ECLI:NL:RBAMS:2013:5566

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
13-676597-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van medeplegen bij gewelddadige overval op restaurant met nepwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige overval op een restaurant op 1 mei 2012. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een nepwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een cruciale rol had gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van de overval door informatie te verstrekken aan de mededaders en hen te helpen bij het tijdstip van de overval. De rechtbank vond dat de verdachte, door haar nauwe en bewuste samenwerking met de mededaders, als medepleger moest worden aangemerkt, ondanks dat zij zelf niet fysiek aanwezig was tijdens de overval. De rechtbank rekende het de verdachte zwaar aan dat zij de overval had geregisseerd en het slachtoffer in de armen van de overvallers had gedreven. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en moest schadevergoeding betalen aan de slachtoffers van de overval. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar leeftijd en verstandelijke beperking, maar vond de ernst van de feiten zwaarder wegen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/676597-12
13MAVERICK
Datum uitspraak: 4 september 2013
Op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[GBA adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 21, 22, 23 mei, 13, 14 en 21 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door mrs. M.L.A. ter Veer en N.M. Lemmers, officieren van justitie en van wat verdachte en haar raadsman, mr. D. Emmelkamp, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd - na wijziging op de terechtzitting van 21 mei 2013 - dat
1.
zij op of omstreeks 01 mei 2012 te Amsterdam (in het [restaurant] restaurant, gevestigd [adres 1]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] en/of [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of haar mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [B] en/of [C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [B] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] en/of [A], in elk geval aan (een)ander(en) dan aan verdachte en/of haar mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (met een bivakmuts en/of een sjaal over hun hoofd en/of gezicht)
- (met kracht) (meermalen) (met een (nep)vuurwapen) slaan en/of stompen in/tegen het gezicht, althans het hoofd van die [B] en/of
- dreigend tonen en/of voorhouden van een of meer vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [B] en/of die [C] en/of
- (daarbij) aan die [B] ( op dreigende toon) toevoegen de woorden: "Lopen G, lopen" en/of "Ga naar de kluis, ga naar de kluis" en/of "Schiet op, doe snel, doe snel, je hebt een minuut" en/of "Papiergeld, waar is het papiergeld" en/of
- vastbinden van van de handen van die [C];
Subsidiair:
[D] en/of [E] en/of [F] en/of [G] en/of [H] en/of [J] op of omstreeks 01 mei 2012 te Amsterdam (in het [restaurant] restaurant, gevestigd [adres 1]) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] en/of [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [D] en/of die [E] en/of die [F] en/of die [G] en/of die [H] en/of die [J] en/of verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [B] en/of [C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [B] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 3800 euro en/of een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] en/of [A], in elk geval aan (een)ander(en) dan aan die [D] en/of die [E] en/of die [F] en/of die [G] en/of die [H] en/of die [J] en/of verdachte
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (met een bivakmuts en/of een sjaal over hun hoofd en/of gezicht)
- (met kracht) (meermalen) (met een (nep)vuurwapen) slaan en/of stompen in/tegen het gezicht, althans het hoofd van die [B] en/of
- dreigend tonen en/of voorhouden van een of meer vuurwapen(s), althans (een)

op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), aan die [B] en/of die [C] en/of

- (daarbij) aan die [B] ( op dreigende toon) toevoegen de woorden: "Lopen G, lopen" en/of "Ga naar de kluis, ga naar de kluis" en/of "Schiet op, doe snel, doe snel, je hebt een minuut" en/of "Papiergeld, waar is het papiergeld" en/of
- vastbinden van van de handen van die [C];
tot en/of bij het plegen van welk misdrij(f)(ven) verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2012 tot en met 01 mei 2012, in elk geval op 01 mei 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- (telefonisch) informatie te geven hoeveel medewerkers er aanwezig waren in het restaurant en/of
- (telefonisch) informatie te geven dat de bedrijfsleider (te weten [B]) aanwezig was in het restaurant en/of
- (telefonisch) aan die [D] en/of [E] te melden dat de overval kon beginnen en/of
- (op verzoek van die [D]) de bedrijfsleider naar buiten te lokken;
2.
zij op of omstreeks 01 mei 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een wapen van categorie I onder 7 te weten een nabootsing van een Scorpion [nummer], zijnde een voorwerp dat/die voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor een ontploffing bestemde voorwerp voorhanden heeft/hebben gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring moet volgen ten aanzien van het medeplegen van diefstal met geweld. Hoewel verdachte de daadwerkelijke overval niet heeft gepleegd, acht de officier van justitie het duidelijk dat zij een belangrijke – en wellicht zelfs cruciale – rol heeft gespeeld bij het plegen van de overval.
