ECLI:NL:RBAMS:2013:5418

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
13/701943-13 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door valse hoedanigheid en misbruik van vertrouwen

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 28 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere oplichtingen in de periode van 26 november 2012 tot en met 21 maart 2013. De verdachte heeft zich voorgedaan als een vermogend man en advocaat, waardoor hij verschillende slachtoffers heeft weten te misleiden. Hij heeft hen ertoe bewogen geld en goederen aan hem af te geven, onder andere door te claimen dat hij geen contant geld bij zich had en dat hij zijn portemonnee was kwijtgeraakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn listige kunstgrepen en valse hoedanigheid het vertrouwen van zijn slachtoffers heeft misbruikt, wat heeft geleid tot aanzienlijke financiële schade en een aantasting van het vertrouwen in de medemens.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, zonder voorwaardelijk deel, gezien zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte heeft een spoor van onbetaalde rekeningen en leningen achtergelaten, wat de schade voor de slachtoffers heeft vergroot. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de slachtoffers.

De uitspraak benadrukt het belang van vertrouwen in het handelsverkeer en de gevolgen van oplichting voor de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte een zware straf opgelegd om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen en om recht te doen aan de benadeelden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/701943-13 (Promis)
Datum uitspraak: 28 augustus 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, blijkens het dossier als laatst opgegeven adres [adres 1], gedetineerd in het Huis van Bewaring “[locatie]” te [plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Kerkhoff en van wat de gemachtigde raadsman, mr. P.A. van der Waal, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 november 2012 tot en met 21 maart 2013 te Amsterdam en/of Uithoorn en/of Amstelhoek en/of Nijkerk en/of Rijssen en/of Alphen aan de Rijn en/of Haarlem en/of/althans op een of meer plaats(en) in Nederland
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels
a. a) [persoon 1] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (tot een totaal van ongeveer 3000 euro) en/of een telefoon en/of een pinpas (met pincode) en/of
b) '[drukkerij]' en/of [persoon 2] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid visitekaartjes en/of
c) '[bloemenzaak]' heeft bewogen tot de afgifte van drie, althans een of meer boeketten en/of
d) '[café]' en/of [persoon 3] heeft bewogen tot de afgifte van diverse consumpties (voor een totaalbedrag van ongeveer 84 euro) en/of
e) autobedrijf '[autobedrijf 1]' heeft bewogen tot de afgifte en/of plaatsing van een startmotor (in de auto van verdachte) en/of
f) [persoon 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (van in totaal ongeveer 1700 euro) en/of
g) [persoon 5] heeft bewogen tot de afgifte van een treinkaartje en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 825 euro) en/of
h) [persoon 6] heeft bewogen tot de afgifte van 3D tekeningen van de Schanskerk en/of tot het verlenen van een dienst, te weten het maken van 3D tekeningen van de Schanskerk en/of
i. i) [gitaarwinkel] en/of [persoon 7] heeft bewogen tot de afgifte van diverse gitaren en (gitaar)onderdelen (onder andere een Fender Stratocaster en/of een Duesenberg 49er Honey en/of Faith 12 string en/of Fender Passport en/of VOX cabinet en/of Marshall 1960 cabinet en/of een of meer bijbehorende koffers) en/of een versterker (VOX NT50) en/of een stemapparaat (Boss TU3) en/of
j) [persoon 8] heeft bewogen tot de afgifte van een gitaar en/of
k) [autobedrijf 2] en/of [persoon 9] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het (op verzoek van verdachte) repareren en/of plegen van onderhoud aan/van een auto (Saab, type 9-5, toebehorende aan verdachte) en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) en/of (een) goed(eren) en/of (een) dienst(en)
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide koper/betalende klant (in zaak b, c, d, e, h,
i, j en/of k) en/of
- gezegd dat hij (zeer) vermogend was (in zaak a en/of f) en/of
- gezegd dat hij vastgoedhandelaar was en/of in het onroerend goed zat (in zaak a, g en/of h) en/of
- gezegd dat hij advocaat (in ruste) was (in zaak a, f, g, h en/of j) en/of
- gezegd dat hij (beroemd) gitarist (in de band van Eric Clapton) was (in zaak a, h en/of j) en/of
- gezegd dat hij een reisbureau/organisatie had gehad en/of had verkocht (in zaak a, d en/of h) en/of
- gezegd dat hij de Schanskerk had gekocht of ging kopen (in zaak a, b, c, d, f en/of h) en/of
- gezegd dat hij geen (telefoon)abonnement af kon sluiten (in zaak a) en/of
- gezegd dat hij niet kon pinnen maar wel geld over kon schrijven (in zaak a) en/of
- gezegd dat hij zijn portemonnee kwijt was geraakt (zodat hij zonder geld en bankpasjes zat) (in zaak a) en/of
- gezegd dat hij nooit met contant geld op zak liep omdat hij eerder was beroofd (in zaak c) en/of
- gezegd dat zijn portemonnee gestolen was (in zaak g) en/of
- gezegd dat hij zijn (advocaten) kantoor een zaak op zou laten starten (in zaak g) en/of
- gezegd dat hij een voorschot van 20.000 euro binnen drie dagen over zou maken (in zaak h) en/of
- gezegd dat hij moest optreden en/of dat al zijn muziekinstrumenten waren gestolen (in zaak i) en/of
- gezegd dat hij het door hem verschuldigde geldbedrag (direct) over zou maken, althans terug zou betalen (in zaak b, f, i en/of j) en/of
- gezegd dat het geld overgemaakt was (in zaak i, j en/of k) en/of
- gezegd dat hij zijn rekening wekelijks zou betalen (in zaak c en/of d) en/of
- gezegd dat hij contant zou betalen (in zaak d en/of j) en/of
- gezegd dat het geld uit Engeland overgemaakt moest worden (in zaak h) en/of
- gezegd dat er problemen waren met het overmaken van het geld uit Engeland (in zaak i) en/of
- gezegd dat het de schuld van de bank was dat het geld nog niet was overgeschreven (in zaak a, i en/of k) en/of
- een ongedekte (Barclay) cheque uitgeschreven (in zaak d, e, g,i en/of j)
waardoor voornoemde [persoon 1] en/of '[drukkerij]' en/of [persoon 2] en/of '[bloemenzaak]' en/of '[café]' en/of [persoon 3] en/of autobedrijf '[autobedrijf 1]' en/of [persoon 4] en/of [persoon 6] en/of [persoon 7] en/of [gitaarwinkel] en/of [persoon 8] en/of [autobedrijf 2] en/of [persoon 9] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of het verlenen van bovenomschreven dienst.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Partiële vrijspraak (ten aanzien van i, j en k)

Ten aanzien van [gitaarwinkel] (i) / [persoon 8] (j) / [autobedrijf 2] (k)
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor de oplichting zoals hem is ten laste gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de oplichting van [gitaarwinkel] (in de tenlastelegging kennelijk abusievelijk aangeduid als [gitaarwinkel]) en [autobedrijf 2]. Zakelijk weergegeven heeft hij dit standpunt als volgt onderbouwd.
