Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
de Negen Straatjes. Op de begane grond van het pand exploiteert [gedaagde] een [winkel] onder de naam
[naam winkel]. Het betreft een eenmanszaak met drie personeelsleden. De twee bovengelegen verdiepingen worden door [gedaagde] verhuurd als woonruimte.
Le Garagete Amsterdam gedineerd. Tijdens het diner heeft op een bepaald moment [gedaagde] zich bij het gezelschap gevoegd op uitnodiging van een kennis van haar. [A] wist op dat moment dat [gedaagde] de eigenaresse is van het pand en dat zij daarin een [winkel] exploiteert. [gedaagde] kende [A] niet.
- [adres]
- 1.400.000 k.k.
- gesplitst in 3 appartementsrechten
- afname juli 2012 (of zoveel eerder of later als partijen overeenkomen)
- geheel pand leeg
- koper : stadrenovatie b.v. (…)
- ik doe een geldige koop in le garage met 7 getuigen
- ik wil deze koop laten vallen voor een 1e optie tot koop (aanbod geldig tot 1 nov 2011)
- daarna gaan wij er over praten en geef je mij mondeling weer eerste koop
- daarna wil je het niet bevestigen per emial
- en nu wil je onder alles uit ook de eerste optie tot koop, (…)
3.Het geschil
4.De beoordeling
we hebben een deal mits ik mijn bedrijf verkoop dus zeg ik nu niets. [A] heeft nog aangevoerd dat voornoemde verklaring niet gedateerd is en niet onder ede is afgelegd, alsmede een kopie van de legitimatie [F] niet is bijgevoegd en derhalve niet van de juistheid van de verklaring worden uitgegaan. Nu deze verklaring echter grotendeels overeenkomt met hetgeen [F] ten overstaan van de rechter heeft verklaard, hij heeft daar immers verklaard
Op een gegeven moment is er echt wel een deal gesloten die met een handdruk is bezegeld, maar mevrouw [gedaagde] heeft daar wel bij gezegd mits ik mijn winkel verkoop, en past binnen hetgeen aan de zijde van [gedaagde] wordt betoogd, zal in dit kort geding vooralsnog toch van de juistheid van deze verklaring worden uitgegaan. Uit de diverse getuigenverklaringen volgt dat de [winkel] van [gedaagde] die in het pand is gevestigd op de bewuste avond onderwerp van gesprek is geweest. Uit deze verklaringen kan niet worden afgeleid dat er nader omlijnde afspraken zijn gemaakt over wat er met de [winkel] zou gebeuren. Niet voldoende aannemelijk is bovendien geworden dat [gedaagde] de bedoeling had haar pand te verkopen zonder dat er een plan was met betrekking tot haar [winkel] en ook niet dat de genoemde koopprijzen inclusief de goodwill van haar bedrijf waren bedoeld. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij de voorstellen van [A], zoals het opkopen van de winkelvoorraad, ook niet serieus heeft genomen. Ter zitting heeft zij overigens met betrekking tot haar [winkel] verklaard dat zij deze wil behouden.
816,00