Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uit anderen hoofdegedetineerd in PI [locatie], locatie [plaats].
1.Onderzoek ter terechtzitting
mr. H.M. Feenstra naar voren is gebracht en van hetgeen door mevrouw [A], namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), mevrouw [B], namens Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) en door de vader naar voren is gebracht.
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
5.Het bewijs
5 november 2012 heeft verklaard niet waar is. Vervolgens heeft [K] via zijn raadsman laten weten dat hij zich bij het geplande getuigenverhoor van 12 maart 2013 bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht zal beroepen. Ter zitting van 21 mei 2013 heeft [K] vervolgens herhaald dat zijn verklaring van 5 november 2012 niet waar is. Ook verklaart hij dat hij niet weet of Mohamed op de uitkijk stond of niet. Nu zich hierdoor geen situatie als bedoeld in de uitspraak van het Europees Hof voor Rechten van de Mens in de zaak Vidgen tegen Nederland (EHRM 10 juli 2012, LJN BX3071) voordoet, dat de verdediging in enig stadium van het geding, hetzij op de terechtzitting hetzij daarvoor, de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, kan de belastende verklaring tot het bewijs bijdragen. Dit in combinatie met de overige bewijsmiddelen waar de bewezenverklaring op is gegrond.
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf en maatregel
- raadsrapporten van 20 november en 6 december 2012, opgemaakt door S. Nederhand;
- rapport van het BJAA van 31 januari 2013, opgemaakt [B];
- Pro Justitia rapport van 15 maart 2013, opgemaakt door drs. [P], GZ-psycholoog.
€ 4.000,--.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
12 (twaalf) maanden.
4 (vier) maanden, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.