ECLI:NL:RBAMS:2013:5567

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
13-676387-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling minderjarige verdachte voor overval met geweld op restaurant

In deze jeugdzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 september 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1994, die betrokken was bij een gewelddadige overval op een restaurant in Amsterdam op 1 mei 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen, met gebruik van een nepvuurwapen, geweld heeft gebruikt tegen de slachtoffers en hen heeft bedreigd om een geldbedrag van in totaal 4.300 euro te stelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 20 maanden jeugddetentie, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en heeft daarbij een proeftijd van 2 jaar vastgesteld. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht en begeleiding door de William Schrikker Groep. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen [D] en [E] toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding voor immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van benadeelde partij [C] niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding opleverde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit een voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/676387-12
13MAVERICK
Datum uitspraak: 4 september 2013
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[GBA adres],
gedetineerd in de Justitiële Jeugd Inrichting “[locatie]” te [plaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
21, 22, 23 mei 2013, 13, 14 en 21 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door officieren van justitie mrs. M.L.A. ter Veer en N.M. Lemmers en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. V.H. Hammerstein, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door mevrouw [A], namens de Raad voor de Kinderbescherming, mevrouw [B], namens de William Schrikker Groep, en de moeder naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd - na wijziging op de ter terechtzitting van 21 mei 2013 - dat
1.
hij op of omstreeks 01 mei 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] en/of [C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [D] en/of [E], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [D] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] en/of [C], in elk geval aan (een)ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (met een bivakmuts en/of een sjaal over hun/zijn hoofd en/of gezicht)
- (met kracht) (meermalen) (met een (nep)vuurwapen) slaan en/of stompen in/tegen het gezicht, althans het hoofd van die [D] en/of
- dreigend tonen en/of voorhouden van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [D] en/of die [E] en/of
- (daarbij) aan die [D] ( op dreigende toon) toevoegen de woorden: "Lopen G, lopen" en/of "Ga naar de kluis, ga naar de kluis" en/of "Schiet op, doe snel, doe snel, je hebt een minuut" en/of "Papiergeld, waar is het papiergeld"

en/of

- het vastbinden van de handen van die [E];
2.
hij op of omstreeks 01 mei 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een wapen van categorie I onder 7 te weten een nabootsing van een Scorpion [nummer], zijnde een voorwerp dat/die voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor een ontploffing bestemde voorwerp voorhanden heeft/hebben gehad.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 1 mei 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [restaurant], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [D] en [E], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het met een bivakmuts en een sjaal over hun hoofd en/of gezicht:
- met kracht met een nepvuurwapen slaan en stompen tegen het hoofd van die [D] en
- dreigend tonen en voorhouden van vuurwapens, althans op vuurwapen gelijkend voorwerpen, aan die [D] en die [E] en
- daarbij aan die [D] op dreigende toon toevoegen de woorden: "Lopen G, lopen" en "Ga naar de kluis, ga naar de kluis" en "Schiet op, doe snel, doe snel, je hebt een minuut" en "Papiergeld, waar is het papiergeld" en
- het vastbinden van de handen van die [E];
2.
op 1 mei 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie I onder 7 te weten een nabootsing van een Scorpion [nummer], zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en met een voor een ontploffing bestemde voorwerp voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