Bovendien is verdachte betrokken geweest bij de voorbereiding en heeft zij deelgenomen aan de voorbesprekingen. Nu haar rol veel groter is dan een licht ondersteunende, meent de officier van justitie dat verdachte als medepleger dient te worden aangemerkt.
Daarnaast stelt de officier van justitie dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking voor wat betreft het voorhanden hebben van het wapen. Verdachte wist dat er (nep)wapens zouden worden gebruikt bij de overval. Gelet hierop komt de officier van justitie dan ook tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van de nabootsing van een vuurwapen.
4.2
De raadsman heeft verzocht om verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde vrij te spreken voor het medeplegen van de overval.
Volgens de raadsman is absoluut geen sprake van nauwe en bewuste samenwerking, gelet op de omstandigheden waaronder verdachte tot bijdrage aan de overval is gekomen. Zo heeft verdachte informatie verschaft, maar meer dan dat heeft zij niet gedaan. In dit licht verwijst de raadsman naar de uitspraak van de Hoge Raad van 14 mei 2013 (LJN BZ9945).
Voorts verzoekt de raadsman om verdachte vrij te spreken van het voorhanden hebben van een nepwapen, aangezien uit het dossier niet blijkt dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad. De raadsman verwijst naar de jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot het voorhanden hebben van goederen. Volgens de raadsman wordt de vraag of een persoon een goed voorhanden heeft gehad beantwoord via het criterium of die persoon feitelijke zeggenschap over een goed heeft gehad. De raadsman heeft in het dossier geen aanwijzingen gevonden voor de stelling dat verdachte het speelgoedpistool in haar bezit heeft gehad, laat staan dat zij feitelijke beschikkingsmacht heeft gehad.
4.3
De rechtbank overweegt het volgende.
Medeplegen vereist nauwe en bewuste samenwerking. Deze samenwerking kan onder meer blijken uit tevoren gemaakte afspraken, een taakverdeling tussen verdachten, de aanwezigheid tijdens het delict en het mede profiteren van de buit. Niet vereist is dat alle medeplegers de uitvoeringshandelingen mede verrichten. Uit het dossier is gebleken dat verdachte op de avond van de gepleegde overval cruciale informatie verstrekte waardoor de medeverdachten op het juiste moment konden binnenkomen en de overval konden plegen. Bovendien is verdachte betrokken geweest bij de voorbereiding; zij heeft zelfs deelgenomen aan de voorbesprekingen. Daarbij zou verdachte een deel van de buit krijgen. Gelet op de cruciale rol van verdachte, deelt de rechtbank het standpunt van de officier van justitie dat sprake is van medeplegen.
Voorts overweegt de rechtbank dat uit het dossier voldoende is gebleken dat verdachte van te voren wist dat bij het plegen van de overval op 1 mei 2012 gebruik zou worden gemaakt van wapens en dat deze vooraf waren geregeld. De rechtbank acht het ten laste gelegde onder 2 dan ook bewezen. Gelet op het voorgaande, verwerpt de rechtbank dan ook de verweren van de raadsman.
4.4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair
op 1 mei 2012 te Amsterdam in het [restaurant] restaurant, gevestigd [adres 1], tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan [restaurant], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [B] en [C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het met een bivakmuts en een sjaal over hun hoofd en/of gezicht
- met kracht met een nepvuurwapen slaan en stompen tegen het hoofd van die [B] en
- dreigend tonen en voorhouden van vuurwapens, althans op vuurwapen gelijkende voorwerpen, aan die [B] en die Karrim en
- daarbij aan die [B] op dreigende toon toevoegen de woorden: "Lopen G, lopen" en "Ga naar de kluis, ga naar de kluis" en "Schiet op, doe snel, doe snel, je hebt een minuut" en "Papiergeld, waar is het papiergeld" en
- het vastbinden van de handen van die [C];
2.
op 1 mei 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen een wapen van categorie I onder 7 te weten een nabootsing van een Scorpion [nummer], zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en met een voor een ontploffing bestemde voorwerp voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1
De officier van justitie acht de verklaring van verdachte, inhoudende onder meer dat zij heeft meegewerkt aan de overval op 1 mei 2012 omdat zij bedreigd en mishandeld werd, ongeloofwaardig. Opmerkelijk acht de officier van justitie dat verdachte voor het eerst met deze verklaring komt als zij zelf gedetineerd raakt, terwijl tijdens haar eerste verhoor op 14 september 2012 doet zij alsof zij medeverdachten [J] en [E] nauwelijks kent.
