ECLI:NL:RBAMS:2013:5314

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
22 augustus 2013
Zaaknummer
461037 / FA RK 10-4585 JJ SH
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van partneralimentatie en gefaseerde afbouw in het kader van gewijzigde omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juni 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de partneralimentatie. De vrouw, verzoekster, heeft verzocht om een verhoging van de alimentatie van € 750,-- naar € 2.000,-- per maand, onderbouwd met de stelling dat haar inkomen drastisch is gewijzigd door ontslag en gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. De man, verweerder, heeft verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek ingediend om de alimentatie te verlagen en gefaseerd af te bouwen tot nihil in 2016. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van beide partijen in overweging genomen, waaronder de lange duur van het huwelijk en de veranderde financiële situatie van beide partijen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende grond was voor een herbeoordeling van de alimentatieverplichting van de man. De rechtbank heeft geoordeeld dat de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw is afgenomen en dat de lotsverbondenheid van het huwelijk in de loop der tijd is verminderd. Daarom heeft de rechtbank besloten om de alimentatie gefaseerd af te bouwen, te beginnen met € 750,-- per maand vanaf 1 juli 2013, en eindigend op nihil per 1 januari 2016. Het verzoek van de vrouw om de alimentatie te verhogen is afgewezen, en het zelfstandig verzoek van de man is grotendeels toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: 461037 / FA RK 10-4585 JJ SH
Beschikking van 19 juni 2013 betreffende wijziging van de bijdrage in het levensonderhoud
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [plaats],
verzoekende partij,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. I.M.B. Kramer te Amsterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [plaats],
verwerende partij,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. B.M. van Ham-Oude Elferink te Emmeloord.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het op 3 juni 2010 ter griffie ingediende verzoekschrift;
- het op 25 september 2012 ter griffie ingediende verweerschrift.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 27 november 2012.
Gehoord zijn: partijen en hun advocaten.
De zaak is vervolgens behandeld ter pro forma terechtzittingen van 21 januari 2013 en
4 maart 2013.

2.De feiten

Partijen zijn gehuwd op 24 november 1977. Hun huwelijk is op 24 februari 2004 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Zwolle van 12 november 2003 in de registers van de burgerlijke stand.
Bij de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat de man € 300,-- per maand aan de vrouw zal betalen als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud.
Bij beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 juni 2005 is bepaald dat hierin wordt opgenomen de regeling ten aanzien van de alimentatie die partijen hebben getroffen in de door hen op 26 januari 2005 ondertekende vaststellingsovereenkomst, zijnde dat de man € 750,-- per maand aan de vrouw zal betalen als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud.

3.Het verzoek van de vrouw

De vrouw heeft verzocht de beschikking van 21 juni 2005 te wijzigen en te bepalen dat de man vanaf 1 juli 2009, dan wel een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen datum, gehouden is aan haar € 2.000,-- per maand te voldoen ten behoeve van haar levensonderhoud, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vrouw heeft aangevoerd dat haar inkomen drastisch is gewijzigd en daarmee ook haar behoefte. Er is sprake van een wijziging van omstandigheden. Zij is ontslagen door het bedrijf waar zij voorheen fulltime werkte. Zij is lange tijd niet in staat geweest te werken. Zij is in 2006 een winkel begonnen. Het lukt haar echter niet om hieruit inkomsten te genereren om in de kosten van haar eigen levensonderhoud te voorzien. Zij is gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard. De man heeft de aandelen van een bedrijf gekocht. Zijn inkomen is in de loop der jaren gestegen. Hij beschikte in 2009 over voldoende draagkracht.

