ECLI:NL:RBAMS:2013:5305

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2013
Publicatiedatum
22 augustus 2013
Zaaknummer
13/457925-06
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling en beoordeling van recidivegevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 augustus 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1986, die sinds 2007 onder de maatregel valt. De officier van justitie heeft verzocht om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, terwijl de zesjaarsrapporteurs adviseerden om de dwangverpleging niet te continueren vanwege stagnatie in de behandeling. De rechtbank heeft overwogen dat, ondanks het advies van de kliniek om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, de behandeling voor drie maanden aanblijft om de reclassering de kans te geven een maatregelenrapport op te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken, en dat er een hoog recidiverisico is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd, met de mogelijkheid om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen na een periode van drie maanden. De rechtbank heeft benadrukt dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de terbeschikkingstelling wordt voortgezet, en dat er aandacht moet zijn voor de resocialisatie van de terbeschikkinggestelde.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/457925-06
BESCHIKKING
op de op 13 juni 2013 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam d.d. 13 juni 2013 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
thans verpleegd in de [instelling] te [plaats],
die bij vonnis van deze rechtbank d.d. 25 mei 2007 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beschikking van deze rechtbank d.d. 17 oktober 2011 voor de tijd van twee jaar werd verlengd.
De inhoud van de vordering
De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met twee jaar.
De procesgang
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het door [instelling] op 17 mei 2013 op grond van artikel 509o, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met twee jaar, alsmede de daarbij overgelegde wettelijke aantekeningen;
  • de op 4 en 7 mei 2013 op grond van artikel 509o, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering opgemaakte rapporten van de psychiater [persoon 1], onderscheidenlijk de psycholoog [persoon 2], beiden niet verbonden aan de inrichting waarin de terbeschikkinggestelde wordt verpleegd, strekkende tot het niet verlengen van de terbeschikkingstelling;
De rechtbank heeft op 2 augustus 2013 de officier van justitie mr. S.A. van der Vliet, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw mr. A.A. Bloemberg, advocaat te Haarlem, alsmede de deskundige [persoon 3], verbonden aan de [instelling], [persoon 1], psychiater, en [persoon 2], psycholoog, in openbare raadkamer gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De beoordeling
Aan genoemd advies van de [instelling] d.d, 17 mei 2013 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:

Diagnostiek

Betrokkene lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken. Qua persoonlijkheid is hij een beïnvloedbare, impulsieve man met langdurig antisociaal gedrag en weinig probleembesef. Hij koestert overmatig positieve gevoelens over zichzelf, bedriegt en manipuleert. Er is een geringe empathie voor de impact van zijn gedrag op anderen. Betrokkene legt de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag bij anderen. Er is een beperkte gevoelsdifferentiatie: gemakkelijk opkomende negatieve gevoelens, zoals depersonalisatie, angst, wantrouwen en teleurstelling leiden makkelijk tot agressief gedrag. Er is neiging tot spanning zoekende activiteiten.

Behandeling

Betrokkene is naar aanleiding van een incident waarbij hij een sportleraar heeft mishandeld op 1 augustus 2011 geplaatst op de intensieve zorgafdeling [A] te [plaats]. Op 1 september 2011 is hij overgeplaatst naar de behandelafdeling [B] in [plaats].
Gelet op de lopende rechtszaak tegen betrokkene loopt de intramurale behandeling wel door, maar kan er geen sprake zijn van een verdere resocialisatie. De terechtzitting staat gepland op 24 mei 2013.

Recidivegevaar

Sinds het vorige verlengingsadvies is het beeld van de delictgevaarlijkheid en de voortgang van de behandeling somberder geworden. Het incident met de sportleraar moet worden opgevat als recidive van ernstig geweld. Het is opmerkelijk dat betrokkene weinig schuldbesef heeft aangaande het delict en in de vertekening ervan manifesteert zich de ernst van de antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. De historische -, klinische - en risicohanteringsitems laten een hoog risico zien. Bij het wegvallen van de terbeschikkingstelling zou er nog een onverantwoord hoog recidiverisico zijn.

