ECLI:NL:RBAMS:2013:5510

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2013
Publicatiedatum
2 september 2013
Zaaknummer
AWB 12-3066 TUSSEN USP
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding uit het Schadefonds geweldsmisdrijven na herhaaldelijk huiselijk geweld en bedreiging met vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de commissie schadefonds geweldsmisdrijven. Eiseres, die slachtoffer is geworden van stalking en herhaaldelijk huiselijk geweld met seksueel geweld, heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds geweldsmisdrijven. De rechtbank behandelt de aanvraag in het kader van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg). Eiseres heeft in eerste instantie een uitkering van € 3.240,- ontvangen, maar heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, omdat zij van mening is dat zij recht heeft op een hogere schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres in aanmerking is gebracht voor een uitkering op basis van categorie 4 van de letsellijst, terwijl er ook factoren zijn die onder categorie 5 vallen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder de gelegenheid gegeven om de gebreken in het besluit te herstellen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres recht heeft op een vergoeding voor het staken van haar studie, omdat het beleid hierover niet uitsluit dat ook voor kortere studies een vergoeding kan worden toegekend. De rechtbank heeft de zaak heropend en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerder genoemde gebreken in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/3066 BELEI

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],

wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. R. Pothast,
en

de commissie schadefonds geweldsmisdrijven,

verweerder,
gemachtigde mr. E.G. Aalbers.

