ECLI:NL:RBAMS:2013:5570

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
13-676902-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens overval op restaurant met nepvuurwapen

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992, heeft de rechtbank Amsterdam op 4 september 2013 uitspraak gedaan. De zaak betreft een overval op een restaurant in Amsterdam op 1 mei 2012, waarbij de verdachte samen met anderen een geldbedrag heeft geprobeerd te stelen met gebruik van een nepvuurwapen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op meerdere zittingen in mei en augustus 2013, waarbij het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door de officieren van justitie mrs. M.L.A. ter Veer en N.M. Lemmers. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg.

De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan en bedreigen van de medewerkers van het restaurant, alsook het voorhanden hebben van een nepvuurwapen. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigenverklaringen afgelegd, waaronder die van medeverdachten, waarvan enkele later zijn ingetrokken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de medeverdachten onbetrouwbaar zijn, omdat deze inconsistenties vertoonden en niet overeenkwamen met objectieve gegevens uit het dossier.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel er wettig bewijs aanwezig was, dit niet voldoende overtuigend was om de verdachte schuldig te verklaren. Er ontbrak objectief bewijs dat de betrokkenheid van de verdachte bij de overval kon aantonen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/676902-12
13MAVERICK
Datum uitspraak: 4 september 2013
Op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA adres].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 21 mei, 22 mei, 23 mei, 13 augustus, 14 augustus en 21 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door mrs. M.L.A. ter Veer en N.M. Lemmers, officieren van justitie.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadsman,
mr. T. Nieuwburg, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd (zoals gewijzigd op de terechtzitting van 21 mei 2013) dat:
1.
hij op of omstreeks 01 mei 2012 te Amsterdam (in het [restaurant] restaurant, gevestigd Buikslotermeerplein 244) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] en/of [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [B] en/of [C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [B] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] en/of [A], in elk geval aan (een)ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (met een bivakmuts en/of een sjaal over hun/zijn hoofd en/of gezicht)
- (met kracht) (meermalen) (met een (nep)vuurwapen) slaan en/of stompen in/tegen het gezicht, althans het hoofd van die [B] en/of
- dreigend tonen en/of voorhouden van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [B] en/of die [C] en/of
- (daarbij) aan die [B] ( op dreigende toon) toevoegen de woorden: "Lopen G, lopen" en/of "Ga naar de kluis, ga naar de kluis" en/of "Schiet op, doe snel, doe snel, je hebt een minuut" en/of "Papiergeld, waar is het papiergeld" en/of
- het vastbinden van de handen van die [C];
(artikel 312/317 Wetboek van strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 01 mei 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een wapen van categorie I onder 7 te weten een nabootsing van een Scorpion [nummer], zijnde een voorwerp dat/die voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor een ontploffing bestemde voorwerp voorhanden heeft/hebben gehad:
(artikel 13 Wet wapens en munitie)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officieren van justitie zijn ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

De officieren van justitie hebben zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ter zitting heeft de raadsman primair verzocht tot vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt als volgt.
Medeverdachte [D] heeft in de periode van 2 mei 2012 tot en met 30 oktober 2012 meerdere verklaringen afgelegd, eerst als getuige en vervolgens als verdachte. Weliswaar heeft [D] op 30 oktober 2012 over verdachte belastend verklaard, maar zal de rechtbank het totaal aan verklaringen van [D] als onbetrouwbaar terzijde schuiven. De rechtbank komt hiertoe omdat uit het dossier naar voren komt dat [D] haar verklaringen bij de politie voortdurend heeft gewijzigd en aangevuld en deze op belangrijke punten (in eerste instantie) niet overeenkwamen/komen met de overige (objectieve) gegevens uit het dossier.
Op 5 november 2012 heeft ook medeverdachte [E] bij de politie een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Op 20 november 2012 heeft [E] verklaard dat alles wat hij op 5 november 2012 heeft verklaard niet waar is. Vervolgens heeft [E] via zijn raadsman laten weten dat hij zich bij het geplande getuigenverhoor van 12 maart 2013 bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht zal beroepen. Ter zitting van 21 mei 2013 heeft [E] vervolgens herhaald dat zijn verklaring van 5 november 2012 niet waar is. Nu een situatie als bedoeld in de uitspraak van het Europees Hof voor Rechten van de Mens in de zaak Vidgen tegen Nederland (EHRM 10 juli 2012, LJN BX3071) zich thans niet voordoet, kan de belastende verklaring, hoewel ingetrokken, in beginsel voor het bewijs worden gebruikt.
Daarnaast heeft medeverdachte [F] op 23 oktober 2012 en 24 oktober 2012 belastende over verdachte verklaard.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het wettig bewijs aanwezig is. Echter, zij bekomt daaruit niet de overtuiging dat verdachte het ten laste gelegde ook daadwerkelijk heeft begaan. De rechtbank betrekt bij haar oordeel de wisselende verklaringen van de medeverdachte [D], die in meerdere verklaringen tot (en met) 30 oktober 2012
Alials een van de daders noemt en hem herkent op de foto, en vervolgens op aanwijzing van de politie verklaart dat het toch verdachte betreft. Medeverdachte [E] heeft op zijn beurt zijn voor verdachte belastende verklaring ingetrokken en medeverdachte [F] is moeilijk te volgen en verklaart doorgaans onsamenhangend.
Verder is voor het ontbreken van de overtuiging van belang dat geen objectief bewijs aanwezig is, zoals technisch bewijs, dat concreet wijst op de betrokkenheid van verdachte bij de overval. De door de officieren van justitie aangehaalde ping-gesprekken welke onder meer betrekking zouden hebben op verdachte acht de rechtbank daarvoor onvoldoende.
De rechtbank acht derhalve het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de benadeelde partijen
Nu aan verdachte – zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – geen straf of maatregel is opgelegd, zijn [B], [C] en [A] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart [B] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart [C] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verklaart [A] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.I. Heyning, voorzitter,
mrs. A.J. Wesdorp en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. P. Tanis en A.C. Hofstra, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2013.