3.2.Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte het rapport Nacontrole KPN van 25 februari 2009 (dossier 6391/gedingstuk B4.27) niet geheel openbaar heeft gemaakt. Dit document is volgens eiseres dusdanig geschoond dat hieruit niet kan worden opgemaakt wat de onderzoeksaanleidingen, de onderzoeksdoelen en de onderzoeksbevindingen zijn geweest. Ook het gestelde onder het afsluitende kopje ‘Advies’ op pagina 11 is integraal weggelaten. Eiseres betwist verder dat de aanduidingen van de verschillende afdelingen binnen het bedrijf van KPN vertrouwelijk zijn.
3.2.1.De rechtbank stelt vast dat verweerder op de pagina’s 1 en 4 van gedingstuk B4.27 (gedeeltelijk) is ingegaan op de door eiseres gevraagde onderzoeksaanleidingen. Verweerder heeft de openbaarmaking van de gewitte passages geweigerd op grond van artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob en artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob. De rechtbank stelt vast dat verweerder op pagina 1 het kopje ‘Aanleiding’ niet heeft gewit en de openbaarmaking van die informatie dan ook niet op grond van de Wob heeft geweigerd.
3.2.2.Naar het oordeel van de rechtbank bevat pagina 4 (onder het kopje ‘B’) bedrijfs- en fabricagegegevens van KPN, zodat verweerder openbaarmaking van die informatie terecht heeft geweigerd op grond van artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob. Tevens bevat deze passage informatie over de identiteit van de tipgever dan wel tipgevers. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling of bevoordeling zwaarder moet wegen dan het (algemene) belang van openbaarmaking.
3.2.3.De rechtbank stelt vast dat verweerder op de pagina’s 2 tot en met 4, 7 tot en met 11 van gedingstuk B4.27 (gedeeltelijk) is ingegaan op de door eiseres gevraagde onderzoeksdoelen en onderzoeksbevindingen. Verweerder heeft de openbaarmaking van deze passages geweigerd op grond van artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob, artikel 10, tweede lid, onder d en g, van de Wob en artikel 11, eerste lid, van de Wob.
3.2.4.Naar het oordeel van de rechtbank bevatten de passages op pagina 2 (vanaf de 1e alinea), pagina 3 (geheel), pagina 4 (bovenste alinea en onder kopje ‘C’), pagina 7 (onder de kopjes ‘Onderzoeksdoel B’ en ‘Onderzoeksdoel C’), pagina 9 (onderste helft) en pagina 10 (onder de kopjes ‘Inhoudelijke toetsing bij steekproef’, ‘Fysieke scheiding’, ‘Onderzoeksdoel B’ en ‘Onderzoeksdoel C’) bedrijfs- en fabricagegegevens van KPN, zodat verweerder openbaarmaking van die informatie terecht heeft geweigerd op grond van artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob.
3.2.5.Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het belang van artikel 10, tweede lid, onder d, van de Wob zich bij de passages op pagina 2 (vanaf de 1e alinea), pagina 3 (geheel), pagina 4 (bovenste alinea en onder kopje ‘C’) en pagina 9 (bovenste helft) voordoet. Aan verweerder komt in het kader van de Mededingingswet een toetsende, controlerende taak toe en deze passages geven inzicht in hoe verweerder die taak invult.
3.2.6.Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat openbaarmaking van de gewitte passages op pagina 7, pagina 8 (onderste helft), pagina 9 (bovenste helft) en pagina 10 (onder de kopjes ‘Onderzoeksdoel B’ en ‘Onderzoeksdoel C’) kan leiden tot onevenredige benadeling van KPN. Meer specifiek bevatten de passages op pagina 9 (bovenste helft), en pagina 10 (onder de kopjes ‘Onderzoeksdoel B’ en ‘Onderzoeksdoel C’) informatie over de identiteit van de tipgever dan wel tipgevers.
3.2.7.De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat artikel 11, eerste lid, van de Wob aan openbaarmaking van pagina 10 (onder het kopje ‘Fysieke scheiding’) en pagina 11 (onder het kopje ‘Advies’) in de weg staat nu deze passages persoonlijke beleidsopvattingen bevatten. Mede gelet op het doel van het rapport Nacontrole KPN van 25 februari 2009, is de rechtbank van oordeel dat het rapport is opgesteld ten behoeve van intern beraad en dat de betreffende passages op pagina 10 en 11 persoonlijke beleidsopvattingen bevatten.
3.2.8.De rechtbank stelt vast dat verweerder al veel informatie openbaar heeft gemaakt. Gelet op de door verweerder verstrekte informatie en het verband tussen die informatie en de namen van de verschillende afdelingen, heeft verweerder openbaarmaking van de namen van de verschillende afdelingen binnen de organisatie van KPN op pagina 1 en 6 naar het oordeel van de rechtbank terecht geweigerd op grond van artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob.