Prognose

Behandeling en begeleiding is nog geruime tijd noodzakelijk. Resocialisatie dient zeer zorgvuldig en geleidelijk te worden vormgegeven. Er dient gewerkt te worden aan het aanleren van alternatieve gedragingen en aan het inperken van impulsief en agressief gedrag.
Betrokkene zal blijvend op begeleiding en structuur aangewezen zijn en in de toekomst zal enige vorm van externe controle nodig zijn.

Advies

Gelet op het hoge recidiverisico en de noodzaak tot behandeling en controle hierop wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen en de verpleging van overheidswege te continueren.
De deskundige heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. De deskundige heeft meegedeeld dat betrokkene inmiddels door de rechtbank is veroordeeld voor mishandeling van de sportleraar – waarbij deze een gebroken jukbeen heeft opgelopen – tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Naar aanleiding van de verhoren van de deskundigen [persoon 1] en [persoon 2] ter zitting, heeft zij het advies van de kliniek aangepast, in die zin dat de kliniek thans een verlenging van één jaar adviseert om een versneld resocialisatietraject op te starten en zo snel mogelijk toe te werken naar een voorwaardelijke beëindiging.
Aan het
rapport van psychiater [persoon 1] d.d. 4 mei 2013, wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Betrokkene vertoont verschillende kenmerken van psychopathie, maar blijft anders dan de kliniek stelt ruim onder de cut-offscore voor psychopathie. Rapporteur en mederapporteur komen ook tot een lagere score dan de kliniek. De door de kliniek vermelde borderline persoonlijkheidstrekken worden niet herkend. Naar de mening van rapporteur schat de kliniek het recidiverisico in algemene zin te hoog in, waarbij tevens opgemerkt wordt dat de kliniek geen onderscheid maakt tussen recidive van de indexdelicten (straatroven) en recidive van mishandelingen. Rapporteur acht verdere behandeling niet zinvol en ziet geen indicatie aanwezig voor voortgezet verblijf binnen een TBS-instelling, noch voor voortzetting van de TBS-maatregel. De kliniek heeft naar de mening van rapporteur in de gehele behandeling onvoldoende oog gehad voor de mogelijkheden van resocialisatie, waarbij een ernstig agressie-incident gericht op een kliniekmedewerker, inmiddels bijna twee jaar geleden, geleid heeft tot ernstige stagnatie in het behandelbeloop. Rapporteur is van oordeel dat voortzetting van de TBS niet te adviseren is.
Aan het
rapport van psycholoog [persoon 2] d.d. 7 mei 2013, wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Betrokkene komt naar voren als een tamelijk stabiele, weinig kwetsbare man. Er is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met vooral antisociale en in mindere mate narcistische trekken.
De specifieke aspecten van betrokkenes persoonlijkheidsstoornis hebben niet direct een sturende invloed op de vermogensdelicten. Hij zou er ook voor kunnen kiezen om deze delicten niet te plegen. Het risico op genoemde delicten als de indexdelicten wordt door rapporteur als ‘laag’ ingeschat.
Met betrekking tot de kans op agressieve delicten die een reactief emotionele component bevatten, is de kans vanuit de stoornis wellicht iets groter op basis van de narcistische trekken. De kans op recidive bij dergelijke delicten wordt als ‘matig’ beoordeeld. Naar mening van rapporteur valt van verdere behandeling in het kader van de risicovermindering weinig meer te verwachten. Betrokkene zal niet veel meer kunnen profiteren van het behandelbod en is voorts niet intrinsiek gemotiveerd.
Met de mederapporteur is meermalen overleg geweest en onafhankelijk van elkaar bleken rapporteur en mederapporteur van oordeel dat voortzetting van de TBS niet te adviseren is.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Subsidiair heeft zij verzocht om de terbeschikkingstelling voorwaardelijk te beëindigen zonder het opleggen van nadere bijzondere voorwaarden.