Ten aanzien van [gitaarwinkel] bevinden zich in het dossier twee facturen. Op één van de facturen (pagina 106 van het dossier) staat “Totaal voldaan”. Het heeft er alle schijn van dat verdachte die aangeschafte goederen heeft betaald. Ten aanzien van de goederen zoals genoemd op de tweede factuur geldt dat niet vaststaat dat de afgifte van die goederen heeft plaatsgevonden door (een van) de handelingen zoals genoemd in de tenlastelegging.
Ten aanzien van [autobedrijf 2] geldt dat uit de aangifte niet is af te leiden op welke wijze verdachte de aangever zou hebben bewogen zijn Saab af te geven zonder dat de reparatienota contant was voldaan, aldus de raadsman.
Met betrekking tot [persoon 8] refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Als pleegperiode is ten laste gelegd 26 november 2012 tot en met 21 maart 2013. Uit de aangifte van [persoon 7], namens [gitaarwinkel], blijkt dat verdachte in de periode augustus 2012 tot oktober 2012 de winkel verschillende malen heeft bezocht en dat verdachte in die periode de medewerker van de winkel heeft bewogen om hem een aantal muziekinstrumenten en toebehoren mee te geven onder afgifte van een cheque.
Uit de aangifte van [persoon 8] blijkt dat aangever verdachte heeft leren kennen ergens in oktober 2012. Verdachte kwam op aangever over als een man die veel geld zou hebben. Verdachte vertelde hem dat hij een advocaat in ruste was. Aangever vertelde verdachte dat hij zijn gitaar te koop aanbood en een week later spraken zij weer af. Verdachte heeft toen verteld dat hij de gitaar wilde kopen, maar geen cash bij zich had. Hij heeft een cheque aan aangever overhandigd en aangever heeft de gitaar aan verdachte gegeven.
Uit de aangifte van [persoon 9], namens [autobedrijf 2], blijkt dat verdachte in september of oktober 2012 naar de zaak kwam en een kleine reparatie aan zijn auto wilde laten uitvoeren. Daarna werd verdachte een regelmatige bezoeker van de showroom. Hij toonde interesse in een nieuwe Saab en en een Saab cabriolet. Door aangever zijn twee offertes opgemaakt (pagina 171 en 173 van het procesdossier. Gedateerd 1 oktober 2012). Op enig moment in die periode heeft verdachte zijn auto voor groot onderhoud aangeboden. De rekening bedroeg 1.100,- euro. Verdachte wilde na de reparatie de rekening met een cheque betalen. Aangever heeft toen geantwoord dat zijn bedrijf in het geheel geen cheques aannam. Verdachte heeft hem toen bewogen om zijn auto af te geven zonder dat de reparatienota was betaald.
De rechtbank stelt vast dat voor [gitaarwinkel], [persoon 8] en [autobedrijf 2] geldt dat zowel de oplichtingshandelingen als de afgifte van de goederen hebben plaatsgevonden ruim buiten de ten laste gelegde periode. Tussen de ten laste gelegde periode (startdatum 26 november 2012) en de pleegdata (gelegen in oktober 2012) bevinden zich ten minste 26 dagen. Onder die omstandigheden biedt ook het woord “omstreeks” in de tenlastelegging geen uitkomst. De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat verdachte in de periode van 26 november 2012 tot en met 21 maart 2013 [gitaarwinkel], [persoon 8] en [autobedrijf 2] heeft opgelicht en spreekt verdachte van die onderdelen vrij.

5.Bewijsoverweging (ten aanzien van a, b, c, d, e, f, g en h)

Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor de oplichting zoals hem is ten laste gelegd. Zakelijk weergegeven heeft zij dit standpunt als volgt onderbouwd.
Uit het dossier blijkt dat [verdachte] telkens op dezelfde manier het vertrouwen won van zijn slachtoffers. Hij deed zich voor als vermogende man. In Uithoorn geloofde het hele dorp dat hij de Schanskerk ging kopen. Hij heeft af en toe een cheque aan zijn slachtoffers gegeven om hen stil te houden. Alle cheques waren ongedekt. Hij vertelde advocaat te zijn of te geweest, een reisbureau te hebben verkocht, in onroerend goed te zitten en huizen te hebben in Italië, Engeland en Amsterdam. De gedragingen en uitlatingen van [verdachte] zijn te beschouwen als een samenweefsel van verdichtsels en creëerden een imago van [verdachte] als bonafide afnemer met voldoende draagkracht. [verdachte] heeft leugens en smoesjes verspreid en heeft daardoor het vertrouwen van de slachtoffers gewonnen, zodat zij werden bewogen tot de afgifte van goederen en geld. In alle gevallen heeft hij het vertrouwen gewekt dat hij zijn betalingsverplichtingen na zou komen, maar in geen van de gevallen was dat zo, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde. Zakelijk weergegeven heeft hij dit standpunt als volgt onderbouwd.
De verschillende aangiften die zich in het dossier bevinden worden onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Ook is vaak niet duidelijk waarmee of waardoor de aangevers zouden zijn bewogen tot de afgifte van goederen en/of geld. In de zaak betrekking hebbende op [drukkerij], [café] en [bloemenzaak] ontbreekt het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van [persoon 1] (a), [drukkerij] (b), [bloemenzaak] (c), [café] (d), autobedrijf [autobedrijf 1] (e), [persoon 4] (f), [persoon 5] (g) en [persoon 6] (h). Zij grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen, zoals genoemd in rubriek 6., zijn vervat.