3.2.9.De rechtbank concludeert verder dat verweerder weliswaar ook openbaarmaking van veel informatie in het rapport Nacontrole KPN van 25 februari 2009 heeft geweigerd, maar dat dat er niet aan in de weg heeft gestaan dat verweerder wel informatie over de bedrijfsvoering van KPN openbaar dan wel bekend heeft gemaakt. Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat verweerder niet zorgvuldig is omgesprongen met de weigeringsgronden van artikel 10, eerste lid, onder c, en artikel 10, tweede lid, onder d, van de Wob. Hoewel verweerder openbaarmaking van informatie over de fysieke scheiding tussen de Wholesale- en Retailafdeling in de 1e alinea op pagina 8 heeft geweigerd, heeft verweerder die informatie immers wel in de 2e alinea van pagina 8 vermeld.
3.2.10.Naar het oordeel van de rechtbank slaagt deze beroepsgrond, gelet op het voorgaande, dan ook niet.
3.3.Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte de brief van KPN aan verweerder van 16 juli 2009 (dossier 6391/gedingstuk B4.32) niet geheel openbaar heeft gemaakt. Dit document is volgens eiseres dusdanig geschoond dat hieruit niet kan worden opgemaakt welke criteria verweerder heeft toegepast bij de beoordeling van de vraag of KPN de Chinese muren binnen haar bedrijf heeft doorbroken en welke randvoorwaarden zouden moeten gelden om misbruik te voorkomen.
3.3.1.De rechtbank overweegt dat de brief van KPN aan verweerder van 16 juli 2009 bedrijfsvertrouwelijke gegevens over de (technische) bedrijfsvoering van KPN bevatten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder openbaarmaking van (delen van) deze brief dan ook terecht geweigerd op grond van artikel 10, eerste lid, onder c, van de Wob.
3.4.Eiseres heeft aangevoerd dat er vóór de feitelijke verstrekking van de informatie door verweerder contact is geweest tussen verweerder en KPN over de wijze van schoning van de te verstrekken informatie. Deze gang van zaken acht eiseres niet transparant en onwenselijk.
3.4.1.De rechtbank stelt vast dat verweerder KPN bij brief van 18 januari 2012 heeft verzocht om toe te lichten of verweerders brief aan eiseres van 18 januari 2012 vertrouwelijke passages bevat. Bij brief van 27 januari 2012 heeft KPN daarop gereageerd en toegelicht dat bepaalde (passages uit de) bijlagen bij die brief vertrouwelijke informatie bevatten. Naar aanleiding van deze brief van KPN heeft verweerder bij het bestreden besluit van 3 februari 2012 verweerders brief aan eiseres van 18 januari 2012 gewijzigd in die zin dat verweerder enkele aanvullende passages in de gevraagde documenten alsnog niet openbaar heeft gemaakt. Al deze stukken bevinden zich in het dossier en eiseres kan daartegen inhoudelijk verweer voeren. Verweerder heeft daarmee zijn handelen voor eiseres transparant gemaakt, en de rechtsbescherming van eiseres is evenmin geschaad door de handelwijze van verweerder.
3.5.Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder niet per onderdeel of passage inzichtelijk heeft gemaakt op welke gronden verweerder openbaarmaking van bepaalde documenten heeft geweigerd. De in het bestreden besluit gegeven toelichting beperkt zich tot generieke opmerkingen aangaande de redenen voor niet-openbaarmaking waarbij vooralsnog onvoldoende helder is gemaakt op welke onderdelen deze volgens verweerder zouden moeten worden toegepast, aldus eiseres.
3.5.1.Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) (zie onder andere de uitspraak van 27 december 2012, LJN: BY7336) moet in beginsel per document of onderdeel daarvan worden gemotiveerd op welke grond openbaarmaking daarvan achterwege wordt gelaten. Als dat zou leiden tot herhalingen die geen redelijk doel dienen kan daarvan worden afgezien. Indien meer dan één weigeringsgrond van toepassing is geacht op een document dat uit verschillende onderdelen bestaat, kan deze uitzondering zich slechts voordoen indien voldoende kenbaar is van welke weigeringsgrond voor welk onderdeel wordt uitgegaan.
3.5.2.De rechtbank stelt vast dat verweerder bij het bestreden besluit twee inventarislijsten behorende bij de dossiers 4275 en 6391 heeft verstrekt. In deze lijsten heeft verweerder per document en per onderdeel (kort) toegelicht of openbaarmaking wordt geweigerd en zo ja, op basis van welke weigeringsgrond. Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit de (gedeeltelijke) weigering van de openbaarmaking in meer algemene bewoordingen toegelicht. Na kennisname van de documenten overweegt de rechtbank voorts dat de beoordeling van de door verweerder gehanteerde weigeringsgronden niet onevenredig wordt bemoeilijkt door de door verweerder gehanteerde systematiek. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze beroepsgrond dan ook niet slagen.
