ECLI:NL:RBAMS:2013:5568

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
13-676901-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling minderjarige verdachte voor medeplichtigheid aan gewelddadige overval op restaurant

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 september 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een gewelddadige overval op een restaurant in Amsterdam op 1 mei 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij de voorbereiding en uitvoering van de overval, waarbij geweld en bedreiging met een nepvuurwapen werd gebruikt. De verdachte heeft een voorverkenning uitgevoerd en op de uitkijk gestaan, maar was niet aanwezig bij de daadwerkelijke overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de hoofdrol in de overval had gespeeld, en sprak hem vrij van de primair ten laste gelegde feiten. Echter, de rechtbank achtte de medeplichtigheid aan de diefstal met geweld wel bewezen, en veroordeelde de verdachte tot 12 maanden jeugddetentie, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die zwakbegaafd is. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder immateriële schade voor de slachtoffers van de overval.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/676901-12
13MAVERICK
Datum uitspraak: 4 september 2013
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [GBA adres], thans
uit anderen hoofdegedetineerd in PI [locatie], locatie [plaats].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 21 mei, 22 mei, 23 mei, 13 augustus, 14 augustus en 21 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door mrs. M.L.A. ter Veer en N.M. Lemmers, officieren van justitie.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door verdachte en zijn raadsvrouw
mr. H.M. Feenstra naar voren is gebracht en van hetgeen door mevrouw [A], namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), mevrouw [B], namens Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) en door de vader naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd (zoals gewijzigd op de terechtzitting van 21 mei 2013) dat:
1.
hij op of omstreeks 01 mei 2012 te Amsterdam (in het [naam restaurant] restaurant, gevestigd [adres 1]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam restaurant] en/of [C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [D] en/of [E], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [D] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam restaurant] en/of [C], in elk geval aan (een)ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (met een bivakmuts en/of een sjaal over hun/zijn hoofd en/of gezicht)
- (met kracht) (meermalen) (met een (nep)vuurwapen) slaan en/of stompen in/tegen het gezicht, althans het hoofd van die [D] en/of
- dreigend tonen en/of voorhouden van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [D] en/of die [E] en/of
- (daarbij) aan die [D] ( op dreigende toon) toevoegen de woorden: "Lopen G, lopen" en/of "Ga naar de kluis, ga naar de kluis" en/of "Schiet op, doe snel, doe snel, je hebt een minuut" en/of "Papiergeld, waar is het papiergeld" en/of
- het vastbinden van de handen van die [E];
(artikel 312/317 Wetboek van strafrecht)
Subsidiair:
[F] en/of [G] en/of [H] en/of [J] en/of [K] en/of [L] op of omstreeks 01 mei 2012 te Amsterdam (in het [naam restaurant] restaurant, gevestigd Buikslotermeerplein 244) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam restaurant] en/of [C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [F] en/of die [G] en/of die [H] en/of die [J] en/of die [K] en/of die [L] en/of
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [D] en/of [E], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [D] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam restaurant] en/of [C], in elk geval aan (een)ander(en) dan aan die [F] en/of die [G] en/of die [H] en/of die [J] en/of die [K] en/of die [L] en/of verdachte
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (met een bivakmuts en/of een sjaal over hun hoofd en/of gezicht)
- (met kracht) (meermalen) (met een (nep)vuurwapen) slaan en/of stompen in/tegen het gezicht, althans het hoofd van die [D] en/of
- dreigend tonen en/of voorhouden van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [D] en/of die [E] en/of
- (daarbij) aan die [D] ( op dreigende toon) toevoegen de woorden: "Lopen G, lopen" en/of "Ga naar de kluis, ga naar de kluis" en/of "Schiet op, doe snel, doe snel, je hebt een minuut" en/of "Papiergeld, waar is het papiergeld" en/of
- vastbinden van de handen van die [E];
tot en/of bij het plegen van welk misdrij(f)(ven) verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 april 2012 tot en met 01 mei 2012, in elk geval op 1 mei 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- samen met die [F] en/of [G] en/of [K] en/of [J] en/of [H] en/of [L] en/of [M] en/of [N] een of meer voorbespreking(en) te houden en/of
- samen met die [F] en/of [H] en/of [L] en/of [K] een voorverkenning uit te voeren en/of
- voor en/of tijdens de diefstal met geweld en/of afpersing op de uitkijk te staan;
(artikel 312/317 jo 48 Wetboek van strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 01 mei 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een wapen van categorie I onder 7 te weten een nabootsing van een Scorpion [nummer], zijnde een voorwerp dat/die voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor een ontploffing bestemde voorwerp voorhanden heeft/hebben gehad:
(artikel 13 Wet wapens en munitie)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officieren van justitie zijn ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van het dossier niet volgt dat verdachte, die voorbesprekingen heeft bijgewoond, een voorverkenning heeft verricht en op de uitkijk heeft gestaan, maar bij de daadwerkelijke overval niet aanwezig is geweest, ter uitvoering van een gezamenlijk plan zo nauw en bewust met de anderen heeft samengewerkt dat op grond daarvan kan worden aangenomen dat verdachte met de hoofddaders de ten laste gelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld tezamen en vereniging heeft gepleegd.
