Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
MGR. [A],
[B],
[C],
[D],
[E],
[F],
vrijwillig verschenen,
1.De procedure
Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Gedaagden hebben tevens een conclusie van antwoord in het geding gebracht.
Ter zitting waren aanwezig:
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2.De feiten
VASTSTELLING GEWIJZIGDE STATUTEN(…)- dat het R.C. Maagdenhuis (…) van ouds is een zelfstandige instelling, gesticht en bestuurd door Rooms Katholieken, met een kapitaal, bijeengebracht door Rooms Katholieken en met een werkzaamheid op Rooms Katholieke grondslag;-dat de zelfstandigheid onder meer hieruit blijkt:a. dat coöptatie als systeem voor het benoemen van bestuursleden ononderbroken heeft gegolden;b. dat het bestuur zijn taak, inclusief beheer van en beschikking over het vermogen, alsook besteden van de inkomsten, in volledige zelfstandigheid heeft uitgeoefend;- dat degene, aan wie iets is toevertrouwd, daarover ter verantwoording kan worden geroepen, opdat in geval van gebleken wanbeleid kan worden ingegrepen;- dat op die grond het bestuur het steeds wenselijk heeft geacht, hetgeen ook verwezenlijkt werd, een zekere formele bevoegdheid van de apostolische vicaris en na het herstel van de Bisschoppelijke hiërarchie in Nederland, van de Bisschop van Haarlem, te erkennen en deze hem toe te kennen;- dat de aldus toegekende bevoegdheid er niet was tot aantasting van de zelfstandigheid van het R.C. Maagdenhuis, maar het karakter had van een dienst van de zijde van de Bisschop van Haarlem, met als consequentie daarvan de mogelijkheid tot ingrijpen, indien daartoe objectief gezien, wegens wanbeleid, een dringende reden zou zijn;- dat het bestuur deze van ouds bestaande situatie wenst voort te zetten en dat de Bisschop van Haarlem bereid blijft tot de vermelde dienst;- dat in de vanaf het jaar negentienhonderdtien bekende reglementen en statuten voor de Bisschop van Haarlem een naar de letter ruime, zelfstandig door hem uit te oefenen bevoegdheid is opgenomen, ruimer dan overeenkomstig het bovenstaande is bedoeld;- dat deze ruimere bevoegdheid nimmer in praktijk is gebracht;- dat immers feitelijk het systeem van coöptatie is blijven gelden, waardoor het bestuur benoemt en de Bisschop van Haarlem bekrachtigt, terwijl de verantwoording, anders dan bedoeld, in feite zelfs wel achterwege bleef;- dat inmiddels het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie (…) het recht van Rooms Katholieke leken, om instellingen van “barmhartigheid en liefde”op te richten en te leiden, heeft erkend;- dat derhalve de letter van de statuten dient te worden verstaan aldus, dat door een op het bestuur drukkende verantwoordingsplicht, zover gaande als voor de Bisschop van Haarlem nodig is om zijn toetsingsrecht te kunnen uitoefenen aan hem wordt toegekend een in objectiviteit te hanteren marginaal toetsingsrecht en wel om in de samenstelling van het bestuur in te grijpen, voorzover daartoe naar objectief oordeel wegens wanbeleid een dringende reden zou bestaan;- dat tot het waarborgen van objectiviteit, bij ontbreken van een daartoe bevoegde kerkelijke rechter in de Nederlandse Rooms Katholieke Kerkprovincie, het oordeel van de burgerlijke rechter dient te kunnen worden ingeroepen bij meningsverschil over de vraag, of de Bisschop van Haarlem terecht van zijn marginaal toetsingsrecht gebruik heeft gemaakt;- dat het gewenst is gebleken de huidige statuten, met inachtneming van de vorengemelde overwegingen, aan de bestaande situatie aan te passen;(…)- dat voor deze statutenwijziging de goedkeuring werd verkregen van de Bisschop van Haarlem (…)Artikel 11. De stichting draagt de naam: STICHTING HET ROOMSCH CATHOLIJK MAAGDENHUIS.2. Zij is gevestigd te Amsterdam.3. De stichting is een instelling van de Rooms Katholieke Kerk in de zin van canon 100 paragraaf 1 van de Codex Iuris Canonici en van artikel VII van het Reglement voor het Rooms Katholieke Kerkgenootschap in Nederland en bezit als zelfstandig onderdeel volgens het kerkelijk recht rechtspersoonlijkheid, welke ingevolge artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig is erkend naar Nederlands recht.DoelArtikel 21. De stichting heeft ten doel:a. in de eerste plaats steun te verlenen aan Rooms Katholieke ouderzorg missende of tekortkomende kinderen, bij voorkeur uit Amsterdam, zo nodig ook na hun minderjarigheid en aan initiatieven op het gebied van de Rooms Katholieke jeugdzorg:
- dat Het Roomsch Catholijk Maagdenhuis een publiekrechtelijke kerkelijke rechtspersoon is, zoals dat volgt uit art. 1 lid 3 van de (…) statuten (…) en het op deze rechtspersoon toepasselijk canoniek recht;- dat op grond van art. 2:2 van het Burgerlijk Wetboek Het Roomsch Catholijk Maagdenhuis tevens een zelfstandig onderdeel van het R.K. kerkgenootschap is;(…)- dat volgens art. 3 lid 4 van de Statuten bestuursleden door het bestuur worden benoemd en elke benoeming aan mij ter bekrachtiging wordt voorgelegd;- dat de benoeming van degenen die thans feitelijk Het Roomsch Catholijk Maagdenhuis besturen, niet aan mij ter bekrachtiging is voorgelegd noch door mij is bekrachtigd;- dat deze benoemingen niet rechtsgeldig zijn (…);- dat er sinds 2009 verschillende pogingen zijn gedaan om in goed overleg de ontstane situatie minnelijk op te lossen, maar dat deze pogingen helaas niet zijn geslaagd;- dat geconstateerd is dat de personen die thans feitelijk Het Roomsch Catholijk Maagdenhuis besturen het eigen kerkrechtelijk karakter van de instelling, met alle daaraan voor bestuurders, instelling en diocesane bisschop verbonden rechten en plichten, niet erkennen;- dat het canoniek recht mij de verplichting oplegt kerkelijke instellingen te visiteren, over het beheer van de goederen te waken en ervoor te zorgen dat alle apostolaatswerken onder mijn leiding gecoördineerd worden (…)- dat op mij de taak rust de Stichting tijdelijk te besturen wanneer door welke oorzaak ook geen enkel bestuurslid in functie is en te voorzien in de aanstelling van een nieuw bestuur (Statuten art. 3 lid 8);
3.Het geschil
a) het Maagdenhuis te veroordelen om mee te werken aan inschrijving van het Maagdenhuis in het handelsregister als een zelfstandig onderdeel van het R.K. kerkgenootschap, conform de Handelsregisterwet 2007 (zie artikel 6 lid 3 van deze wet) en het Handelsregisterbesluit 2008 (zie artikel 31 van dit besluit);
b) gedaagden 2 tot en met 6 te veroordelen om mee te werken aan het ongedaan maken van hun inschrijving als bestuurders van het Maagdenhuis in het handelsregiser en de uitschrijving te gehengen en te gedogen;
c) gedaagden 1 tot en met 6 te veroordelen binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan de feitelijke overdracht van de bestuurstaak aan de door de bisschop benoemde bestuurders door het toegankelijk stellen van de administratie en de bezittingen van het Maagdenhuis;
d) het Maagdenhuis te veroordelen in de kosten van dit geding.
publiekrechtelijkeen
privaatrechtelijkerechtspersonen. Het Maagdenhuis is een publiekrechtelijke rechtspersoon. Dit volgt uit artikel 39 van de Algemene Bepalingen voor Kerkelijke Rechtspersonen en katholieke Burgerlijke Rechtspersonen in de R.-K. Kerkprovincie in Nederland van 1995 (hierna de Algemene Bepalingen 1995). Uit dit artikel blijkt – kort gezegd – dat kerkelijke instellingen op charitatief of maatschappelijk gebied als
publiekekerkelijke rechtspersoon worden beschouwd, tenzij zij binnen drie jaar hun statuten wijzigen teneinde hun instelling om te vormen tot een
privatekerkelijke rechtspersoon. Dit heeft het Maagdenhuis
nietgedaan. Het belang van het onderscheid is gelegen in het verschil in rechtsregime. Een publiekrechtelijke rechtspersoon handelt
namens de kerk. Handelingen verricht door het Maagdenhuis zijn dus handelingen namens de kerk; het vermogen van een publiekrechtelijke rechtspersoon is
kerkelijk vermogen; de ambten zijn
kerkelijkeambten, hetgeen inhoudt dat de ambtsdragers katholieke gelovigen behoren te zijn, die ook in hun levenshouding hun vereniging met de kerk uitdragen. Verder gelden ten aanzien van een publiekrechtelijke rechtspersoon bijzondere regels die zien op de rechten en plichten van de plaatselijke bisschop. Uit deze regels blijkt dat de bisschop een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor het functioneren van de publiekrechtelijke rechtspersoon.
Als bestuursleden van een kerkelijke rechtspersoon zijn benoembaar katholieken die uitmunten door een vast geloof, een rechtschapen levenswandel en een wijs oordeel.Voor zover het Bisdom weet, is slechts één van de bestuurders Rooms Katholiek. De niet katholieke leden zijn niet benoembaar. De ongeldigheid van de benoemingen leidt ertoe dat het bestuur van het Maagdenhuis op dit moment rechtens vacant is. Aan de bisschop komt dan op grond van artikel 3 lid 8 van de statuten het recht toe om nieuwe bestuurders te benoemen. Op grond van de CIC schept deze bevoegdheid voor de bisschop tevens een plicht. Het nieuw benoemde bestuur is bereid de bestuurstaken over te nemen. Het kan echter die taken niet uitoefenen zolang het oude bestuur feitelijk als bestuur blijft opereren.
altijdis gehandhaafd. Formeel is ter bevestiging van een benoeming de bekrachtiging van de bisschop vereist (voorheen de apostolisch vicaris), maar deze bekrachtiging heeft nooit iets om het lijf gehad. In meer dan vier eeuwen tijd heeft de kerkelijke overheid zich nimmer met de samenstelling van het bestuur bemoeid. De goedkeuring die de kerkelijke overheid heeft gegeven aan de verkoop van het weeshuis in 1953 had niet veel meer dan een ceremoniële betekenis. In de koopovereenkomst noch in de akte van levering wordt enig gewag gemaakt van kerkelijke goedkeuring.
dienendefunctie. Uit gesprekken die toentertijd zijn gevoerd, volgt voorts dat de bisschop alleen kan ingrijpen in geval van misstanden, welke voor het ingrijpen een objectieve dringende reden vormen. Vervolgens heeft het Bisdom ermee ingestemd een en ander in de considerans bij de statuten van 1983 op te nemen, hetgeen ook is geschied (zie 2.4). Hieruit blijkt duidelijk de zelfstandige positie van het Maagdenhuis. De bisschop heeft in de 440 jaar dat het Maagdenhuis bestaat
nooitingegrepen.
de bestuurstaken binnen de stichting op de grond van de Rooms Katholieke levenshouding zullen behartigen.” Het gaat dus niet om de wijze waarop zij hun persoonlijk leven leiden en of zij al dan niet gedoopt zijn, maar om de wijze waarop zij hun bestuurstaak vervullen. De bisschop heeft tot op heden niet onderbouwd waar het volgens hem aan schort, terwijl gedaagden steeds bereid waren tot een gesprek hierover met de bisschop. Overigens leidt een te licht katholiek gehalte niet tot wanbeleid en dat laatste is vereist voor bisschoppelijk ingrijpen.
als voorzitter en secretaris van het bestuur van na te melden stichting en als zodanig deze stichting rechtsgeldig vertegenwoordigende”). De laatste alinea van de considerans van de statuten luidt als volgt: “
Uitvoering gevende aan het gemelde bestuursbesluit verklaarden de comparanten, dat de statuten van de stichting “Stichting Het Roomsch Catholijk Maagdenhuis” voortaan als volgt zullen luiden:”. Daaraan doet de bepaling van artikel 1 lid 3 van de statuten niet af. Deze laatstgenoemde bepaling verhoudt zich niet tot de geschiedenis van het Maagdenhuis, de considerans en de overige bepalingen van de statuten, waaruit nu eenmaal volgt dat het Maagdenhuis zelfstandig functioneert. In een vergelijkbare zaak van de Heilig Land Stichting heeft de rechtbank Arnhem geoordeeld dat de
aardvan een rechtspersoon doorslaggevend is, niet de
benamingdie de opdrachtgevers geven. Deze beoordeling is aan de burgerlijke rechter. Ook volgens het canoniek recht kan het Maagdenhuis niet als kerkelijke rechtspersoon worden aangemerkt. Blijkens de CIC van 1917 is hiervoor een
bijzondere toekenningdoor het bevoegde kerkelijke gezag vereist. Blijkens de CIC van 1983 is hiervoor bovendien een
speciale verlening door de bevoegde overheid bij decreet gegevenvereist. Een dergelijk decreet is nooit uitgevaardigd.
publiekemaar een
privatekerkelijke rechtspersoon is. Het Maagdenhuis is niet door het kerkelijk gezag opgericht maar door particulieren. Een typisch publieke kerkelijke rechtspersoon is een parochie en daarmee is het Maagdenhuis niet te vergelijken.
tevenshet rechtspersonenrecht onverkort van toepassing is. Uit artikel 2:2 lid 2 BW volgt dat titel 1 van boek 2 ook van toepassing is op kerkgenootschappen, voor zover deze titel is te verenigen met hun statuut. In dit geval betekent dit dat de regels van redelijkheid en billijkheid (artikel 2:8 BW) en de regels omtrent besluitvorming (artikelen 2:14 tot en met 2:16 BW) van toepassing zijn. Het spreekt voor zich dat het eigen statuut van een zelfstandig onderdeel niet in strijd mag zijn met de wet. Een kerkelijke instelling kan niet als een staat in een staat worden gezien. Ook uit een arrest van de Hoge Raad uit 1921 volgt dat kerkgenootschappen zich ten aanzien van vermogensrechtelijke verhoudingen niet mogen onttrekken aan het gewone burgerlijke recht. Het burgerlijk recht kan derhalve nooit worden uitgesloten.