Procesverloop

Bij besluit van 23 november 2010 (het primaire besluit I) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om toekenning van een uitkering op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg) buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 24 augustus 2011 (het primaire besluit II) heeft verweerder aan eiseres een uitkering op grond van de Wsg van € 3.240, - toegekend.
Bij besluit van 4 mei 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard en aan eiseres een aanvullende uitkering toegekend van € 2.137, -.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 januari 2013.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door haar gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen het beleid dat ten tijde van het bestreden besluit geldig was te overleggen. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld de letsellijst te overleggen die van toepassing was op het moment dat het bestreden besluit werd genomen.
Verweerder heeft gereageerd bij brieven van 6 en 28 februari 2013.
Eiseres heeft gereageerd bij brieven van 7 februari 2013 en 5 maart 2013.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen, is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1.1. Eiseres is in de periode van 17 februari 2008 tot 1 oktober 2009 slachtoffer geworden van stalking en herhaaldelijk huiselijk geweld met seksueel geweld. Daarbij is zij tevens bedreigd met een vuurwapen. De ex-partner van eiseres is daarvoor veroordeeld tot elf maanden gevangenisstraf.
1.2. Bij brief van 29 september 2010 heeft eiseres een aanvraag ingediend om toekenning van een uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: het Schadefonds).
1.3. Bij het primaire besluit II heeft verweerder eiseres een uitkering toegekend ter hoogte van € 3.240, - voor materiële (€ 490,-) en immateriële (€ 2.750,-) schade. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Eiseres stelt dat zij voor een hogere uitkering in aanmerking komt.
1.4. Naar aanleiding van het bezwaar heeft verweerder zijn medisch adviseur gevraagd advies uit te brengen. De medisch adviseur heeft informatie opgevraagd bij de tandarts, de oogarts en de psycholoog van eiseres en komt in zijn advies van 4 april 2012 tot de conclusie dat de reeds toegekende uitkering wegens immateriële schade passend is.
1.5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard voor zover dit ziet op verhuis-, beveiligingskosten en tandheelkundige hulp en het primaire besluit op dit onderdeel herroepen. Verweerder heeft aan eiseres een aanvullende uitkering toegekend inclusief kosten voor verleende rechtsbijstand van € 2.137, -. Voor het overige blijft het primaire besluit gehandhaafd.
1.6. In beroep heeft eiseres gesteld dat zij in aanmerking komt voor een hogere materiële en immateriële schadevergoeding. Het opgelopen letsel aan haar oog en elleboog is niet goed op waarde geschat. Eiseres maakt ook aanspraak op een vergoeding als gevolg van het feit dat zij haar studie Spaans heeft moeten staken. Verder heeft eiseres extra reiskosten gemaakt voor het halen en brengen van haar zoon naar school. Haar ex-partner heeft haar kleding, schoenen en inboedel vernield en geld en sieraden meegenomen, waardoor eiseres schulden heeft moeten maken. Zij vindt dat ook deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
Wettelijk kader
2.1. Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
2.2. Op grond van artikel 3, eerste lid, onder a van de Wsg kunnen uit het Schadefonds uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolgde van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
2.3. Op grond van artikel 4 van de Wsg wordt – voor zover hier van belang - de uitkering naar redelijkheid en billijkheid bepaald. Zij beloopt ten hoogste het bedrag van de door het letsel of het overlijden veroorzaakte schade. In het tweede lid is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur bepaald wordt welke bedragen ten hoogste kunnen worden uitgekeerd. Deze bedragen kunnen verschillen naar gelang de aard van de schade.
2.4. Verweerder voert beleid dat is neergelegd in de beleidsbundel (gepubliceerd op www.schadefonds.nl).
2.5. De forfaitaire bedragen voor immateriële schade zijn neergelegd in de letsellijst. Deze letsellijst is onderverdeeld in acht categorieën. Daarnaast hanteert verweerder een letsellijst naar lichaamsdeel. Beide letsellijsten zijn gepubliceerd op www.schadefonds.nl.
Inhoudelijke beoordeling
3.1. De rechtbank stelt voorop dat de uitoefening van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wsg terughoudend dient te worden getoetst, aangezien de beslissing over een uitkering uit het schadefonds op een discretionaire bevoegdheid van verweerder berust.
3.2. Voor de vergoeding van immateriële schade heeft verweerder aan eiseres een forfaitair bedrag van € 2.750, - toegekend conform categorie 4 van de letsellijst. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat dit bedrag van toepassing was ten tijde van het primaire besluit. Verweerder heeft voorts aangegeven dat de forfaitaire bedragen per 1 januari 2012 zijn verhoogd. Nu het bestreden besluit dateert van na die datum, te weten 4 mei 2012, had verweerder – nu er in bezwaar een volledige heroverweging dient plaats te vinden – uit dienen te gaan van deze nieuwe bedragen. Nu verweerder dit heeft nagelaten, zal de rechtbank het beroep van eiseres reeds om die reden gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
3.3. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit en ter zitting onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres in aanmerking is gebracht voor een uitkering voor immateriële schade op grond van categorie 4 en niet op grond van categorie 5 van de letsellijst.
In de omschrijving bij categorie 4 zijn onder meer de volgende factoren vermeld:
- zedenmisdrijf zonder binnendringen, gedurende langere periode
- zedenmisdrijf met binnendringen, eenmalig, met gering geweld
- herhaaldelijk huiselijk geweld met seksueel geweld
- rechtstreekse bedreiging met vuurwapen bij overval
- niet-oppervlakkige (steek)wonden bij overval
- posttraumatische stress
(…)
- maandenlange ongeschiktheid voor dagtaak
- verminderde kans op algeheel herstel
(…)