Het verweer dat verdachte onschuldig is, vindt zijn weerlegging in die bewijsmiddelen.

6.Gebruikte bewijsmiddelen

De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
[persoon 1] (a) en [persoon 4] (f)
1.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2013021525-4 van 19 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], doorgenummerde pag. 21-26.
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van aangeefster [persoon 1], zoals afgelegd op 14 februari 2013, zakelijk weergegeven:
Hierbij wil ik aangifte doen tegen [verdachte], ter zake oplichting en verduistering. Op 4 februari 2013 gaf [verdachte] aan dat hij een boerderij wilde kopen aan de [adres 2] in Zevenhoven. [verdachte] had hiervoor makelaar [makelaar] in Nieuwkoop benaderd voor een bezichtiging.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2013021525-30 van 15 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2], doorgenummerde pag. 129-130.
Dit proces-verbaal houdt in als bevindingen van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Op 15 mei 2013 heb ik telefonisch contact gezocht met een makelaardij genaamd “[makelaar]” in Nieuwkoop. Op 15 mei 2013 heb ik telefonisch contact gehad met [persoon 10]. [persoon 10] verklaarde mij het volgende: “Ik had op 4 februari 2013 een bezichtiging met dhr. [verdachte] aan de [adres 2] te Zevenhoven. Dhr. [verdachte] kwam een boerderij bezichtigen. Dhr. [verdachte] kwam samen met een vrouw aangereden. Ik had dhr. [verdachte] op het volgende telefoonnummer proberen te bellen: [nummer].
[persoon 1] (a)
3.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2013021525-4 van 19 februari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], doorgenummerde pag. 21-26.
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van aangeefster [persoon 1], zoals afgelegd op 14 februari 2013, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: Uithoorn
Pleegdatum: tussen maandag 26 november 2012 en dinsdag 12 februari 2013.
Hierbij wil ik aangifte doen tegen [verdachte], ter zake oplichting en verduistering. [verdachte] heeft mij namelijk door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels bewogen hem geld te geven, goederen voor hem te betalen en tot de afgifte van mijn nieuwe telefoon.
Ik heb [verdachte] leren kennen via een vrienden/chatsite op internet. [verdachte] vertelde onder andere dat hij zeer vermogend was, eigenlijk advocaat was, en als gitarist speelde in de band van “Eric Clapton”. Op een gegeven moment kwam [verdachte] met het verhaal dat hij zijn portemonnee was vergeten in de “Wisseloordstudio’s”. In mijn bijzijn belde [verdachte] naar een persoon in die studio. Die persoon zou de portemonnee namelijk hebben gevonden en zou deze hebben opgeborgen in een bureaulade. Toen ik [verdachte] later sprak vertelde hij dat hij geen geld had om te tanken, zijn portemonnee was namelijk verdwenen uit de bureaulade. [verdachte] gaf aan dat hij nu wel zonder geld en zonder bankpasjes zat. Ik ging ook weleens een stukje met de auto rijden met [verdachte]. [verdachte] gaf tijdens deze rit ook aan dat hij een Japanse reisorganisatie had verkocht in Amstelveen en daar een deel van zijn geld mee had verdiend. [verdachte] gaf aan dat hij al achttien jaar in Engeland woonde en zijn vermogen had verdiend met onroerend goed en investeringen.
[verdachte] bewoog mij in die periode steeds om hem geld te geven. Op 12 december 2012 bewoog [verdachte] mij middels een samenhangsel van verdichtsels om een telefoon voor hem aan te schaffen. [verdachte] gaf aan, dat hij, omdat hij in Engeland woonde, hier geen abonnement kon afsluiten. Vervolgens heb ik voor [verdachte] een telefoon, merk Samsung, type Galaxy Note 2 gekocht en 104,99 euro betaald voor het toestel, gebaseerd op een contract van twee jaar.
[verdachte] gaf steeds aan dat hij geen geld contant kon opnemen, wel overmaken.
[verdachte] gaf aan dat hij al het geld dat hij van mij had geleend had terugbetaald, dat hij het over had gemaakt. Op mijn bankafschriften zag ik echter niet dat er geld was gestort. Toen ik dat bij [verdachte] aangaf zei hij de ING te zullen bellen omdat het geld bij hem zou zijn afgeschreven.
4.
Een proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming met nummer 2013021525-19 van 7 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2], doorgenummerde pag. 41-47.
Deze kennisgeving van inbeslagneming houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming
Plaats: [adres 1]
Volgnummer 8
Object: Telefoon
Merk: Samsung
Bijzonderheden: Telefoon van de vd [verdachte] in beslag genomen.
5.
Een geschrift, te weten de bijlagen inhoudende de afschriften van de abonnementskosten van [persoon 1], behorende bij de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] van 29 mei 2013.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Bijlage 1
Rekeningafschrift [persoon 1]
Boekdatum: 12 december Bedrag af (debet) 104,99
Bijlage 2
2/1
Rekening voor 2 aansluitingen
Abonnementskosten t/m januari 2013
2/3
Samenvatting vodafone
Nummer [nummer] mw. [persoon 1]
Bijlage 3
3/1
Rekening voor 2 aansluitingen
Abonnementskosten t/m februari 2013
3/3
Samenvatting vodafone
Nummer [nummer] mw. [persoon 1]
Bijlage 4
4/1
Rekening voor 3 aansluitingen
Abonnementskosten t/m maart 2013
4/3
Samenvatting vodafone
Nummer [nummer] mw. [persoon 1]
6.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2013021525-23 van 8 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3], doorgenummerde pag. 48-50.
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van aangeefster [persoon 1], zakelijk weergegeven:
Plaats delict: Uithoorn
Ik heb met [verdachte] een korte relatie gehad en gedurende de relatie heb ik de pinpas aan [verdachte] uitgeleend met de afspraak dat hij deze terug zou geven. [verdachte] gaf mij aan dat zijn portemonnee weg was genomen en daarom vroeg hij mijn pinpas. Ik heb tevens de pincode aan [verdachte] gegeven.
Ik heb de pinpas ongeveer halverwege december 2012 aan [verdachte] gegeven.
7.
Een proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming met nummer 2013021525 van 6 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (doorgenummerde pag. 37-38).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als bevindingen van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van diverse aangiftes tegen verdachte [verdachte] is een onderzoek ingesteld.
Personalia verdachte [verdachte]:
[verdachte]
Verblijfplaats: [adres 1].
8.
Een proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming met nummer 2013021525-19 van 7 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2], doorgenummerde pag. 41-47.
Deze kennisgeving van inbeslagneming houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming
Plaats: [adres 1]
Volgnummer 6
Object: betaalkaart
Merk: abn amro
Bijzonderheden: betaalpas van [persoon 1].
[drukkerij] (b)
9.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2013063135-1 van 15 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4], doorgenummerde pag. 27-28.
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van aangever [persoon 2], zakelijk weergegeven:
Plaats delict: Uithoorn
Ik wil bij deze aangifte doen van oplichting. Deze oplichting is gepleegd door een man die zegt te zijn geheten: [verdachte]. Op 15 januari 2013 arriveerde in mijn bedrijf deze man voornoemd. Ik ben eigenaar van een drukkerij. Dit onder de naam van “[persoon 2]”, gevestigd te Uithoorn. [verdachte] verklaarde mij dat hij bezig was met de aankoop van een kerk in Uithoorn. Hij wilde visitekaartjes bij mij bestellen. Zijn bestelling bestond uit 250 visitekaartjes. De volgende dag, dus 16 januari 2013, kwam [verdachte] weer bij mij in de zaak om zijn bestelling op te halen. Hij wilde deze keer enveloppen en briefpapier bestellen. De volgende dag of de dag daarna kwam hij dit weer ophalen. Toen hij de goederen kwam ophalen heb ik hem gevraagd hoe hij wilde dat de betaling zou plaatsvinden. [verdachte] vertelde mij dat ik de factuur naar zijn mailadres kon sturen. Daarna zou hij het verschuldigde bedrag aan mij overmaken. Ik heb op 25 januari 2013 de factuur als pdf naar het adres verzonden. Op 28 januari kwam [verdachte] naar onze zaak. Ik vertelde [verdachte] dat ik de factuur naar zijn mailadres had gezonden, zoals hij had gevraagd. Hij vond dit goed en zei mij dat hij het geld zo snel mogelijk zou overmaken. Hierop verliet hij de zaak en heb ik hem niet meer terug gezien. Tot op heden heb ik niet meer van deze man vernomen en denk ik dat ik mijn geld niet meer zal krijgen.
10.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 mei 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van [drukkerij] heb ik al eerder opgemerkt dat de visitekaartjes verkeerd gedrukt waren.
Nadere bewijsoverweging:
In de verklaring van verdachte ligt besloten dat hij erkent dat hij de visitekaartjes heeft besteld en afgehaald. In zoverre wordt deze verklaring tot het bewijs gebezigd. Het verweer van verdachte dat hij niet heeft betaald omdat de visitekaartjes verkeerd gedrukt zouden zijn, vindt zijn weerlegging in de omstandigheid dat verdachte, zoals [persoon 2] heeft verklaard, nadat hij de visitekaartjes had afgehaald, nog een nadere bestelling heeft gedaan (enveloppen en briefpapier) heeft besteld. Daarna heeft verdachte niets meer laten horen, ook niet om te klagen.
[bloemenzaak] (c)
11.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2013021525-10 van 21 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], doorgenummerde pag. 29-30.
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van aangeefster [persoon 11], zakelijk weergegeven:
Zij deed aangifte namens de benadeelde:
Naam: [bloemenzaak]
Plaats: Uithoorn
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ergens in de maand januari van dit jaar kwam [verdachte] zich voorstellen in de C1000. Hij vertelde mijn vader dat hij de Schanskerk had gekocht en wat voor plannen hij er mee had. Een paar dagen daarna kwam [verdachte] ook bij mij in de winkel, met de vraag of ik een bloemwerk op factuur leverde. Aangezien deze man de kerk wilde kopen leek het mij wel vertrouwd. [verdachte] vertelde dat hij regelmatig bloemen nodig had voor zijn relaties. [verdachte] kwam met het verhaal dat hij meerdere malen was overvallen op straat en dat hij daarom nooit contant geld bij zich had. [verdachte] vroeg mij of ik elke week een factuur kon maken. [verdachte] vertelde dat hij de factuur dan iedere vrijdag op zou komen halen en vervolgens betalen. [verdachte] heeft mij vervolgens door deze samenweefsels van verdichtsels bewogen om drie boeketten voor hem te maken en aan hem af te geven.
De factuur is door [verdachte] op een vrijdag opgehaald maar er is nooit betaald.
12.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 mei 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik rekening aan [bloemenzaak] nog moet betalen.
[café] (d)
13.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2013021525-11 van 22 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], doorgenummerde pag. 31-33.
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van aangeefster [persoon 3], zoals afgelegd op 21 maart 2013, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: Uithoorn
Pleegdatum: tussen 22 januari 2013 en 31 januari 2013.
Zij deed aangifte namens de benadeelde:
Naam: [café]
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte.
Hierbij wil ik aangifte doen ter zake flessentrekkerij tegen een man genaamd [verdachte].
Ergens in de maand januari van dit jaar, kwam er een man ons café binnen die dag die tegen mij zei: “Ik ben [verdachte]”. [verdachte] presenteerde zich hier als zakenman en vertelde vervolgens dat hij “de Kerk” had gekocht en wat voor horeca plannen hij er mee had. Ik heb [verdachte] vervolgens gevraagd of hij zich niet aan wilde sluiten bij onze horecavereniging. [verdachte] gaf aan dat hij zich toch maar niet bij ons wilde aansluiten. [verdachte] bood wel aan om een donatie te doen. De volgende dag, 22 januari 2013, kwam [verdachte] weer bij ons in het café. [verdachte] begon weer over de donatie. Op een gegeven moment liep [verdachte] even naar buiten en ik zag dat [verdachte] een cheque uitschreef voor GBP 10.000,- en deze cheque aan mij overhandigde, als donatie voor de horecavereniging. Deze cheque heb ik de volgende dag ter verzilvering ingeleverd bij de bank. [verdachte] nuttigde wat consumpties en zei op een gegeven moment tegen mij dat hij met mijn collega had afgesproken dat hij een maal per week zou betalen. Door de samenhang van verdichtsels heeft [verdachte] ons dus bewogen hem te laten consumeren op krediet.
Een paar dagen later kwam [verdachte] weer in ons café en ik sprak hem aan dat zijn rekening nog niet was voldaan. [verdachte] bewoog mij vervolgens nog een broodje gehaktbal en wat consumpties aan hem af te geven. Ik maakte de rekening op en vertelde [verdachte] dat zijn rekening 84,20 euro bedroeg. [verdachte] gaf aan dat hij even naar de bank zou gaan om geld te halen, maar ik heb hem niet meer gezien.
Kort hierop ontving ik een schrijven van mijn bank dat de rekening was gesloten en dat er kosten aan het afhandelen van de cheque waren verbonden.
14.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 mei 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
De € 84,00 aan [café] moet ik ook nog betalen.
Autobedrijf [autobedrijf 1] (e)
15.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2013021525-39 van 27 juni 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], doorgenummerde pag. 182-183.
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring aangever [persoon 12], zoals afgelegd op 15 maart 2013, zakelijk weergegeven:
Hij deed aangifte namens de benadeelde:
Naam: Autocentrum [autobedrijf 1]
Plaats: Mijdrecht.
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte.
Wij hebben hier op 27 december 2012 een personenauto ter reparatie aangeboden gekregen. Er is onder andere een nieuwe startmotor gemonteerd en de nota van deze reparatie bedroeg € 480,04.
Op 29 december 2012 heeft [verdachte] een garagemedewerker met mooie verhalen bewogen zijn Saab mee te geven, onder afgifte van een Barclays cheque die [verdachte] uitschreef voor GBP 480. Vervolgens is deze cheque aangeboden bij onze bank. Vervolgens kregen wij bericht met de mededeling dat de cheque niet gecrediteerd kon worden wegens de reden dat de rekening die aan deze cheque was gekoppeld gesloten was.
Ik overhandig u hierbij een kopie van de Barclays cheque.
16.
Een geschrift, te weten de bijlage inhoudende aan kopie van de Barclays cheque op naam van [verdachte], doorgenummerde pag. 75, behorende bij het proces-verbaal van aangifte met nummer 2013021525-39 van 27 juni 2013 (pag. 182-183).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Barclays Date: 29 december 2012
Pay 480.- € dhr. [verdachte]
[autobedrijf 1]
Mijdrecht
Voorzien van een stempel: ACCOUNT CLOSED
17.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 mei 2013 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van de aangifte van autobedrijf [autobedrijf 1]. Het ging daarbij alleen om een contactslot en niet om het betalen van een startmotor.
Nadere bewijsoverweging:
In de verklaring van verdachte ligt besloten dat hij erkent dat hij zijn auto ter reparatie heeft aangeboden aan [autobedrijf 1]. In zoverre wordt de verklaring van verdachte dan ook voor het bewijs gebruikt. Wat betreft de aarde van de reparatie volgt de rechtbank de aangifte, te meer nu die aangifte ondersteuning vindt in de uitgeschreven (ongedekte) cheque, aangezien het bedrag op die cheque correspondeert met het bedrag dat is genoemd in de aangifte.
[persoon 4] (f)
18.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2013021525-36 van 26 juni 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], doorgenummerde pag. 184-185.
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring aangever [persoon 4], zoals afgelegd op 9 mei 2013, zakelijk weergegeven:
Plaats delict: Uithoorn
Pleegdatum: 8 januari 2013
Wij hebben [verdachte] leren kennen via [persoon 1]. [persoon 1] is een vriendin van mijn partner [persoon 13]. [verdachte] stelde zich voor als zijnde advocaat en dat de bekende advocaat [persoon 14] zijn beste vriend is. Wij hebben [verdachte] leren kennen als een persoon die zogenaamd aangaf dat hij een vermogende man is. Hij zou de kerk in Uithoorn voor een 1,9 miljoen euro opkopen omdat hij dit wel leuk vond.
Ik heb [verdachte] 1.700,- euro uitgeleend met de afspraak dat hij binnen enkele weken dit bedrag zou terug betalen. Tot op heden is de betaling uitgebleven.
Wij hebben voor u een uitdraai gemaakt van de conversatie tussen [verdachte], mijn partner en mij waaruit onder andere blijkt dat ik nog € 1.700,- van hem tegoed heb.
19.
Een geschrift, te weten de bijlage inhoudende print screens van een gesprek tussen [persoon 4] en zijn partner met de gebruiker van het nummer [nummer], doorgenummerde pag. 82, behorende bij het proces-verbaal van aangifte met nummer 2013021525-36 van 26 juni 2013 (pag. 184-185).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
9 februari [persoon 15]: [persoon 4] [de rechtbank begrijpt: [persoon 4]] had
nog ff gekeken of het geld gestort is, maar het
staat er nog niet op.
9 februari [persoon 15]: Als je morgen komt neem je dan het geld mee
9 februari [nummer]: Ja anders had ik niet hoeven komen.
10 februari [persoon 15]: Wanneer kom je
10 februari [persoon 15]: Wij hebben dat geld nodig om wat uit te betalen
10 februari [persoon 15]: [persoon 4] heeft t j in vertrouwen gegeven maar we hoeven
niet te bedelen om het terug te krijgen.
11 februari [nummer]: Ow denk je dat ik het niet terug betaal mw. [persoon 15] leuk te horen.
[persoon 5] (g)
20.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2013042913-1 van 24 april 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5], doorgenummerde pag. 34-36.
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van aangeefster [persoon 5], zakelijk weergegeven:
Plaats delict: Hoevelaken, binnen de gemeente Nijkerk.
