In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992, heeft de rechtbank Amsterdam op 4 september 2013 uitspraak gedaan. De zaak betreft een overval op een restaurant in Amsterdam op 1 mei 2012, waarbij de verdachte samen met anderen een geldbedrag heeft geprobeerd te stelen met gebruik van een nepvuurwapen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op meerdere zittingen in mei en augustus 2013, waarbij het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door de officieren van justitie mrs. M.L.A. ter Veer en N.M. Lemmers. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg.
De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan en bedreigen van de medewerkers van het restaurant, alsook het voorhanden hebben van een nepvuurwapen. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigenverklaringen afgelegd, waaronder die van medeverdachten, waarvan enkele later zijn ingetrokken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de medeverdachten onbetrouwbaar zijn, omdat deze inconsistenties vertoonden en niet overeenkwamen met objectieve gegevens uit het dossier.
De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel er wettig bewijs aanwezig was, dit niet voldoende overtuigend was om de verdachte schuldig te verklaren. Er ontbrak objectief bewijs dat de betrokkenheid van de verdachte bij de overval kon aantonen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd.