ECLI:NL:RBAMS:2013:5569

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
13-676599-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewelddadige overval op restaurant met gebruik van nepwapens

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 september 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een gewelddadige overval op een restaurant in Amsterdam op 1 mei 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij de voorbereiding en uitvoering van de overval, waarbij geweld en bedreiging met nepwapens werd gebruikt. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet aanwezig was bij de daadwerkelijke overval, maar wel een actieve rol heeft gespeeld in de voorbereiding ervan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde feiten, maar achtte de subsidiaire tenlastelegging van medeplichtigheid aan diefstal met geweld bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening werd gehouden met zijn jongvolwassenheid en het feit dat hij een first offender was. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden als gevolg van de overval. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legde een schadevergoedingsmaatregel op ter waarborging van de betaling aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/676599-12
13MAVERICK
Datum uitspraak: 4 september 2013
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA adres], gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 21 mei, 22 mei, 23 mei, 13 augustus, 14 augustus en 21 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door mrs. M.L.A. ter Veer en N.M. Lemmers, officieren van justitie.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadsman,
mr. P.H.L.M. Souren, naar voren hebben gebracht en van hetgeen door de heer [A], namens de Reclassering naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd (zoals gewijzigd op de terechtzitting van 21 mei 2013) dat:
1.
hij op of omstreeks 01 mei 2012 te Amsterdam (in het [restaurant] restaurant, gevestigd [adres 1]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] en/of [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [C] en/of [D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [C] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] en/of [B], in elk geval aan (een)ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (met een bivakmuts en/of een sjaal over hun/zijn hoofd en/of gezicht)
- (met kracht) (meermalen) (met een (nep)vuurwapen) slaan en/of stompen in/tegen het gezicht, althans het hoofd van die [C] en/of
- dreigend tonen en/of voorhouden van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [C] en/of die [D] en/of
- (daarbij) aan die [C] ( op dreigende toon) toevoegen de woorden: "Lopen G, lopen" en/of "Ga naar de kluis, ga naar de kluis" en/of "Schiet op, doe snel, doe snel, je hebt een minuut" en/of "Papiergeld, waar is het papiergeld" en/of
- het vastbinden van van de handen van die [D];
(artikel 312/317 Wetboek van strafrecht)
Subsidiair:
[E] en/of [F] en/of [G] en/of [H] en/of [J] en/of [K] op of omstreeks 01 mei 2012 te Amsterdam (in het [restaurant] restaurant, gevestigd [adres 1]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] en/of
[B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [E] en/of die [F] en/of die [G] en/of die [H] en/of die [J] en/of die [K] en/of verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [C] en/of [D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of
aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [C] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] en/of [B], in elk geval aan (een)ander(en) dan aan die die [E] en/of die [F] en/of die [G] en/of die [H] en/of die [J] en/of die [K] en/of verdachte
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (met een bivakmuts en/of een sjaal over hun hoofd en/of gezicht)
- (met kracht) (meermalen) (met een (nep)vuurwapen) slaan en/of stompen in/tegen het gezicht, althans het hoofd van die [C] en/of
- dreigend tonen en/of voorhouden van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [C] en/of die [D] en/of
- (daarbij) aan die [C] ( op dreigende toon) toevoegen de woorden: "Lopen G, lopen" en/of "Ga naar de kluis, ga naar de kluis" en/of "Schiet op, doe snel, doe snel, je hebt een minuut" en/of "Papiergeld, waar is het papiergeld" en/of
- vastbinden van de handen van die [D];
tot en/of bij het plegen van welk misdrij(f)(ven) verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 april 2012 tot en met 01 mei 2012, in elk geval op 1 mei 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- samen met die [E] en/of [F] en/of [H] en/of [J] en/of [G] en/of [K] en/of [L] en/of [M] een of meer voorbesprekingen te houden;
- samen met die [E] en/of [G] en/of [K] en/of [H] een voorverkenning uit te voeren;
- voor en/of tijdens de diefstal met geweld en/of afpersing op de uitkijk te staan;
(artikel 312/317 jo 48 Wetboek van strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 01 mei 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een wapen van categorie I onder 7 te weten een nabootsing van een Scorpion [nummer], zijnde een voorwerp dat/die voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor een ontploffing bestemde voorwerp voorhanden heeft/hebben gehad:
(artikel 13 Wet wapens en munitie)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officieren van justitie zijn ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van het dossier niet volgt dat verdachte, die voorbesprekingen heeft bijgewoond, een voorverkenning heeft verricht en op de uitkijk heeft gestaan, maar bij de daadwerkelijke overval niet aanwezig is geweest, ter uitvoering van een gezamenlijk plan zo nauw en bewust met de anderen heeft samengewerkt dat op grond daarvan kan worden aangenomen dat verdachte en de hoofddaders de ten laste gelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld tezamen en vereniging met die anderen heeft gepleegd.