Pleegdatum: 21 maart 2013
Op 18 maart 2013 heb ik via de chat ene [verdachte] leren kennen. Hij vertelde mij dat hij advocaat was en dat hij zijn kantoor verkocht had. Nu zou hij in de onroerend goed branche zitten.
[verdachte] vertelde mij dat zijn portefeuille gestolen was en dat de politie ermee bezig was. Ik heb toen voor [verdachte] een treinkaartje gekocht van Amsterdam naar Hoevelaken. Op 21 maart 2013 kwam [verdachte] bij mij thuis. Hij heeft toen aan mij gevraagd of ik cash geld voor hem had. Hij heeft mij toen gezegd dat ik van hem een cheque zou krijgen. In mijn bijzijn heeft hij deze cheque uitgeschreven voor 30.000,- euro aan mij te betalen. Ik heb hem toen € 200,- contant gegeven, omdat ik hem vertrouwde.
Ik heb een brief van de ING bank thuis gestuurd gekregen over de cheque. Hieruit blijkt dat de bank waar de cheque betaalbaar is, deze heeft geweigerd.
Ik wil hierbij aangifte doen van oplichting door [verdachte].
21.
Een geschrift, te weten de bijlage inhoudende een kopie van de Barclays cheque op naam van [verdachte], behorende bij de vordering van de benadeelde partij [persoon 5] van 18 mei 2013.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Barclays Date: 21 maart 2013
Pay dertig duizend euro dhr. [verdachte]
[persoon 5]
22.
Een geschrift, te weten de bijlage inhoudende een kopie van een treinkaartje op naam van [verdachte], behorende bij de vordering van de benadeelde partij [persoon 5] van 18 mei 2013.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Dagretour Lelylaan – Hoevelaken.
Geldig op 21 maart 2013-08-15
[verdachte] [geboortedag]1959.
[persoon 6] (h)
23.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2013021526-6 van 6 maart 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 6], doorgenummerde pag. 99-101.
Dit proces-verbaal houdt in als verklaring van aangever [persoon 6], zakelijk weergegeven:
Plaats delict: Uithoorn
Hierbij doe ik aangifte van oplichting tegen [verdachte].
Op 10 januari 2013 was [verdachte] bij [persoon 17] in de winkel. Hij vertelde haar dat hij een architect zocht voor de verbouwing van de Schanskerk. Vervolgens heeft [persoon 17] mij gebeld. Op 11 januari 2013 heb ik [verdachte] in de winkel van [persoon 17] ontmoet. Hij wilde dat ik tekeningen van de kerk zou gaan maken. Op 14 januari heb ik de kerk van binnen bekeken. Ik heb toen ook foto’s gemaakt. Dit heb ik gedaan zodat ik 3D tekeningen kan maken. Ik heb hierna met [verdachte] besproken dat ik 95 euro per uur kostte. [verdachte] wilde dat ik de tekeningen zo snel mogelijk zou gaan maken. Hij moest de tekeningen voor onder andere de gemeente hebben, zodat hij over kon gaan tot de koop van de kerk.
Ik heb [verdachte] verteld dat ik 4 mensen hiervoor fulltime aan het werk moest gaan zetten en dat de arbeidskosten daarvoor ongeveer 10.000 euro zou zijn. [verdachte] ging overal mee akkoord. [verdachte] stelde voor om een voorschot van 20.000 euro over te maken op zijn rekening. Dit geld zou binnen drie dagen gestort zijn.
Vervolgens hebben wij de tekeningen naar [verdachte] opgestuurd. [verdachte] heeft de tekeningen gebruikt en bij ons geldt de regel dat deze ook betaald moeten gaan worden. Tot op heden is dat niet gebeurd. Ik heb [verdachte] dagelijks aan de telefoon gehad met het verzoek het geld over te maken. Hij kwam steeds met een smoes. Dat het geld via Engeland overgeschreven moest worden.
Verder kan ik vertellen dat [verdachte] had aangegeven dat hij advocaat was en gitarist. Dat hij vroeger eigenaar was van een reisbureau. Hij belegt geld in vastgoed.
24.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2013021525-42 van 2 juli 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 2] en [opsporingsambtenaar 7], doorgenummerde pag. 186-188.
Dit proces-verbaal houdt in als bevindingen van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van het uitlezen van de Samsung telefoon van de verdachte [verdachte] door de Digitale Recherche ontvingen wij, verbalisanten, een CD-ROM met daarop alle bestanden uit voornoemde telefoon. In zijn telefoon kwamen wij documentatie aan ter zake “Bieding Schanskerk en toebehoren te Uithoorn”. Tevens troffen wij documentatie aan van [architectenbureau], zijnde een architectenbureau, waarin het plan van aanpak Schanskerk Uithoor wordt besproken. Bij deze documentatie troffen wij tevens een offerte van een voorschot ontwerp Schanskerk ter waarde van € 24.200,-, alsmede ontwerpschetsen.
25.
Een geschrift, te weten de bijlage 4 inhoudende een gesprek tussen aangever [persoon 6] en verdachte, doorgenummerde pag. 221-225, behorende bij het proces-verbaal van bevindingen van 2 juli 2013 (pag. 186-188).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Inbox To [persoon 6] 13 januari 2013 Hi [persoon 6] hoe zijn de schetsen geworden.
Inbox From [persoon 6] 13 januari 2013 Ben bezig. Maar ik ben druk bezig met gebouw in mijn
vinger te krijgen.
Voor ideeën heb ik
waarschijnlijk nog
wat meer tijd nodig.
Inbox From [persoon 6] 14 januari 2013 Goedemorgen [verdachte]
kun je de makelaar
vragen 3 valhelmen
mee te nemen? Tot zo.
Inbox To [persoon 6] 14 januari 2013 Als er vragen zijn
kun je ze ook
gewoon aan mij voorleggen.
Inbox From [persoon 6] 25 januari 2013 Hoi [verdachte], geld is
nog niet
overgemaakt.
gr [persoon 6]
Inbox To [persoon 6] 25 januari 2013 Ik maak het over
online ing.