4.De beoordeling
bijzondere toekenningdoor het bevoegde kerkelijke gezag (vereist op grond van de CIC 1917) en evenmin zou volgens gedaagden sprake zijn van een
speciale verlening door de bevoegde overheid bij decreet gegeven(vereist op grond van de CIC 1983). Omdat onvoldoende is uitgewerkt op welke wijze van een
bijzonder toekenningdan wel van een
speciale verlening door de bevoegde overheidkan blijken en die toekenning of verlening volgens eisers in 1570 bij de oprichting van het Maagdenhuis heeft plaatsgevonden, acht de voorzieningenrechter dit verweer van gedaagden niet doorslaggevend. Wèl doorslaggevend acht de voorzieningenrechter dat gedaagden niet hebben bestreden dat in 1983 artikel 1 lid 3 in de statuten is opgenomen als een uitvloeisel van de “Algemene bepalingen voor katholieke instellingen” die zijn vastgesteld in 1978. In artikel 3 lid 2 van die Algemene Bepalingen is – kort gezegd – opgenomen dat een kerkelijke instelling als een kerkelijke rechtspersoon heeft te gelden als die instelling als zodanig door de bisschop of de bisschoppenconferentie is erkend en dat erkenning kan geschieden door bisschoppelijke goedkeuring van de statuten. In de (considerans van de) statuten van het Maagdenhuis is expliciet opgenomen dat voor de statuten de goedkeuring is verkregen van de bisschop van Haarlem. In de Algemene Bepalingen van 1978 is voorts opgenomen dat in de statuten van een kerkelijke rechtspersoon – die volgens die bepalingen in een notariële akte moeten worden vastgelegd – uitdrukkelijk dient te worden vermeld dat de kerkelijke instelling een zelfstandig onderdeel is van het R.K. Kerkgenootschap. Dit voorschrift uit de Algemene Bepalingen van 1978 is “letterlijk” overgenomen in artikel 3 lid 1 van de statuten van het Maagdenhuis. Dit betekent dat niet alleen uit de letterlijke tekst van artikel 3 lid 1 doch ook uit de wijze waarop dit artikel tot stand is gekomen, alsmede uit de overige artikelen van de statuten voorshands volgt dat het Maagdenhuis als een zelfstandig onderdeel van een kerkgenootschap in de zin van artikel 2:2 lid 1 BW dient te worden aangemerkt. In dit kader is artikel 11 van de statuten van belang waarin is opgenomen dat voor een wijziging van de statuten goedkeuring van de bisschop moet worden verkregen. Deze bepaling verhoudt zich slecht met het standpunt van gedaagden dat het Maagdenhuis een zelfstandige stichting naar Nederlands burgerlijk recht is. Dat in de considerans van de statuten bepalingen zijn opgenomen die de zelfstandigheid van het Maagdenhuis benadrukken en dat die zelfstandigheid volgens gedaagden tevens blijkt uit de lange geschiedenis van het Maagdenhuis, kan voorshands niet tot een andere conclusie leiden. Dit verweer van gedaagden ziet immers met name op de verhouding tussen het Maagdenhuis en de bisschop (waarover hierna meer) en niet zo zeer op de vraag of het Maagdenhuis al dan niet als een kerkelijke rechtspersoon in de zin van artikel 2:2 BW moet worden aangemerkt.
dienst”, tot een “
mogelijkheid tot ingrijpen, indien daartoe objectief gezien, wegens wanbeleid, een dringende reden zou zijn” en tot “
een in objectiviteit te hanteren marginaal toetsingsrecht en wel om in de samenstelling van het bestuur in te grijpen, voorzover daartoe naar objectief oordeel wegens wanbeleid een dringende reden zou bestaan”. De bisschop heeft destijds ingestemd met de tekst van de considerans.
dat derhalve de letter van de statuten dient te worden verstaan aldus,….) dient de voorzieningenrechter bij de uitleg van die artikelen de considerans als uitgangspunt te nemen. Van bisschoppelijk ingrijpen mag en kan dan ook pas sprake zijn op basis van “
een in objectiviteit te hanteren marginaal toetsingsrecht en wel om in de samenstelling van het bestuur in te grijpen, voorzover daartoe naar objectief oordeel wegens wanbeleid een dringende reden zou bestaan”.
4.9. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, gevallen aan de zijde van gedaagden.