Anders dan de officieren van justitie en met de raadsvrouw is de rechtbank dan ook van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht eveneens niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Niet is gebleken dat verdachte het in de tenlastelegging genoemde nepvuurwapen (al dan niet tezamen en in vereniging met de hoofddaders) voorhanden heeft gehad zoals bedoeld in de Wet wapens en munitie. Dit oordeel dient mede te worden bezien in het licht van de hierna te noemen bewezenverklaring.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, namelijk dat:
[F] en [G] en [K] op 1 mei 2012 te Amsterdam (in het [naam restaurant] restaurant, gevestigd [adres 1]) tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een geldbedrag toebehorende aan [naam restaurant], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [D] en [E], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het (met een bivakmuts en een sjaal over hun hoofd en/of gezicht)
- met kracht met een nepvuurwapen slaan en stompen tegen het hoofd van die [D] en
- dreigend tonen en voorhouden van vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen, aan die [D] en die [E] en
- daarbij aan die [D] op dreigende toon toevoegen de woorden: "Lopen G, lopen" en "Ga naar de kluis, ga naar de kluis" en "Schiet op, doe snel, doe snel, je hebt een minuut" en "Papiergeld, waar is het papiergeld" en
- vastbinden van de handen van die [E];
tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte op tijdstippen in de periode van 15 april 2012 tot en met 01 mei 2012 te Amsterdam opzettelijk gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door
- samen met die [F] en [G] en [K] en [H] voorbesprekingen te houden en
- samen met die [H] en [K] een voorverkenning uit te voeren en
- voor en tijdens de diefstal met geweld op de uitkijk te staan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Het door de raadsvrouw genoemde alternatieve scenario, dat verdachte heeft aangegeven niet mee te willen doen met de overval en niet op de hoogte was dat deze op 1 mei 2012 zou plaatsvinden, acht de rechtbank in het licht van de bewijsmiddelen niet onderbouwd en vindt geen steun in het dossier.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Verklaring [K]
Op 5 november 2012 heeft medeverdachte [K] bij de politie een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Op 20 november 2012 verklaart [K] dat alles wat hij op
5 november 2012 heeft verklaard niet waar is. Vervolgens heeft [K] via zijn raadsman laten weten dat hij zich bij het geplande getuigenverhoor van 12 maart 2013 bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht zal beroepen. Ter zitting van 21 mei 2013 heeft [K] vervolgens herhaald dat zijn verklaring van 5 november 2012 niet waar is. Ook verklaart hij dat hij niet weet of Mohamed op de uitkijk stond of niet. Nu zich hierdoor geen situatie als bedoeld in de uitspraak van het Europees Hof voor Rechten van de Mens in de zaak Vidgen tegen Nederland (EHRM 10 juli 2012, LJN BX3071) voordoet, dat de verdediging in enig stadium van het geding, hetzij op de terechtzitting hetzij daarvoor, de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, kan de belastende verklaring tot het bewijs bijdragen. Dit in combinatie met de overige bewijsmiddelen waar de bewezenverklaring op is gegrond.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

De officieren van justitie hebben bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hen onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Vervolgens heeft het openbaar ministerie gevorderd om volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen met daarbij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een geraffineerde en gewelddadige overval gepleegd op een fastfoodrestaurant. De overvallers hadden zich vermomd en door hen is gebruik gemaakt van (nep)wapens, waarmee is geslagen en bedreigd. Terwijl de slachtoffers voortdurend onder schot werden gehouden en één van de slachtoffers met tie-wraps werd vastgebonden, hebben de daders een geldbedrag buitgemaakt. Verdachte is bij deze overval behulpzaam geweest en heeft onder meer op de avond van de overval een voorverkenning uitgevoerd en op de uitkijk gestaan. De bij het voorval betrokken slachtoffers hebben ten gevolge van deze handelwijze psychisch nadeel ondervonden. Bovendien hebben verdachte en zijn mededaders bijgedragen aan vergroting van de reeds in de maatschappij bestaande gevoelens van onveiligheid en onrust.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de oriëntatiepunten straftoemeting jeugd Amsterdam, welke dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging en worden regelmatig geactualiseerd. Bij deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit door een first offender.