Anders dan de officieren van justitie en met de raadsman is de rechtbank dan ook van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht voorts niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Niet is gebleken dat verdachte het in de tenlastelegging genoemde nepvuurwapen (al dan niet tezamen en in vereniging met de hoofddaders) voorhanden heeft gehad zoals bedoeld in de Wet wapens en munitie. Dit oordeel dient te worden bezien in het licht van de hierna te noemen bewezenverklaring.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, namelijk dat:
[E] en [F] en [H] op 1 mei 2012 te Amsterdam (in het [restaurant] restaurant, gevestigd [adres 1]) tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een geldbedrag toebehorende aan [restaurant], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [C] en [D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het (met een bivakmuts en een sjaal over hun hoofd en/of gezicht)
- met kracht met een nepvuurwapen slaan en stompen tegen het hoofd van die [C] en
- dreigend tonen en voorhouden van vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen, aan die [C] en die [D] en
- daarbij aan die [C] op dreigende toon toevoegen de woorden: "Lopen G, lopen" en "Ga naar de kluis, ga naar de kluis" en "Schiet op, doe snel, doe snel, je hebt een minuut" en "Papiergeld, waar is het papiergeld" en
- vastbinden van de handen van die [D];
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op tijdstippen in de periode van 15 april 2012 tot en met 1 mei 2012, te Amsterdam, opzettelijk gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door
- samen met die [E] en [F] en [H] en [G] voorbesprekingen te houden;
- samen met die en [G] en [H] een voorverkenning uit te voeren;
- voor en tijdens de diefstal met geweld op de uitkijk te staan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De (voorwaardelijke) verzoeken van de raadsman tot toepassing van het minderjarigen sanctierecht, dan wel tot het verrichten van nader onderzoek naar de persoon van verdachte indien de rechtbank tot een veroordeling zou komen, worden – hoe deze verzoeken dan ook zijn geformuleerd – door de rechtbank afgewezen. De rechtbank heeft dienaangaande acht geslagen op de adviezen van de Reclassering uitgebracht op 23 januari 2013 en aanvullend op 24 juli 2013. Hieruit volgt geen objectieve aanwijzing dat bij verdachte sprake is van een psychiatrische dan wel psychologische stoornis. De Reclassering heeft aangegeven geen aanleiding tot nader onderzoek te hebben. Het gegeven advies kan ten volste worden gebruikt, zoals ter zitting door de heer Doornebal, namens de Reclassering, naar voren is gebracht.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

De officieren van justitie hebben bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hen onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Vervolgens heeft het openbaar ministerie gevorderd om volledige en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen met daarbij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een geraffineerde en gewelddadige overval gepleegd op een fastfoodrestaurant. De overvallers hadden zich vermomd en door hen is gebruik gemaakt van (nep)wapens, waarmee is geslagen en bedreigd. Terwijl de slachtoffers voortdurend onder schot werden gehouden en één van de slachtoffers met tie-wraps werd vastgebonden, hebben de daders een geldbedrag buitgemaakt. Verdachte is bij deze overval behulpzaam geweest door onder meer op de avond van de overval een voorverkenning uit te voeren en op de uitkijk te staan. De bij het voorval betrokken slachtoffers hebben tengevolge van deze handelwijze psychisch nadeel ondervonden. Bovendien hebben verdachte en zijn mededaders bijgedragen aan vergroting van de reeds in de maatschappij bestaande gevoelens van onveiligheid en onrust.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 augustus 2013 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde feit, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijk feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) betrokken, voor zover die voor het onderhavige feit zijn vastgesteld. Deze geven voor het plegen van een gewapende overval met letsel tot gevolg als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarbij het aantal daders, het gebruik van maskers en het vastbinden van slachtoffers als strafverzwarende omstandigheden dienen te gelden. Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank voor een first offender in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren geïndiceerd.