4.Het verweer en zelfstandig verzoek van de man

De man heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw.
Bij zelfstandig verzoek heeft de man verzocht de beschikking van 21 juni 2005 te wijzigen en te bepalen dat de door hem te betalen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw wordt teruggebracht op de volgende wijze:
*per 1 januari 2013: € 750,-- per maand;
*per 1 januari 2014: € 500,-- per maand;
*per 1 januari 2015: € 250,-- per maand;
*per 1 januari 2016: nihilstelling.
De man heeft aangevoerd dat partijen in verband met het opstarten van het bedrijf van de vrouw overeenstemming hebben bereikt over een tijdelijke verhoging van de partneralimentatie in de periode 1 januari 2010 tot 1 januari 2011 van in totaal € 1.300,-- per maand. Deze regeling zou nog enige tijd doorlopen, maar hij betaalt dit bedrag nog steeds. De vrouw heeft een tweede bedrijf gestart. Hij betwist dat er thans nog behoefte is. Hij heeft bovendien onvoldoende draagkracht. Hij heeft steeds alle kosten van de vier kinderen van partijen en de voormalige echtelijke woning voldaan.

5.De beoordeling

Op grond van artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
De man heeft gesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een verhoging van de partneralimentatie tot € 1.300,-- per maand in de periode van 1 januari 2010 tot 1 januari 2011 en dat deze regeling nog enige tijd is doorgelopen. De vrouw heeft dit niet betwist. De rechtbank zal dan ook beoordelen in hoeverre deze (mondelinge) overeenkomst betreffende levensonderhoud van partijen dient te worden gewijzigd.
De rechtbank is van oordeel dat partijen voldoende feiten en omstandigheden hebben gesteld die een herbeoordeling van de door de man te betalen onderhoudsbijdrage rechtvaardigen op grond van gewijzigde omstandigheden. Partijen zijn daarom ontvankelijk in hun verzoek.
Op grond van artikel 1:157 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van een van partijen de uitkering tot levensonderhoud toekennen onder vaststelling van een termijn. Daarbij kan rekening worden gehouden met omstandigheden als de duur van het huwelijk, de aanwezigheid van minderjarige of studerende kinderen en de verwachting dat de vrouw door te gaan werken op termijn in haar eigen levensonderhoud zal kunnen voorzien.
De rechtbank acht redenen aanwezig om gebruik te maken van voormelde bevoegdheid. De vrouw is op dit moment nog niet in staat om volledig in haar huwelijksgerelateerde behoefte te voorzien. Gelet echter op de omstandigheid dat de vrouw lange periode de tijd heeft gehad om haar eigen bedrijf op te zetten en het haar eigen keuze was om dit carrièrepad te kiezen, dat de man al die tijd partneralimentatie heeft betaald en hij zelfs een hoger bedrag is gaan betalen dan was vastgesteld, alsmede dat de vrouw al langere tijd geen kinderen meer tot haar zorg heeft, acht de rechtbank het niet redelijk dat de vrouw gedurende de termijn van twaalf jaar recht heeft op een volledige huwelijksgerelateerde alimentatie. De huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw is als gevolg van tijdsverloop afgenomen en naar mate de echtscheiding van partijen verder in het verleden ligt neemt de lotsverbondenheid van het huwelijk als basis waarop de onderhoudsverplichting is gegrond af. In dit licht komt het voorstel van de man om de partneralimentatie gefaseerd af te bouwen de rechtbank alleszins redelijk voor. De alimentatieverplichting van de man zal derhalve gefaseerd worden afgebouwd en wel met ingang van 1 juli 2013 tot nihilstelling op 1 januari 2016, waardoor de vrouw in de gelegenheid wordt gesteld om haar uitgavenpatroon aan te passen aan de verminderde inkomsten. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw dan ook afwijzen en het zelfstandig verzoek van de man (grotendeels) toewijzen.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijzigt de afspraak van partijen dat de man aan de vrouw een partneralimentatie van € 1.300,-- per maand zal voldoen, in zoverre:
- bepaalt dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud zal doen op de volgende wijze:
*per 1 juli 2013: € 750,-- (zevenhonderd en vijftig euro) per maand,
*per 1 januari 2014: € 500,-- (vijfhonderd euro) per maand,
*per 1 januari 2015: € 250,-- (tweehonderd en vijftig euro) per maand;
- bepaalt dat de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in haar levensonderhoud met ingang van 1 januari 2016 op nihil wordt gesteld;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Jonkers, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. S.M. van den Hout-Wilbers, griffier, op 19 juni 2013..