3.6.Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder de brief van 10 februari 2009 (dossier 6391/gedingstuk B4.23) integraal vertrouwelijk heeft gehouden, onder meer omdat deze informatie van derden afkomstig is en deze derden door openbaarmaking van de informatie onevenredig zouden worden benadeeld. Volgens eiseres is niet helder of deze derden in staat zijn gesteld hun zienswijze te geven omtrent het (al dan niet ten dele) openbaren van deze brief met bijlagen.
3.6.1.De rechtbank stelt vast dat de brief aan verweerder van 10 februari 2009 afkomstig is van een derde of derden die zelf om vertrouwelijkheid van de daarin vervatte informatie heeft of hebben verzocht. De rechtbank heeft (met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb) kennis genomen van deze brief en ziet in verweerders weigering om deze informatie openbaar te maken ook overigens geen procedurele onzorgvuldigheden. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
3.7.Eiseres heeft aangevoerd dat de bij het bestreden besluit verstrekte inventarislijst behorende bij het dossier 6391 32 documenten bevat, terwijl de bij het primaire besluit verstrekte inventarislijst behorende bij het dossier 6391 36 documenten bevat. Verder ontbreken de bijlagen van de voorlopige rapportage nacontrole van 17 december 2008 (dossier 6391/gedingstuk B4.18) en van de brief van verweerder aan de Opta van 29 mei 2009 (dossier 6391/gedingstuk B4.31). Niet is gebleken dat verweerder al het nodige heeft gedaan om deze ontbrekende stukken aan het dossier toe te voegen, zodat verweerder volgens eiseres niet aan zijn archiveringsplicht heeft voldaan, aldus eiseres.
3.7.1.De rechtbank overweegt dat eiseres niet aan de hand van de inventarislijsten concreet heeft aangegeven welke specifieke documenten zij mist en dus welke documenten, die wél bij het primaire besluit openbaar zijn gemaakt, in de bezwaarfase zijn geweigerd. De rechtbank beperkt zich bij de beoordeling van deze beroepsgrond dan ook tot de ontbrekende bijlagen bij de voorlopige rapportage nacontrole van 17 december 2008 en verweerders brief aan de Opta van 29 mei 2009. Nu verweerder in de inventarislijst zelf constateert dat de betreffende bijlagen ontbreken zonder daarbij een (deugdelijke) motivering te geven, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet zorgvuldig gehandeld. Het bestreden besluit is op dit punt dan ook in strijd met artikel 3:2 van de Awb tot stand gekomen.
3.8.Eiseres heeft aangevoerd dat in de bezwaarfase een andere schoning van de documenten heeft plaatsgevonden dan in de primaire fase, maar dat de motivering in het bestreden besluit geen uitsluitsel geeft voor de redenen van deze andere (stringentere) wijze van beoordeling door verweerder. Zo is in de brief van verweerder aan KPN van 17 oktober 2008 (dossier 6391/gedingstuk B4.6) na bezwaar niet langer gezwart dat de nacontrole zich ook richtte op KPN Sales. Datzelfde geldt volgens eiseres voor de brief van verweerder aan KPN van 1 december 2008 (dossier 6391/gedingstuk B4.16). Voor de twee bijlagen behorende bij gedingstuk B4.6 verwijst verweerder naar het faxbericht van KPN aan verweerder van 31 januari 2006 (dossier 4275/gedingstuk B3.24) en de brief van verweerder aan KPN van 10 augustus 2006 (dossier 4275/gedingstuk B3.35). Ook in deze documenten heeft zonder nadere motivering in bezwaar een stringentere schoning plaatsgevonden, aldus eiseres.
3.8.1.De rechtbank stelt voorop, niet in te zien op welke wijze eiseres door deze gestelde gang van zaken in haar belangen is benadeeld. Daaraan voegt de rechtbank toe dat zij de vraag dient te beantwoorden of de bestreden beslissing op bezwaar in strijd is met de Wob. Het gestelde feit dat in de bezwaarfase een andere schoning heeft plaatsgevonden dan in de primaire fase, levert op zich voorts geen strijd op met enige rechtsregel. Eiseres heeft een dergelijke rechtsregel ook niet ingeroepen. De rechtbank ziet dan ook niet wat deze beroepsgrond van eiseres nog kan toevoegen aan hetgeen hiervóór is overwogen. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
3.11.Gelet op het bepaalde in artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar te vergoeden. Voor een vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding, nu eiseres op eigen naam heeft geprocedeerd, zelf de processtukken heeft ingediend en zich niet heeft laten bijstaan door een advocaat of rechtshulpverlener. Er is dus geen sprake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.