Gelet op artikel 49 Wetboek van Strafrecht, wordt in het geval van medeplichtigheid bij het bepalen van de hoofdstraf het maximum daarvan met een derde verminderd. Analoog daaraan wordt voornoemd uitgangspunt van vier jaar gevangenisstraf, met een derde verminderd, zodat 32 maanden resteren.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank – anders dan de officieren van justitie – ten voordele van verdachte rekening houden met zijn leeftijd. Ten tijde van het feit was verdachte 19 jaar.
Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat de geestelijke ontwikkeling van jeugdigen niet stopt bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar en dat wezenlijke ontwikkelingen juist daarna plaatsvinden. De nog onvoltooide emotionele, sociale, morele en intellectuele ontwikkeling vormt mede de oorzaak van de omstandigheid dat een groot deel van de (jeugd)criminaliteit optreedt tijdens de adolescentie, maar ook eindigt vóór het 23ste levensjaar.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden en het feit dat verdachte wordt vrijsproken van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht het dan ook passend en geboden om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 24 maanden.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[C]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat slechts de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [C], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte (kort gezegd: (medeplichtigheid aan diefstal met geweld strafbaar gesteld in artikel 312 jo. 48 van het Wetboek van Strafrecht) rechtstreeks schade heeft geleden. Het gaat dan om de gevraagde vergoeding voor immateriële schade. De rechtbank acht het gelet op de algemene ervaringsregels zeer aannemelijk dat de benadeelde partij psychisch nadeel heeft ondervonden door de diefstal met geweld, zodat een vergoeding daarvoor redelijk en billijk is. Echter, nu een nadere onderbouwing ontbreekt, zal de rechtbank de schade lager waarderen dan de gevorderde € 5.500,--.
De rechtbank waardeert de immateriële schade op € 1.500,-- (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 mei 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal worden veroordeeld om dat bedrag te betalen aan [C].
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [C] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Het restant van de vordering levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[D]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat slechts de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [D], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte (kort gezegd: (medeplichtigheid aan diefstal met geweld strafbaar gesteld in artikel 312 jo. 48 van het Wetboek van Strafrecht) rechtstreeks schade heeft geleden. Het gaat dan om de gevraagde vergoeding voor immateriële schade. De rechtbank acht het gelet op de algemene ervaringsregels zeer aannemelijk dat de benadeelde partij psychisch nadeel heeft ondervonden door de diefstal met geweld, zodat een vergoeding daarvoor redelijk en billijk is. Echter, nu een nadere onderbouwing ontbreekt, zal de rechtbank de schade lager waarderen dan de gevorderde
€ 4.000,--.
De rechtbank waardeert dit deel op € 1.000,-- (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 mei 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal worden veroordeeld om dat bedrag te betalen aan [D].
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [D] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
Het restant van de vordering levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[B]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [B] (een privé portemonnee met daarin € 500,--) een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Daarom is de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 48, 49 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplichtigheid aan diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [C] toe tot een bedrag van € 1.500,-- (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [C] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [C], te betalen de som van € 1.500,-- (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening[te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening,] bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 (dertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [C] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [D] toe tot een bedrag van € 1.000,-- (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [D] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [D], te betalen de som van € 1.000,-- (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 (dertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [D] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Verklaart de benadeelde partij [B] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.I. Heyning, voorzitter,
mrs. A.J. Wesdorp en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. P. Tanis en A.C. Hofstra, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2013.