In onderhavige zaak betreft het medeplichtigheid aan een diefstal met geweld en bedreiging met geweld, waarvoor als uitgangspunt voor strafoplegging een jeugddetentie van minimaal zes maanden geldt. Daarbij worden het aantal daders, het gebruik van (nep)wapens, bivakmutsen en tie-wraps als strafverzwarende omstandigheden aangemerkt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 augustus 2013 waaruit blijkt dat verdachte tweemaal ter zake van overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 een geldboete opgelegd heeft gekregen, maar dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Verdachte zal dan ook worden aangemerkt als een first offender.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op onder meer de volgende rapporten, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden over verdachte zijn opgemaakt:
  • raadsrapporten van 20 november en 6 december 2012, opgemaakt door S. Nederhand;
  • rapport van het BJAA van 31 januari 2013, opgemaakt [B];
  • Pro Justitia rapport van 15 maart 2013, opgemaakt door drs. [P], GZ-psycholoog.
De GZ-psycholoog concludeert dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid. Ten tijde van het ten laste gelegde was hier ook sprake van. Gezien de stellige ontkenning van verdachte kan de psycholoog geen uitspraken doen over hoe de zwakbegaafdheid invloed heeft gehad op de gedragskeuze en gedragingen van verdachte. Om diezelfde reden kan de psycholoog geen uitspraken doen over het recidiverisico. Wel geeft de psycholoog aan dat vanuit zorgoogpunt continuering van de reeds ingezette hulp vanuit Spirit IFA (Intensieve Forensische Aanpak) is aan te bevelen. Ten slotte benoemt de psycholoog dat de ego-ontwikkeling van verdachte achterloopt op die van leeftijdsgenoten en dat verdachte zwakke cognitieve vaardigheden bezit.
Namens de Raad heeft mevrouw [A] ter terechtzitting geadviseerd om aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen en een deels voorwaardelijke jeugddetentie, met daarbij als bijzondere voorwaarde begeleiding van het BJAA en Spirit IFA en de maatregel hulp en steun. Ter zitting heeft mevrouw [B] namens het BJAA eensluidend geadviseerd.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit aanleiding geeft om aan verdachte een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal aan hem een deels voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd, met als bijzondere voorwaarde toezicht van en begeleiding door het BJAA en deelname aan IFA. Hiermee wordt beoogd verdere recidive te voorkomen.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het medeplegen en het bezit van een nepwapen, wordt bij de straftoemeting afgeweken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[D]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat slechts de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [D] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte (kort gezegd: (medeplichtigheid aan diefstal met geweld strafbaar gesteld in artikel 312 jo. 48 van het Wetboek van Strafrecht) rechtstreeks schade heeft geleden. Het gaat dan om de gevraagde vergoeding voor immateriële schade. De rechtbank acht het gelet op de algemene ervaringsregels zeer aannemelijk dat de benadeelde partij psychisch nadeel heeft ondervonden door de diefstal met geweld, zodat een vergoeding daarvoor redelijk en billijk is. Echter, nu een nadere onderbouwing ontbreekt, zal de rechtbank de schade lager waarderen dan de gevorderde € 5.500,--.
De rechtbank waardeert de immateriële schade op € 1.500,-- (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 mei 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal worden veroordeeld om dat bedrag te betalen aan [D].
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [D] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Het restant van de vordering levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[E]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat slechts de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [E], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte (kort gezegd: (medeplichtigheid aan diefstal met geweld strafbaar gesteld in artikel 312 jo. 48 van het Wetboek van Strafrecht) rechtstreeks schade heeft geleden. Het gaat dan om de gevraagde vergoeding voor immateriële schade. De rechtbank acht het gelet op de algemene ervaringsregels zeer aannemelijk dat de benadeelde partij psychisch nadeel heeft ondervonden door de diefstal met geweld, zodat een vergoeding daarvoor redelijk en billijk is. Echter, nu een nadere onderbouwing ontbreekt, zal de rechtbank de schade lager waarderen dan de gevorderde
€ 4.000,--.
De rechtbank waardeert dit deel op € 1.000,-- (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 mei 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal worden veroordeeld om dat bedrag te betalen aan [E].
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [E] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd.
Het restant van de vordering levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[C]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [C] (een privé portemonnee met daarin € 500,--) een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Daarom is de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 48, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplichtigheid aan diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
Verdachte moet zich onmiddellijk onder toezicht en leiding van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam stellen. Vervolgens moet verdachte gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt, ook als dit inhoudt het meewerken met de Intensieve Forensische Aanpak (IFA) van Spirit.
Geeft aan het BJAA opdracht veroordeelde bij de naleving van die voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [D] toe tot een bedrag van € 1.500,-- (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [D] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [D], te betalen de som van € 1.500,-- (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 30 (dertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [D] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [E] toe tot een bedrag van € 1.000,-- (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [E] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [E], te betalen de som van € 1.000,-- (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 30 (dertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [E] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Verklaart de benadeelde partij [C] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.I. Heyning, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A.J. Wesdorp en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. P. Tanis en A.C. Hofstra, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2013.