In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een burengeschil tussen twee eigenaren van aangrenzende percelen. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van Olden, vordert onder andere een verklaring voor recht dat hij door verjaring eigenaar is geworden van een strook grond tussen zijn en het perceel van gedaagde, die wordt bijgestaan door advocaat mr. E.J.A. Bosma. De procedure begon met een dagvaarding op 15 januari 2013, gevolgd door een tussenvonnis op 27 maart 2013 en een comparitie van partijen op 5 juni 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betwiste strook grond oorspronkelijk tot het kadastrale perceel van gedaagde behoort, maar dat eiser stelt dat hij deze door extinctieve verjaring heeft verkregen. De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij gedurende twintig jaar ondubbelzinnig bezit heeft gehad van de strook grond, waardoor zijn vordering tot verkrijging van eigendom wordt afgewezen.
Daarnaast vordert eiser de verwijdering van drie bomen die zich op de erfgrens bevinden, te weten een berk, een vlier en een lijsterbes. De rechtbank oordeelt dat de berk, die al meer dan twintig jaar op de erfgrens staat, niet verwijderd hoeft te worden, omdat de rechtsvordering tot verwijdering is verjaard. Echter, de rechtbank oordeelt dat de aanwezigheid van de lijsterbes en de vlier niet voldoende is onderbouwd om te concluderen dat deze bomen langer dan twintig jaar op de erfgrens staan. De rechtbank wijst de vordering tot verwijdering van deze bomen toe, omdat gedaagde niet heeft aangetoond dat deze bomen al langer dan twintig jaar aanwezig zijn.
Uiteindelijk wordt gedaagde veroordeeld tot het verwijderen van de drie bomen binnen 60 dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. T.T. Hylkema op 28 augustus 2013.