3.4. Eiseres heeft gesteld, hetgeen door verweerder niet is betwist, dat sprake is geweest van langdurig huiselijk geweld met (veelvuldig) seksueel geweld en dat zij is bedreigd met een vuurwapen in haar woning. Uit de verklaring van de medisch adviseur van 4 april 2012 blijkt dat sprake is van retinoschizis, leidend tot uitval van het linker gezichtsveld met een licht verlaagde visus, gebitsletsel, een oppervlakkige huidwond aan de linker elleboog en een posttraumatische stressstoornis. De prognose ten aanzien van het oogletsel is niet gunstig. Ook uit de verklaring van de oogarts van 12 maart 2012 blijkt dat herstel niet waarschijnlijk is. Ten aanzien van de posttraumatische stressstoornis heeft de behandelend psycholoog van eiseres in zijn brief van 10 februari 2012 als prognose “voorzichtig” genoemd.
3.5. De rechtbank stelt vast dat meerdere van genoemde factoren van categorie 4 van de letsellijst van toepassing zijn op de situatie van eiseres. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat de medisch adviseur beoordeelt welke categorie het beste aansluit bij het letsel van de betrokkene. De medisch adviseur maakt uitdrukkelijk geen optelsom van de verschillende soorten letsel die de betrokkene heeft opgelopen. Zo is de adviseur in het geval van eiseres tot de vaststelling van categorie 4 gekomen. De rechtbank acht deze door de gemachtigde van verweerder gegeven toelichting onbegrijpelijk. Immers vangt de omschrijving van iedere categorie in de letsellijst aan met de zinsnede dat de betreffende categorie van toepassing is op “combinaties van factoren uit de lagere scha(a)l(en)”. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – valt daarom niet in te zien waarom in het geval van eiseres, waar sprake is van een combinatie van factoren uit schaal 4, geen vergoeding op grond van schaal 5 is toegekend.
3.6. Gelet op de aard en de ernst van het letsel is de rechtbank van oordeel dat eiseres in aanmerking komt voor een vergoeding op grond van categorie 5 van de letsellijst. Ook om die reden acht de rechtbank het beroep van eiseres gegrond en zal het bestreden besluit worden vernietigd. Gelet op het feit dat verweerder – hoewel daarom door de rechtbank uitdrukkelijk is verzocht – de forfaitaire bedragen van de letsellijst zoals die gelden vanaf 1 januari 2012 niet heeft overgelegd, beschikt de rechtbank over onvoldoende gegevens om zelf in de zaak te kunnen voorzien. In het nieuw te nemen besluit dient verweerder aan eiseres daarom het forfaitaire bedrag behorende bij categorie 5 zoals dat gold op 1 januari 2012 toe te kennen.
3.7. Eiseres heeft voorts gesteld dat verweerder haar ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor het feit dat zij haar studie Spaans heeft moeten staken. Verweerder heeft na aanleiding van de schorsingsbeslissing alsnog beleid overgelegd, waarvan de rechtbank aanneemt dat dit ten tijde van het bestreden besluit van toepassing was. In het beleid is in artikel 2.3.3 bepaald dat een immateriële tegemoetkoming kan worden gegeven voor het afbreken van een studie. De bedragen uitgaande van een vierjarige studie zijn als volgt. Bij het staken van de studie in het eerste studie jaar wordt een bedrag van € 275, - toegekend, bij het staken van de studie in het tweede en derde jaar een bedrag van € 550, - en bij het staken van de studie in het laatste jaar € 1.100, -. Bij een studie die minimaal twee jaar duurt maar korter dan vier jaar en die in het laatste jaar wordt gestaakt wordt een immateriële tegemoetkoming van € 550, - toegekend. Uit het beleid volgt – anders dan verweerder meent – niet dat geen vergoeding kan worden toegekend voor het staken van een studie van korter dan twee jaar. Dit staat er immers niet. Verweerder kon daarom het verzoek om vergoeding van deze kosten niet afwijzen onder verwijzing naar het beleid. Ook in zoverre is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. De beroepgrond slaagt. Voor zover verweerder zich erop beroept dat sprake is van een vaste gedragslijn die niet in het beleid is neergelegd, kan de enkele verwijzing daarnaar niet gelden als een toereikende motivering van de afwijzing. Verweerder dient daarom in een nieuw te nemen besluit alsnog te motiveren waarom hij de keuze voor deze gedragslijn in dit individuele geval hanteert.
3.8. Eiseres heeft voorts gesteld dat verweerder een te laag bedrag heeft toegekend voor het verblijf bij de [verblijfplaats]. Verweerder heeft volgens eiseres ten onrechte een bedrag van € 116,25 aan incassokosten niet vergoed. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt kon stellen dat deze kosten niet aangemerkt kunnen worden als een rechtstreeks gevolg van het letsel. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Deze beroepsgrond slaagt derhalve niet.
3.9. Ten aanzien van de overige door eiseres opgevoerde schadeposten is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat deze kosten betrekking hebben op de letselschade van eiseres en dat het evenmin schade betreft die, hoewel deze niet voldoet aan de definitie van letselschade, toch voor vergoeding in aanmerking komt.
3.10. Gelet op hetgeen hiervoor in 3.2. tot en met 3.7. is overwogen, zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen op de genoemde onderdelen. In het kader van finale geschilbeslechting ziet de rechtbank aanleiding om niet te volstaan met een vernietiging en terugverwijzing, maar om toepassing te geven aan de “de bestuurlijke lus” als bedoeld in artikel 8:51a, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank stelt verweerder daarom in de gelegenheid om, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, de gebreken in het bestreden besluit te herstellen en binnen zes weken een nader besluit te nemen.
3.11. De rechtbank neemt op dit moment geen beslissing over de vergoeding van het betaalde griffierecht en de gemaakte proceskosten. Zij zal zich daarover uitlaten in de einduitspraak.

Beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek;
- stelt verweerder in de gelegenheid binnen zes weken na de dag van verzending van deze tussenuitspraak de genoemde gebreken te herstellen en de nadere motivering aan de rechtbank en de gemachtigde van eiseres te zenden;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Bakker, voorzitter, en mrs. A.M.I. van der Does en M. Singeling, leden, in aanwezigheid van mr. A.E. van Duinen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2013.
de griffier
de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak kunnen partijen en belanghebbenden géén hoger beroep instellen. Hoger beroep is slechts mogelijk tegelijk met het hoger beroep tegen de nog te wijzen einduitspraak.
Afschrift verzonden op:
D: C
SB