In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 26 juni 2013 een vonnis in incident gewezen met zaaknummer C/13/525962. De zaak betreft een bevoegdheidsincident waarbij de rechtsmacht van de Nederlandse rechter ter discussie wordt gesteld. Eiseres in conventie is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam 1] INDUSTRIES B.V., gevestigd te Veghel, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Knigge. Gedaagde in conventie is THE YEMEN BANK OF RECONSTRUCTION AND DEVELOPMENT YSC, gevestigd te Sana’a, Jemen, vertegenwoordigd door advocaat mr. drs. J. Stikkelbroeck. ING BANK N.V., gevestigd te Amsterdam, is ook betrokken als gedaagde in conventie, maar is niet verschenen.
De procedure is gestart met een bevoegdheidsexceptie van YBRD, die aanvoert dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft vanwege een forumkeuze in de contragaranties, waarbij geschillen aan de rechtbank in Jemen moeten worden voorgelegd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen bewijs is dat [naam 1] partij is bij de overeenkomst tussen ING en YBRD, en dat de forumkeuze niet van toepassing is op de relatie tussen [naam 1] en YBRD.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van artikel 7 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat er een samenhang bestaat tussen de vorderingen tegen YBRD en ING. De rechtbank concludeert dat gezamenlijke behandeling van de vorderingen gerechtvaardigd is om redenen van doelmatigheid. Uiteindelijk heeft de rechtbank het gevorderde van YBRD afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [naam 1].
De beslissing van de rechtbank is als volgt: het gevorderde wordt afgewezen, YBRD wordt veroordeeld in de proceskosten, en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad. De zaak is verwezen naar de rol voor beraad comparitie op 10 juli 2013.