Het openbaar ministerie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 en 2 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde de hulpverlening zoals geadviseerd.
Vervolgens heeft het openbaar ministerie gevorderd om volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen met daarbij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de oriëntatiepunten straftoemeting jeugd Amsterdam (hierna te noemen: de Amsterdamse oriëntatiepunten).
Deze Amsterdamse oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging en worden regelmatig geactualiseerd. Bij deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit door een first offender. Bij de eerste keer recidive wordt een verhoging toegepast van maximaal 50% of een andere strafmodaliteit toegepast. Bij verdere recidive wordt een verhoging toegepast van minimaal 50% of een andere strafmodaliteit.
In de onderhavige zaak betreft het medeplegen bij diefstal met geweld en bedreiging met geweld waarvoor als uitgangspunt voor strafoplegging een jeugddetentie van minimaal zes maanden geldt. De samenloop van de factoren letsel, wapen en besloten pand wordt als strafverzwarend aangemerkt.
De verdachte heeft samen met zijn mededaders op geraffineerde en gewelddadige wijze een overval gepleegd op een fastfoodrestaurant. Bij de overval is gebruik gemaakt van (nep)wapens, waarmee is geslagen en bedreigd en waarbij de overvallers zich hadden vermomd. Terwijl de slachtoffers voortdurend onder schot werden gehouden en één van de slachtoffers met tie wraps werd vastgebonden, hebben verdachte en de mededaders een geldbedrag buitgemaakt. De bij het voorval betrokken slachtoffers hebben ten gevolge van deze handelwijze psychisch nadeel ondervonden. Bovendien hebben verdachte en zijn mededaders bijgedragen aan vergroting van de reeds in de maatschappij bestaande gevoelens van onveiligheid en onrust.
Voorts is verdachte samen met zijn mededaders in het ongecontroleerd bezit geweest van een nepwapen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 1 augustus 2013 waaruit blijkt dat verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Verdachte liep zelfs nog in een proeftijd, wat hem er niet van heeft weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op onder meer de volgende rapporten, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden over de verdachte zijn opgemaakt:
- het reclasseringsadvies van 19 september 2012, opgemaakt door reclasseringswerker
[F];
- het raadsrapport van 2 oktober 2012, opgemaakt door raadsonderzoeker [G];
- pro justitia rapport van 22 januari 2013, opgemaakt door forensisch psycholoog [H].
Namens de Raad voor de Kinderbescherming heeft mevrouw Touber ter terechtzitting verwoord dat de Raad zich kan vinden in het advies van het Pro Justitia rapport van 22 januari 2013. Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun. Vanuit deze maatregel kan dan een intensief ambulant begeleidingstraject worden opgestart. De Raad maakt zich zorgen over het recidivegevaar waarvoor aandacht moet komen.
Namens de William Schrikker Groep heeft mevrouw [B] ter terechtzitting gesteld dat de verdachte erg open is over hetgeen hij heeft gedaan en dat hij daar zijn verantwoordelijkheid voor neemt. Wel wordt gevonden dat de verdachte de consequenties van zijn handelen te lichtzinnig opneemt.
Ten gunste van verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat hij nog jong was toen de feiten werden gepleegd, openheid van zaken heeft gegeven en spijt heeft betuigd. Voorts heeft de rechtbank bij haar oordeel betrokken dat hij enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Daarenboven houdt de rechtbank bij de straftoemeting rekening met artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de ernst van de feiten, waarbij in het bijzonder in acht is genomen de initiërende rol die de verdachte heeft vervuld bij de bewezen verklaarde feiten. Hoewel uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is gebleken dat verdachte een leidinggevende rol heeft vervuld, acht de rechtbank het aandeel van verdachte in het geheel toch groter dan van zijn mededaders. De rechtbank zal dan ook een straf opleggen die hoger is dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank is alles overwegend van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur dient te worden opgelegd. De rechtbank zal een bijzondere voorwaarde verbinden aan het voorwaardelijk deel der straf nu uit het Pro Justitia rapport van 22 januari 2013 het belang daarvan voldoende is gebleken.
Ten aanzien van de benadeelde partij [D]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat slechts de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [D], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte (kort gezegd: diefstal met geweld strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht) rechtstreeks schade heeft geleden. Het gaat dan om de gevraagde vergoeding voor immateriële schade. De rechtbank acht het gelet op de algemene ervaringsregels zeer aannemelijk dat de benadeelde partij psychisch nadeel heeft ondervonden door de diefstal met geweld, zodat een vergoeding daarvoor redelijk en billijk is. Echter, nu een nadere onderbouwing ontbreekt, zal de rechtbank de schade lager waarderen dan de gevorderde € 5.500,--.
De rechtbank waardeert de immateriële schade dan ook op € 1.500,-- (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 mei 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal worden veroordeeld om dat bedrag te betalen aan [D].
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [D] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Het restant van de vordering levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [E]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat slechts de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [E], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte (kort gezegd: diefstal met geweld strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht) rechtstreeks schade heeft geleden. Het gaat dan om de gevraagde vergoeding voor immateriële schade. De rechtbank acht het gelet op de algemene ervaringsregels zeer aannemelijk dat de benadeelde partij psychisch nadeel heeft ondervonden door de diefstal met geweld, zodat een vergoeding daarvoor redelijk en billijk is. Echter, nu een nadere onderbouwing ontbreekt, zal de rechtbank de schade lager waarderen dan de gevorderde € 4.000,--.
De rechtbank waardeert dit deel op € 1.000,-- (duizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 mei 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal worden veroordeeld om dat bedrag te betalen aan [E].
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [E] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Het restant van de vordering levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [C]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [C] (een privé portemonnee met daarin € 500,--) een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Daarom is de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk.
De benadeelde partij kan de vordering alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte],daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 4 (vier) maanden, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
Verdachte moet zich onmiddellijk onder toezicht en leiding van de William Schrikker Groep stellen. Vervolgens moet verdachte gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de William Schrikker Groep blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt, ook als deze inhouden het meewerken aan een intensief ambulant begeleidingstraject (ITB).
Geeft aan de William Schrikker Groep opdracht veroordeelde bij de naleving van die voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [D] toe tot een bedrag van € 1.500,-- (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [D] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [D], te betalen de som van € 1.500,-- (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 30 (dertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [D] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [E] toe tot een bedrag van € 1.000,-- (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [E] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [E], te betalen de som van € 1.000,-- (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 30 (dertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [E] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Verklaart de benadeelde partij [C] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.I. Heyning, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A.J. Wesdorp en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. P. Tanis en A.C. Hofstra, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2013.