7.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 6. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 26 november 2012 tot en met 21 maart 2013 te Uithoorn en Nijkerk en in een plaats in Nederland telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels
a. a) [persoon 1] heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen en een telefoon en een pinpas met pincode en
b) '[drukkerij]' heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid visitekaartjes en
c) '[bloemenzaak]' heeft bewogen tot de afgifte van drie boeketten en
d) '[café]' heeft bewogen tot de afgifte van diverse consumpties voor een totaalbedrag van ongeveer 84 euro en
e) autobedrijf '[autobedrijf 1]' heeft bewogen tot de afgifte van een startmotor (in de auto van verdachte) en
f) [persoon 4] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van in totaal ongeveer 1700 euro en
g) [persoon 5] heeft bewogen tot de afgifte van een treinkaartje en een geldbedrag en
h) [persoon 6] heeft bewogen tot de afgifte van 3D tekeningen van de Schanskerk en tot het verlenen van een dienst, te weten het maken van 3D tekeningen van de Schanskerk
hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide koper/betalende klant, in zaak b, c, d, en h, en
- gezegd dat hij (zeer) vermogend was, in zaak a en f, en
- gezegd dat hij vastgoedhandelaar was of in het onroerend goed zat, in zaak a, g en h, en
- gezegd dat hij advocaat (in ruste) was, in zaak a, f, g en h, en
- gezegd dat hij (beroemd) gitarist (in de band van Eric Clapton) was, in zaak a en h, en
- gezegd dat hij een reisbureau/organisatie had gehad of had verkocht, in zaak a, en h en
- gezegd dat hij de Schanskerk had gekocht of ging kopen, in zaak c en h en
- gezegd dat hij geen (telefoon)abonnement af kon sluiten, in zaak a, en
- gezegd dat hij niet kon pinnen maar wel geld over kon schrijven, in zaak a, en
- gezegd dat hij zijn portemonnee kwijt was geraakt zodat hij zonder geld en bankpasjes zat, in zaak a, en
- gezegd dat hij nooit met contant geld op zak liep omdat hij eerder was beroofd, in zaak c, en
- gezegd dat zijn portemonnee gestolen was, in zaak g, en
- gezegd dat hij een voorschot van 20.000 euro binnen drie dagen over zou maken, in zaak h, en
- gezegd dat hij het door hem verschuldigde geldbedrag over zou maken, althans terug zou betalen, in zaak b en f, en
- gezegd dat hij zijn rekening wekelijks zou betalen, in zaak c en d, en
- gezegd dat hij contant zou betalen, in zaak d, en
- gezegd dat het geld uit Engeland overgemaakt moest worden, in zaak h, en
- gezegd dat het de schuld van de bank was dat het geld nog niet was overgeschreven, in zaak a, en
- een ongedekte (Barclays) cheque uitgeschreven, in zaak d, e, en g,
waardoor voornoemde [persoon 1] en '[drukkerij]' en '[bloemenzaak]' en '[café]' en autobedrijf '[autobedrijf 1]' en [persoon 4] en [persoon 6] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of het verlenen van bovenomschreven dienst.

8.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Samengevat weergegeven heeft de officier van justitie de hoogte van de strafeis als volgt onderbouwd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal vermogensdelicten. Vele personen zijn benadeeld als gevolg van zijn handelingen en de toegebrachte schade is fors. Voor het soepel verlopen van de koop en verkoop van goederen is het van belang dat partijen elkaar kunnen vertrouwen. Door de handelwijze van [verdachte] is het vertrouwen in het handelsverkeer geschaad. Het voorwaardelijke strafdeel heeft tot doel verdachte van nieuwe strafbare feiten te weerhouden.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte nam in de ten laste gelegde periode zijn medicatie (Ritalin) niet in waardoor er een rebound optrad. Verdachte wordt dan heel druk en kan zich vrijwel niet concentreren. Ook moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat de moeder van verdachte tijdens zijn detentie is overleden en dat hij niet de mogelijkheid heeft gekregen afscheid van haar te nemen. Ten slotte wordt verzocht aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van het LOVS.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen in een periode van bijna vier maanden. Verdachte heeft, naast zijn toenmalige vriendin, ook menig ander binnen zijn omgeving doen geloven dat hij onder andere een vermogend man was en advocaat en heeft hen, door zich in strijd met de waarheid anders voor te doen, zover kregen dat zij onder andere geld en goederen aan verdachte hebben afgegeven en voor hem diensten hebben verricht. Met een verbazende brutaliteit heeft verdachte zijn omgeving lange tijd een rad voor ogen gedraaid en misbruik gemaakt van het vertrouwen dat men in hem had. Verdachte heeft daarbij een spoor van onbetaalde rekeningen en leningen achtergelaten. Verdachte heeft de slachtoffers niet alleen – soms aanzienlijke - financiële schade toegebracht, maar heeft bij hen ook het vertrouwen in de medemens aangetast. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 19 juli 2013 is verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verdachte heeft toen deels voorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd gekregen, waarbij hij zich in één zaak ook moest houden aan bijzondere voorwaarden. Voornoemde veroordelingen hebben verdachte er echter niet van weerhouden soortgelijke feiten te plegen. Uit een advies van 26 juli 2013 blijkt dat de Reclassering geen heil ziet in verdere begeleiding. Aan psychologisch onderzoek heeft verdachte geen medewerking willen verlenen. Verdachte heeft, door telkens in zijn oude gedrag te vervallen, iedere kans die hij heeft gekregen verspeeld. Voor dit feit past daarom thans geen andere straf meer dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, geen voorwaardelijke straf aan verdachte opleggen.