De rechtbank wijst beiden verzoeken van de raadsvrouw af en overweegt dat gelet op de adviezen voldaan wordt aan het in de wet genoemde gevaarscriterium, dat immers geen onderscheid maakt tussen gevaar voor herhaling van indexdelicten of gevaar voor overige geweldsdelicten. Nu zij onmiddellijke beëindiging van de maatregel niet overweegt, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of artikel 509t lid 2 Sv zoals luidend per 1 juli 2013in dit geval niet van toepassing zou zijn.
Gelet op de stukken, het verhandelde in raadkamer en artikel(en) 38d (en 38e) van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met een jaar wordt verlengd.
Gelet op de inhoud van de rapportages van de zesjaars-rapporteurs is de rechtbank van oordeel dat binnen korte termijn een aanvang dient te worden genomen met het resocialisatie-traject van betrokkene, waarbij de rechtbank meteen een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging overweegt. Niet alleen is het recidiverisico inmiddels voldoende teruggebracht om via voorwaarden beheerst te worden, ook lijkt betrokkene in een klinische setting weinig vooruitgang meer te kunnen boeken, terwijl door te lange stagnatie van de behandeling vooruitgang nu van belang is. De rechtbank zal derhalve de beslissing hieromtrent aanhouden voor een periode van maximaal drie maanden, teneinde de reclassering in de gelegenheid te stellen een maatregelenrapport op te stellen. Daarbij dient vooral aandacht te worden besteed aan huisvesting, dagbesteding en aan het versnelde resocialisatietraject van betrokkene. Ondanks de zeer korte termijnen dient dit uiteraard op de meest verantwoorde manier te geschieden, waarbij de risico’s op het plegen van een nieuw strafbaar feit – van welke categorie dan ook – zo veel mogelijk dienen te worden beperkt.
De rechtbank heeft, mede gelet op wat hierna ten overvloede zal worden overwogen, de mogelijkheid onderzocht om de dwangverpleging onmiddellijk (zonder afwachting van een maatregelenrapport) voorwaardelijk te beëindigen, .Vanuit de positie van de reclassering bezien en omdat de terbeschikkinggestelde nog geen aanvang heeft gemaakt met resocialisatie zou dit echter tot onbevredigende resultaten kunnen leiden en wegen de mogelijke voordelen van een dergelijke beslissing niet op tegen de mogelijke nadelen daarvan.
De rechtbank overweegt ten overvloede nog het volgende.
Gelet op voornoemde aanhouding van drie maanden zal, gezien het nieuwe artikel 509t lid 2 Sv, in beginsel onvermijdelijk zijn dat ook over een jaar de maatregel nog niet onvoorwaardelijk beëindigd kan worden. Zij wijst er op dat dit mogelijk tot een onbevredigende situatie kan leiden als alsdan sprake zou zijn van een verder verlaagd recidiverisico dat verlenging niet langer zou rechtvaardigen, hetgeen de rechtbank niet ondenkbeeldig acht. De rechtbank oppert de mogelijkheid dat in dat geval het einde van de maatregel wordt bewerkstelligd door het uitblijven van een vordering tot verlenging daarvan..
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde]voornoemd met een jaar
en schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd, doch maximaal voor een termijn van drie maanden, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om zo spoedig mogelijk een maatregelenrapport te laten opstellen door Reclassering Nederland, over de op te stellen voorwaarden en de in te vullen hulp en steun bij het naleven van de voorwaarden bij een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging.
De rechtbank beveelt de oproeping van de terbeschikkinggestelde, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde en de deskundige [persoon 4], verbonden aan de [instelling] te [plaats] te tegen een nader te bepalen dag en tijdstip.
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank door
mr. H.A. van Eijk, voorzitter,
mrs. C.E.M. Marsé en M.J.F. van der Wolf, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Mol, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2013.