtbank op dit punt het verweer van de raadsvrouw.
3.4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen onder 2, inhoudende dat verdachte op 13 november 2012 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 4,86 gram cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

Het openbaar ministerie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 200 uren, met bevel, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen en een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde de hulpverlening zoals geadviseerd.
Vervolgens heeft het openbaar ministerie gevorderd om volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen met daarbij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de oriëntatiepunten straftoemeting jeugd Amsterdam (hierna te noemen: de Amsterdamse oriëntatiepunten).
Deze Amsterdamse oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging en worden regelmatig geactualiseerd. Bij deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit door een first offender. Bij de eerste keer recidive wordt een verhoging toegepast van maximaal 50% of een andere strafmodaliteit toegepast. Bij verdere recidive wordt een verhoging toegepast van minimaal 50% of een andere strafmodaliteit.
In de onderhavige zaak betreft het het aanwezig hebben van 4,86 gram cocaïne waarvoor als uitgangspunt voor strafoplegging een werkstraf van 20 tot 40 uur geldt.
De verdachte heeft een hoeveelheid cocaïne voorhanden gehad. Cocaïne is een voor de gezondheid van de gebruikers daarvan zeer schadelijke stof en het gebruik daarvan is ook bezwarend voor de samenleving onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 augustus 2013 waaruit blijkt dat verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op onder meer de volgende rapporten, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden over de verdachte zijn opgemaakt:
  • het raadsrapport van 9 oktober 2012, opgemaakt door raadsonderzoeker [F];
  • het raadsrapport van 7 november 2012, opgemaakt door raadsonderzoeker [F];
  • het raadsrapport van 8 augustus 2013, opgemaakt door raadsonderzoeker [G].
Namens de Raad heeft mevrouw [A] ter terechtzitting gesteld dat geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun op te leggen, die bij de schorsing van de voorlopige hechtenis al is opgelegd. Verder is een positieve ontwikkeling in het functioneren van verdachte waargenomen. Wel is een aantal risicofactoren betreffende verdachte naar voren gekomen, onder meer zijn vrije tijdsbesteding en zijn beïnvloedbaarheid. Anderzijds is sprake van veel beschermende factoren. Zo doet verdachte het goed thuis en op school.
Verdachte spijbelt niet van school en er zijn geen zorgen over zijn gedrag op school. Volgens de Raad heeft verdachte afstand genomen van verkeerde vrienden en de komende tijd zal hij worden begeleid in het kader van de maatregel hulp en steun.
Namens het BJAA heeft mevrouw [B] verwoord dat het contact met verdachte prettig verloopt en dat hij goed meewerkt. Sinds april jl. is verdachte vermeld op de top 600 lijst, wat impliceert dat hij extra aandacht in de zin van hulp dient te krijgen. Over school zijn geen zorgen. Voor het overige sluit het BJAA zich aan bij het advies van de Raad.
Nu de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van hetgeen onder 1 is ten laste gelegd, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Bovendien heeft de rechtbank het advies van de Raad en de rapporten over de persoon van verdachte zo mogelijk toegesneden op hetgeen bewezen is verklaard.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat een geheel voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur noodzakelijk is teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom aan strafbare feiten schuldig te maken. Het hieraan verbinden van bijzondere voorwaarden acht de rechtbank niet geïndiceerd. Op deze straf zal de rechtbank geen aftrek van de voorlopige hechtenis in mindering brengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Nu aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd voor hetgeen onder 1 is ten laste gelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen [D], [E] en [C] in de vordering niet-ontvankelijk zijn.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77g, 77m, 77n, 77x, 77y en 77z van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf van
32 (tweeëndertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 16 (zestien) dagen.
Beveelt dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart [D] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart [E] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart [C] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.I. Heyning, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A.J. Wesdorp en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. P. Tanis en A.C. Hofstra, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2013.