Aan het
rapport van psychiater [persoon 1] d.d. 4 mei 2013, wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Betrokkene vertoont verschillende kenmerken van psychopathie, maar blijft anders dan de kliniek stelt ruim onder de cut-offscore voor psychopathie. Rapporteur en mederapporteur komen ook tot een lagere score dan de kliniek. De door de kliniek vermelde borderline persoonlijkheidstrekken worden niet herkend. Naar de mening van rapporteur schat de kliniek het recidiverisico in algemene zin te hoog in, waarbij tevens opgemerkt wordt dat de kliniek geen onderscheid maakt tussen recidive van de indexdelicten (straatroven) en recidive van mishandelingen. Rapporteur acht verdere behandeling niet zinvol en ziet geen indicatie aanwezig voor voortgezet verblijf binnen een TBS-instelling, noch voor voortzetting van de TBS-maatregel. De kliniek heeft naar de mening van rapporteur in de gehele behandeling onvoldoende oog gehad voor de mogelijkheden van resocialisatie, waarbij een ernstig agressie-incident gericht op een kliniekmedewerker, inmiddels bijna twee jaar geleden, geleid heeft tot ernstige stagnatie in het behandelbeloop. Rapporteur is van oordeel dat voortzetting van de TBS niet te adviseren is.
Aan het
rapport van psycholoog [persoon 2] d.d. 7 mei 2013, wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Betrokkene komt naar voren als een tamelijk stabiele, weinig kwetsbare man. Er is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met vooral antisociale en in mindere mate narcistische trekken.
De specifieke aspecten van betrokkenes persoonlijkheidsstoornis hebben niet direct een sturende invloed op de vermogensdelicten. Hij zou er ook voor kunnen kiezen om deze delicten niet te plegen. Het risico op genoemde delicten als de indexdelicten wordt door rapporteur als ‘laag’ ingeschat.
Met betrekking tot de kans op agressieve delicten die een reactief emotionele component bevatten, is de kans vanuit de stoornis wellicht iets groter op basis van de narcistische trekken. De kans op recidive bij dergelijke delicten wordt als ‘matig’ beoordeeld. Naar mening van rapporteur valt van verdere behandeling in het kader van de risicovermindering weinig meer te verwachten. Betrokkene zal niet veel meer kunnen profiteren van het behandelbod en is voorts niet intrinsiek gemotiveerd.
Met de mederapporteur is meermalen overleg geweest en onafhankelijk van elkaar bleken rapporteur en mederapporteur van oordeel dat voortzetting van de TBS niet te adviseren is.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Subsidiair heeft zij verzocht om de terbeschikkingstelling voorwaardelijk te beëindigen zonder het opleggen van nadere bijzondere voorwaarden.