11.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

[persoon 1]
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van de benadeelde partij stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 524,99, bestaande uit de aanschafkosten telefoon en de immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het verweer van de verdediging
Ten aanzien van de benadeelde partij heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair verzoekt de raadsman de vordering van de benadeelde partij (deels) af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [persoon 1] heeft een vordering tot vergoeding van de geleden schade ingediend, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De materiële schade bestaat uit een achttal componenten, te weten aanschafkosten telefoon van € 104,99, telefoonrekening januari van € 126,-, telefoonrekening februari van € 195,71, telefoonrekening maart van € 61,10, telefoonrekening april € 37,19, telefoonrekening mei € 37,19, terugbetaling belasting € 1.017,- en geleende bedragen van
€ 2.330,-. De immateriële schade bedraagt € 420,-.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van benadeelde partij [persoon 1] deels niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze materiële schade op een bedrag van € 487,80 (vierhonderd zevenentachtig euro en tachtig cent), bestaande uit de aanschafkosten telefoon en de telefoonrekeningen van januari, februari en maart,
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de respectievelijke momenten van het ontstaan van de onderscheiden schadeposten, tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 1] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Voor zover de vordering ziet op de materiële schade bestaande uit de telefoonrekeningen van april en mei, de terugbetaling aan de belasting, de geleende bedragen en de immateriële schade bestaande uit het smartengeld is de vordering van de benadeelde partij onvoldoende aannemelijk gemaakt. Deze posten zijn tegenover de gemotiveerde betwisting onvoldoende komen vast te staan. Nader onderzoek ter onderbouwing van de vordering van de benadeelde partij op deze punten levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij ten aanzien van die componenten van de vordering daarin niet-ontvankelijk is.
[drukkerij]
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vordert de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het verweer van de verdediging
Ten aanzien van de benadeelde partij heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair verzoekt de raadsman de vordering van de benadeelde partij (deels) af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [drukkerij] heeft een vordering tot vergoeding van de geleden materiële schade ingediend voor een bedrag van € 657,03, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [drukkerij] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 657,03 (zeshonderd zevenenvijftig euro en drie cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 18 januari 2013 (te weten de datum dat de goederen in ieder geval aan verdachte waren afgegeven), tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [drukkerij] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[bloemenzaak]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het verweer van de verdediging
Ten aanzien van de benadeelde partij heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair verzoekt de raadsman de vordering van de benadeelde partij (deels) af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [bloemenzaak] heeft een vordering tot vergoeding van de geleden materiële schade ingediend voor een bedrag van € 31,50.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [bloemenzaak] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 31,50 (eenendertig euro en vijftig cent). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [bloemenzaak] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
[persoon 5]
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van de benadeelde partij stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 605,30, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het verweer van de verdediging
Ten aanzien van de benadeelde partij heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair verzoekt de raadsman de vordering van de benadeelde partij (deels) af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [persoon 5] heeft een vordering tot vergoeding van de geleden schade ingediend, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De materiële schade bestaat uit een achttal componenten, te weten een treinkaartje van
€ 19,80, het overgemaakte geld van € 325,50 en € 200,-, de kosten als gevolg van de oninbaarheid van de Barclays cheque van € 60,00 en het contant gegeven geld van € 100,- en € 200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van benadeelde partij [persoon 5] deels niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze materiële schade op een bedrag van € 297,80 (tweehonderd zevenennegentig euro en tachtig cent), bestaande uit het treinkaartje, de kosten als gevolg van de oninbaarheid van de Barclays cheque en het contant gegeven bedrag van € 200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de respectievelijke momenten van het ontstaan van de onderscheiden schadeposten, tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 5] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Voor zover de vordering ziet op de materiële schade bestaande uit het contant gegeven geld van € 100,- op 1 april 2013 en de overgemaakte bedragen van € 200,- en € 325,50 is de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk nu, gelet op de tenlastegelegde periode, niet is gebleken dat die schade aan de benadeelde partij is toegebracht door het bewezen geachte feit.
[persoon 4]
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van de benadeelde partij stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu niet is vast te stellen hoeveel geld er is uitgeleend aan verdachte.
Het verweer van de verdediging
Ten aanzien van de benadeelde partij heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Niet kan worden vastgesteld hoeveel geld [persoon 4] heeft uitgeleend aan verdachte. Subsidiair verzoekt de raadsman de vordering van de benadeelde partij (deels) af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [persoon 4] heeft een vordering tot vergoeding van de geleden materiële schade ingediend voor een bedrag van € 1.700,-.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [persoon 4] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.700,- (zeventienhonderd euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Uit de aangifte van [persoon 4] blijkt dat hij geld geleend heeft aan verdachte. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris volstaan met de enkele verklaring dat hij daar niets van af weet. Nu uit de bewijsmiddelen, zoals genoemd in rubriek 6., blijkt dat de verklaring van verdachte onjuist is en hij wel degelijk geld heeft geleend van aangever volgt de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van het uitgeleende bedrag de verklaring van de aangever.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [persoon 4] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Oplichting, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Benadeelde partij [persoon 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] toe tot een bedrag van € 487,80,- (vierhonderd zevenentachtig euro en tachtig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de respectievelijke momenten van het ontstaan van de schadeposten.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het [persoon 1], te betalen de som van € 487,80,- (vierhonderd zevenentachtig euro en tachtig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de respectievelijke momenten van het ontstaan van de schadeposten, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 (negen) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [drukkerij]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 2] toe tot een bedrag van € 657,03 (zeshonderd zevenenvijftig euro en drie cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 18 januari 2013, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 2], te betalen de som van € 657,03 (zeshonderd zevenenvijftig euro en drie cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 18 januari 2013, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 (dertien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [bloemenzaak]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [bloemenzaak] toe tot een bedrag van € 31,50 (eenendertig euro en vijftig cent), bestaande uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte aan [bloemenzaak] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [bloemenzaak], te betalen de som van € 31,50 (eenendertig euro en vijftig cent), bestaande uit materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (één) dag, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [persoon 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 5] toe tot een bedrag van € 297,80 (tweehonderd zevenennegentig euro en tachtig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de respectievelijke momenten van het ontstaan van de afzonderlijke schadeposten tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 5] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [persoon 5], te betalen de som van € 297,80 (tweehonderd zevenennegentig euro en tachtig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de respectievelijke momenten momenten van het ontstaan van de afzonderlijke schadeposten, tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 (vijf) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [persoon 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 4] toe tot een bedrag van € 1.700,- (zeventienhonderd euro), bestaande uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 4] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [persoon 4], te betalen de som van € 1.700,- (zeventienhonderd euro), bestaande uit materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 27 (zevenentwintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Salomon, voorzitter,
mrs. E. Diepraam en H.M. van Niftrik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.R.S. Piekhaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 augustus 2013.