7.2
De raadsman verzoekt om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging omdat sprake was van psychische overmacht ex artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht. Voor de vraag of sprake was van psychische overmacht dient te worden bekeken of sprake was van een van buiten komende dwang waartegen weerstand weliswaar niet volkomen onmogelijk is doch redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Volgens de raadsman is verdachte qua sociale ontwikkeling en intelligentieniveau een meisje van 12 à 13 jaar en vervolgens stelt hij daarbij de vraag of van haar redelijkerwijs kan worden gevergd dat zij weerstand biedt aan bedreigingen en mishandelingen die gedurende langere tijd plaatsvinden. De raadsman meent dat gelet op de ernst en de duur van de bedreigingen en mishandelingen in combinatie met de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte de conclusie rechtvaardigen dat het voor verdachte wellicht niet volstrekt onmogelijk was om weerstand te bieden aan de dwang die van buiten kwam, maar dat het redelijkerwijs niet van haar kon worden verwacht.
7.3
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
De rechtbank overweegt dat behalve de verklaring van verdachte uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting op geen enkele wijze is gebleken dat verdachte door haar mededaders werd mishandeld en/of bedreigd.
Indien daarvan toch sprake is geweest, dan nog is de rechtbank van oordeel dat de beïnvloeding door de medeverdachten niet van zodanige aard is geweest, dat verdachte daar in redelijkheid geen weerstand aan had kunnen bieden. Voor wat betreft het verweer van de raadsman dat verdachte dient te worden beschouwd als een meisje van 12 jaar, wijst de rechtbank erop dat de wetgever, door de keuze de minimumleeftijd voor strafrechtelijke vervolging op 12 jaar te stellen, tot uitdrukking heeft gebracht dat kinderen van die leeftijd geacht kunnen worden voldoende normbesef en het vermogen dienovereenkomstig te handelen, te hebben, zodat een strafrechtelijke reactie op strafbaar handelen, bijzondere omstandigheden daargelaten, gerechtvaardigd is. Verdachte heeft blijk gegeven te beschikken over voldoende normbesef en zij heeft inzicht in de wederrechtelijkheid van haar handelen.
Hoewel in het reclasseringsadvies van 8 januari 2013 is gesteld dat verdachte verstandelijk is beperkt, is er bij verdachte geen sprake van een zodanig mentaal defect dat haar vermogen een andere keuze te maken dan betrokken te raken bij het delict is aangetast.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat van verdachte redelijkerwijs kon worden gevergd dat zij zich zou onttrekken aan de vermeende drang van de medeplegers.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
7.4
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

Het openbaar ministerie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 primair en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Vervolgens heeft het openbaar ministerie gevorderd om volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen met daarbij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank – anders dan de officieren van justitie – ten voordele van verdachte rekening houden met haar leeftijd. Ten tijde van het feit was verdachte bijna 19 jaar. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat de geestelijke ontwikkeling van jeugdigen niet stopt bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar en dat wezenlijke ontwikkelingen juist daarna plaatsvinden. De nog onvoltooide emotionele, sociale, morele en intellectuele ontwikkeling vormt mede oorzaak van de omstandigheid dat een groot deel van de (jeugd)criminaliteit optreedt tijdens de adolescentie, maar ook eindigt vóór het 23ste levensjaar.
