ECLI:NL:RBAMS:2013:5512

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
2 september 2013
Zaaknummer
1421387 CV EXPL 13-7974
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekeningsgebrek bij verzetsdagvaarding en faillissementseffecten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, aangeduid als [eiser], had verzet aangetekend tegen een verstekvonnis dat op 22 oktober 2012 was gewezen. De verzetsdagvaarding was op 21 maart 2013 uitgebracht, na de faillietverklaring van [eiser] op 19 februari 2013. De Stichtingen, die als geopposeerden optraden, stelden dat de verzetsdagvaarding niet op de juiste wijze was betekend, aangezien deze was betekend aan het adres van hun incassogemachtigde en niet aan hun eigen adres. De kantonrechter oordeelde dat de betekening aan de incassogemachtigde niet voldeed aan de eisen van artikel 63 Rv, waardoor er sprake was van een betekeningsgebrek. Dit betekende echter niet automatisch dat de verzetsdagvaarding nietig was, omdat de Stichtingen niet onredelijk in hun procesbelangen waren geschaad.

De kantonrechter behandelde ook de vraag of [eiser] in verzet kon komen na zijn faillietverklaring. De rechter stelde vast dat een failliet niet automatisch wordt uitgesloten van het voeren van rechtsgedingen, hoewel er wel gevolgen zijn voor de procedure. De vordering van de Stichtingen betrof premies die [eiser] als werkgever verschuldigd zou zijn, en deze vordering was voor het faillissement ingesteld. De kantonrechter besloot dat de Stichtingen de mogelijkheid kregen om te kiezen of zij de procedure wilden schorsen om de curator te betrekken, of dat de procedure tegen de gefailleerde zou worden voortgezet.

De zaak werd aangehouden voor verdere beslissingen, waarbij de kantonrechter de Stichtingen vroeg om zich uit te laten over hun standpunt met betrekking tot de voortgang van de procedure. De uitspraak benadrukt de complexiteit van faillissementsprocedures en de noodzaak voor correcte betekening in civiele zaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
Rolnummer: 1421387 CV EXPL 13-7974
Vonnis van: 23 juli 2013
F.no.: 519

Vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

verblijvende in [woonplaats]
opposant
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. C.R. Hettema
t e g e n
1.
de STICHTING BEDRIJFTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG
2.
de STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS BEROEPSGOEDERENVERVOER OVE DE WEG EN VERHUUR VAN MOBIELE KRANEN
beide gevestigd te Groningen
geopposeerden
nader te noemen: de Stichtingen
gemachtigde: Vesting Finance Incasso B.V.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 22 oktober 2012 is tegen [eiser] een verstekvonnis gewezen. [eiser] is van dat verstekvonnis in verzet gekomen. Na de verzetsdagvaarding van 21 maart 2013 heeft de kantonrechter bij instructie tussenvonnis besloten schriftelijk voort te procederen, waarna de Stichtingen een conclusie hebben genomen houdende niet-ontvankelijkheid van [eiser]. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [eiser] op die conclusie niet gereageerd.
De zaak staat voor vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.
[eiser] vordert het bij verstek gewezen vonnis van 22 oktober 2012 te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van de Stichtingen alsnog af te wijzen. Dit alles onder veroordeling van de Stichtingen in de kosten van beide procedures.
2.
De Stichtingen zijn van mening dat [eiser] om twee redenen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzet. Ten eerste, omdat de verzetsdagvaarding is uitgebracht (21 maart 2013) na datum faillissement van [eiser] (19 februari 2013), maar niet door een curator. Ten tweede, omdat de verzetsdagvaarding niet is betekend op het adres van de Stichtingen, maar op het adres van de incassogemachtigde, niet zijnde een advocaat of deurwaarder.
3.
De kantonrechter zal eerst de vraag beantwoorden of de verzetsdagvaarding op juiste wijze is betekend.
4.
Vast staat dat [eiser] de verzetsdagvaarding heeft betekend aan het adres waar de Stichtingen bij het uitbrengen van de oorspronkelijke dagvaarding van 14 september 2012 domicilie hebben gekozen, zijnde het adres van haar incassogemachtigde Vesting Finance.
5.
Uit onder meer het arrest HR 12 januari 1979, NJ 1979, 290 (Bosschart vs De Jong) volgt dat een woonplaatskeuze in de aanhef van de dagvaarding geen domiciliekeuze in de zin van artikel 1:15 BW is, zodat de dagvaarding niet aan een adres van de Stichtingen is uitgebracht.
6.
Ingevolge artikel 63 Rv kan een exploot, waarbij verzet wordt gedaan, worden uitgebracht aan het kantoor van de advocaat of de deurwaarder bij wie degene voor wie het exploot bestemd is, laatstelijk ter zake woonplaats heeft gekozen.
Vesting Finance is geen deurwaarder of advocaat, zodat artikel 63 Rv niet van toepassing is.
7.
Nu de verzetsdagvaarding niet aan het adres van de Stichtingen of het adres van haar deurwaarder is uitgebracht, lijdt de verzetsdagvaarding aan een gebrek dat in gevolge het arrest van de HR 29 juni 2001, LJN: AB2438/NJ 2001, 496 (gemeente Ubbengen/Leeders) op grond van artikel 120 Rv nietigheid meebrengt.
De Stichtingen hebben zich op de eerstdienende dag gesteld, zodat de verzetsdagvaarding de Stichtingen heeft bereikt en de Stichtingen hebben - na verkregen uitstel - op de verzetsdagvaarding bij conclusie gereageerd. Niet gesteld of gebleken is dat de Stichtingen door het gebrek in hun procesbelangen (onredelijk) zijn geschaad. Onder deze omstandigheden wordt op grond van het bepaalde in artikel 122 Rv de nietigheid van de verzetsdagvaarding niet uitgesproken.
8.
Vervolgens rijst de vraag of [eiser] bij dagvaarding van 21 maart 2013 in verzet kon komen, nadat hij eerder bij vonnis van 19 februari 2013 in staat van faillissement is verklaard met benoeming van mr. E.I. Terborg-Wijnaldum tot curator en mr. M.J.E. Gerardts als rechter-commissaris.
9.
De kantonrechter stelt voorop dat de faillietverklaring niet tot gevolg heeft dat een gefailleerde niet meer in rechte kan optreden. De wet verbindt aan een faillissement wel gevolgen over de voortgang van de procedure – bijvoorbeeld al dan niet van rechtswege geschorst of de mogelijkheid tot schorsing teneinde de curator op te roepen – en of de boedel aan een rechterlijke uitspraak is gebonden. Zo bepaalt artikel 25 lid 2 Faillissementswet dat een rechtsvordering, die tot onderwerp rechten of verplichtingen tot de failliete boedel heeft, die door of tegen de gefailleerde wordt ingesteld of voortgezet, een veroordeling van de gefailleerde tot gevolg heeft, welke veroordeling tegenover de failliete boedel geen rechtskracht heeft.
Dit betekent dat [eiser] van het bij verstek gewezen vonnis in verzet kan komen en daarmee in zijn vordering, zoals gedaan bij verzetsdagvaarding, kan worden ontvangen.
10.
Het uitbrengen van de verzetsdagvaarding heeft ingevolge artikel 147 Rv tot gevolg dat de procedure wordt heropend.
11.
De vordering van de Stichtingen heeft betrekking op betaling van (ambtshalve opgelegde) premies die [eiser] in zijn hoedanigheid van werkgever jegens de Stichtingen verschuldigd zou zijn. De vordering is voor faillissement ingesteld en heeft betrekking op een voor faillissement opeisbare vordering en eerst hangende de procedure is de schuldenaar [eiser] failliet verklaard. Op deze rechtsvordering is artikel 28 Faillissementswet van toepassing.
Dit betekent dat de kantonrechter de Stichtingen in de gelegenheid zal stellen zich uit te laten of zij de procedure wensen te schorsen teneinde binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn de curator in het geding te roepen of dat de procedure alleen tegen de gefailleerde wordt voortgezet met het daaraan in artikel 25 lid 2 Faillissementswet verbonden rechtsgevolg.
12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rol van
20 augustus 2013voor akte uitlating aan de zijde van de Stichtingen over hetgeen hiervoor in r.ov. 11 is overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. D.H. de Witte, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juli 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.