ECLI:NL:RBAMS:2013:5319

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2013
Publicatiedatum
22 augustus 2013
Zaaknummer
C-13-525962
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en rechtsmacht van de Nederlandse rechter in een geschil met internationale elementen

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 26 juni 2013 een vonnis in incident gewezen met zaaknummer C/13/525962. De zaak betreft een bevoegdheidsincident waarbij de rechtsmacht van de Nederlandse rechter ter discussie wordt gesteld. Eiseres in conventie is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam 1] INDUSTRIES B.V., gevestigd te Veghel, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Knigge. Gedaagde in conventie is THE YEMEN BANK OF RECONSTRUCTION AND DEVELOPMENT YSC, gevestigd te Sana’a, Jemen, vertegenwoordigd door advocaat mr. drs. J. Stikkelbroeck. ING BANK N.V., gevestigd te Amsterdam, is ook betrokken als gedaagde in conventie, maar is niet verschenen.

De procedure is gestart met een bevoegdheidsexceptie van YBRD, die aanvoert dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft vanwege een forumkeuze in de contragaranties, waarbij geschillen aan de rechtbank in Jemen moeten worden voorgelegd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen bewijs is dat [naam 1] partij is bij de overeenkomst tussen ING en YBRD, en dat de forumkeuze niet van toepassing is op de relatie tussen [naam 1] en YBRD.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van artikel 7 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat er een samenhang bestaat tussen de vorderingen tegen YBRD en ING. De rechtbank concludeert dat gezamenlijke behandeling van de vorderingen gerechtvaardigd is om redenen van doelmatigheid. Uiteindelijk heeft de rechtbank het gevorderde van YBRD afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [naam 1].

De beslissing van de rechtbank is als volgt: het gevorderde wordt afgewezen, YBRD wordt veroordeeld in de proceskosten, en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad. De zaak is verwezen naar de rol voor beraad comparitie op 10 juli 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/525962 / HA ZA 12-1129
Vonnis in incident van 26 juni 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam 1] INDUSTRIES B.V.,
gevestigd te Veghel,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap naar het recht van Jemen
THE YEMEN BANK OF RECONSTRUCTION AND DEVELOPMENT YSC,
gevestigd te Sana’a, Jemen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
eiseres in het incident,
advocaat mr. drs. J. Stikkelbroeck te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [naam 1], YBRD en ING worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 20 februari 2013,
  • de akte uitlatingen zijdens YBRD,
  • de antwoordakte in het incident zijdens [naam 1], met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De verdere beoordeling in het incident

2.1.
YBRD heeft gewezen op de onnodige vertraging in deze procedure omdat de bevoegdheidsexceptie als incident wordt afgehandeld. De rechtsmacht van de Nederlandse rechter dient vóór alle verweren ter discussie te worden gesteld (artikel 11 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). Daarover dient dan ook te worden beslist voordat het debat in de hoofdzaak wordt gevoerd. Dit kan middels een vonnis in incident of een tussenvonnis voordat de comparitie (in de hoofdzaak) heeft plaatsgevonden. Niet gesteld, noch gebleken, is dat YBRD in haar belang is geschaad met de keuze van de rechtbank om de bevoegdheidsexceptie als incident te behandelen, zodat aan het verdere betoog van YBRD op dit punt voorbij wordt gegaan.
2.2.
YBRD heeft aangevoerd dat deze rechtbank geen rechtsmacht heeft door de forumkeuze in de contragaranties, waarbij ervoor is gekozen geschillen voor te leggen aan de rechtbank te Yemen .
2.3.
Anders dan YBRD heeft betoogd is op dit moment niet vast te stellen dat zij met [naam 1] een forumkeuze is overeengekomen. In het procesdossier bevinden zich:
  • bankgaranties die YBRD heeft afgegeven aan CAMA, op verzoek van de ING en ter garantiestelling van betaling van (in totaal) USD 1.000.000,00 ten name van [naam 1]; en
  • contragaranties die de ING heeft afgegeven aan YBRD, ter garantiestelling van betaling van (in totaal) USD 1.000.000,00.
Uit niets blijkt dat [naam 1] partij is bij de overeenkomst tussen ING en YBRD inzake de contragaranties. Van enige eigen betrokkenheid van [naam 1] bij de totstandkoming van die overeenkomst en van het forumkeuzebeding in het bijzonder is evenmin gebleken. De in de contragarantie opgenomen forumkeuze geldt dus niet tussen [naam 1] en YBRD.
2.4.
[naam 1] heeft gesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op grond van artikel 6 sub e, 7 en 9 sub b en/of sub c Rv. Daarnaast heeft zij conservatoir beslag ten laste van YBRD gelegd onder de ING, met volgens haar tot gevolg dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op grond van artikel 10 Rv in verbinding met artikel 767 Rv.
2.5.
Uit artikel 7 Rv volgt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft indien tussen de vorderingen op verschillende gedaagden een dusdanige samenhang bestaat dat gezamenlijke behandeling wordt gerechtvaardigd om redenen van doelmatigheid.
2.5.1.
[naam 1] heeft betoogd dat de vordering tegen de ING en die tegen YBRD in elkaars verlengde liggen en dat tegenstrijdige uitspraken mogelijk zijn als de ING in Nederland en YBRD in Jemen in rechte worden betrokken. Met een dergelijke mogelijk tegenstrijdige uitkomst is geen enkele partij gebaat, aldus [naam 1].
2.5.2.
YBRD heeft aangevoerd dat het merendeel van de vorderingen tegen haar is gericht en dat de vorderingen op de ING – de thuisbankier van [naam 1] – slechts zijn opgesteld om rechtsmacht in Nederland te creëren.
2.5.3.
Uit het standpunt van YBRD volgt niet, zoals zij kennelijk wil betogen, dat er geen, althans onvoldoende, samenhang tussen de vordering op de ING en de vorderingen op haar is. YBRD heeft niet (gemotiveerd) betwist dat gelijktijdige behandeling is te rechtvaardigen op grond van doelmatigheid. Gelet op hetgeen [naam 1] heeft aangevoerd over die samenhang tussen de vorderingen op YBRD en die op de ING, is de rechtbank van oordeel dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling van de vorderingen rechtvaardigen.
2.6.
De slotsom is dat op grond van artikel 7 Rv de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in dit geschil, zodat het door YBRD gevorderde wordt afgewezen.
2.7.
De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling.
2.8.
YBRD wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van [naam 1] tot op heden begroot op € 678,00 (1½ punt tarief II) aan salaris advocaat.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt YBRD in de proceskosten, aan de zijde van [naam 1] tot op heden begroot op € 678,00,
3.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 10 juli 2013voor beraad comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Fehmers en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2013.