De verdachte heeft samen met haar mededaders op geraffineerde en gewelddadige wijze een overval gepleegd op een fastfoodrestaurant. Bij de overval is gebruik gemaakt van (nep)wapens, waarmee is geslagen en bedreigd en waarbij de overvallers zich hadden vermomd. Terwijl de slachtoffers voortdurend onder schot werden gehouden en één van de slachtoffers met tie wraps werd vastgebonden, hebben de mededaders een geldbedrag buit gemaakt. Verdachte heeft daarbij een geraffineerde rol gespeeld door als werkneemster van de fastfoodrestaurant aan de daadwerkelijke plegers informatie te verschaffen, onder meer over de personele bezetting en het moment waarop de overval kan plaatsvinden. Zij heeft daarmee een essentieel eigen aandeel in de overval vervuld. De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder zwaar aan dat zij direct voorafgaande aan de overval door het onderhouden van telefonische contacten met de overvallers op geraffineerde en berekenende wijze het tijdstip van de overval heeft geregisseerd rond het vertrek van het slachtoffer [B] en hem rechtstreeks in de armen van de overvallers heeft gedreven. Verdachte heeft het daarbij doen voorkomen alsof zij met het slachtoffer het restaurant verliet om naar huis te gaan. Zonder het berekenende en regisserende aandeel van verdachte zowel in de voorbereidende fase als vlak voor de daadwerkelijke overval zou de overval niet hebben kunnen plaatsvinden op de wijze, zoals dit uiteindelijk is gebeurd.
De bij het voorval betrokken slachtoffers hebben tengevolge van deze handelwijze psychisch nadeel ondervonden. Bovendien hebben verdachte en haar mededaders bijgedragen aan vergroting van de reeds in de maatschappij bestaande gevoelens van onveiligheid en onrust.
Voorts is verdachte samen met haar mededaders in het ongecontroleerd bezit geweest van een nepwapen.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 augustus 2013 blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank voor een first offender in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaar geïndiceerd.
Anderzijds heeft de rechtbank bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte betrokken dat zij nog geen negentien jaar was toen de feiten werden gepleegd en dat zij de ernst van het door haar aan de slachtoffers aangedane leed inziet.
De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met het Pro Justitie psychologisch rapport van 22 november 2012 van klinische psycholoog mw. [K], waarin onder meer is geadviseerd verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 8 januari 2013, opgemaakt door reclasseringswerker [L], waarin onder meer is gesteld dat zij een verstandelijke beperking heeft waardoor zij verminderd weerbaar is.
Daarenboven houdt de rechtbank bij de straftoemeting rekening met artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, ziet de rechtbank aanleiding om de geëiste straf van de officier van justitie te matigen. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [B]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat slechts de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [B], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte (kort gezegd: diefstal met geweld strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht) rechtstreeks schade heeft geleden. Het gaat dan om de gevraagde vergoeding voor immateriële schade. De rechtbank acht het gelet op de algemene ervaringsregels zeer aannemelijk dat de benadeelde partij psychisch nadeel heeft ondervonden door de diefstal met geweld, zodat een vergoeding daarvoor redelijk en billijk is. Echter, nu een nadere onderbouwing ontbreekt, zal de rechtbank de schade lager waarderen dan de gevorderde € 5.500,--.
De rechtbank waardeert de immateriële schade op € 1.500,-- (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 mei 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal worden veroordeeld om dat bedrag te betalen aan [B].
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [B] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Het restant van de vordering levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [C]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat slechts de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [C], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte (kort gezegd: diefstal met geweld strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht) rechtstreeks schade heeft geleden. Het gaat dan om de gevraagde vergoeding voor immateriële schade. De rechtbank acht het gelet op de algemene ervaringsregels zeer aannemelijk dat de benadeelde partij psychisch nadeel heeft ondervonden door de diefstal met geweld, zodat een vergoeding daarvoor redelijk en billijk is. Echter, nu een nadere onderbouwing ontbreekt, zal de rechtbank de schade lager waarderen dan de gevorderde € 4.000,--.
De rechtbank waardeert dit deel op € 1.000,-- (duizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 mei 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal worden veroordeeld om dat bedrag te betalen aan [C].
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [C] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36 Sr) aan verdachte opgelegd.
Het restant van de vordering levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [A]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [A] (een privé portemonnee met daarin € 500,--) een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Daarom is de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk.
De benadeelde partij kan de vordering alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 55, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [B] toe tot een bedrag van € 1.500,-- (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [B] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [B], te betalen de som van € 1.500,-- (duizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 30 (dertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [B] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [C] toe tot een bedrag van € 1.000,-- (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [C] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [C], te betalen de som van € 1.000,-- (duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 30 (dertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [C] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Verklaart de benadeelde partij [A] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenisvan verdachte voornoemd met ingang van4 september 2013.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.I. Heyning, voorzitter,
mrs. A.J. Wesdorp en P. Rodenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. P. Tanis en A.C. Hofstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2013.