ECLI:NL:RBAMS:2013:5274

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2013
Publicatiedatum
21 augustus 2013
Zaaknummer
C-13-510342 - HA ZA 12-169 tvs
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure inzake schade door verkeerd advies van rechtsbijstandverzekeraar en directe aanspraak op CAR verzekering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een schadestaatprocedure die voortvloeit uit een verkeerd advies van de rechtsbijstandverzekeraar D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij NV aan de eisers, die een rechtsbijstandverzekering hadden afgesloten. De eisers, die in 1996 een verzekering bij D.A.S. afsloten, hebben in 2007 een aannemer, My House Bouw B.V. (MHB), ingeschakeld voor de bouw van hun woning. Tijdens de bouw vond er een instorting plaats, waarna MHB failliet ging. De eisers hebben vervolgens geprobeerd om schadevergoeding te verkrijgen via de CAR verzekering van MHB, maar D.A.S. heeft hen onjuist geadviseerd over hun rechten en mogelijkheden om deze verzekering rechtstreeks aan te spreken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat D.A.S. tekort is geschoten in haar zorgplicht door de eisers niet correct te informeren over hun aanspraken op de CAR verzekering. Dit heeft geleid tot verdere schade voor de eisers, die nu vorderen dat D.A.S. hen schadeloos stelt voor de geleden schade, inclusief juridische kosten en andere gerelateerde uitgaven. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken al geoordeeld dat D.A.S. aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit haar beroepsfout, maar de exacte schadeposten en de causaliteit tussen de beroepsfout en de gestelde schade zijn nog onderwerp van discussie.

De eisers hebben een bedrag van € 144.786,93 gevorderd, vermeerderd met rente en kosten. D.A.S. heeft betwist dat zij aansprakelijk is voor de schade, en heeft aangevoerd dat de schade voornamelijk het gevolg is van de bouwvertraging en niet van haar advies. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling van de schadeposten en de mogelijkheid voor de eisers om hun vorderingen nader te onderbouwen. De beslissing over de verdere vorderingen is aangehouden tot het eindvonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/510342 / HA ZA 12-169
Vonnis van 26 juni 2013
in de zaak van

1.[eiser],

2.
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
D.A.S. NEDERLANDSE RECHTSBIJSTAND VERZEKERINGMAATSCHAPPIJ NV,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en DAS worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 februari 2012, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 23 mei 2012 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 9 oktober 2012 met de daarin genoemde proceshandelingen en processtukken,
  • de akte houdende overlegging producties, bewijsaanbod en handhaving bezwaar zijdens [eisers],
  • de akte van 5 december 2012 zijdens DAS.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] heeft in 1996 een rechtsbijstandverzekering gesloten met DAS.
2.2.
[eisers] heeft in 2007 opdracht verstrekt aan My House Bouw B.V. (verder: MHB) om een woning te bouwen in de gemeente [woonplaats].
2.3.
MHB heeft een constructie all risk verzekering (verder: de CAR verzekering) onder polisnummer K0100077702 gesloten met Aon. Onder Sectie I van de polisvoorwaarden is – onder meer – bepaald dat schade aan de eigendommen van de opdrachtgever zijn verzekerd. Als verzekerden zijn in artikel 28 van de polisvoorwaarden aangeduid de aannemer, onderaannemers en de opdrachtgever. In de algemene voorwarden behorend bij de CAR verzekering is verder opgenomen:
“(…)
K 051-002/1 AANVULLINGEN K 050-01 SECTIE I, II en III
(…)
Schaderegeling
De schaderegeling en uitkering van schadepenningen onder sectie I zal geschieden aan My House Bouw B.V. die geacht wordt door alle partijen onder deze verzekering onherroepelijk te zijn gemachtigd, met dien verstande dat deze machtiging eindigt bij verlening van surseance van betaling of faillissement van de gemachtigde of wanneer de gemachtigde anderszins het vrije beheer over zijn vermogen verliest (…). (…)”
2.4.
De bouw van de woning is begonnen in het najaar van 2007. Op 15 februari 2008 (de woning was toen nog niet gereed) is de vloer van de eerste verdieping ingestort. Op 9 april 2008 is het faillissement van MHB uitgesproken. Deze uitspraak is eind april 2008 in hoger beroep vernietigd.
2.5.
[eisers] en MHB hebben onderhandeld over de uitvoering van de herstelwerkzaamheden en de overige werkzaamheden uit de aannemingsovereenkomst. Op 8 juli 2008 hebben zij daartoe een vaststellingsovereenkomst gesloten. MHB heeft geen uitvoering gegeven aan haar verplichtingen uit die overeenkomst.
2.6.
MHB verkeert sinds 8 oktober 2008 in staat van faillissement.
2.7.
Op 15 april 2009 hebben [eisers] en Aon een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin is opgenomen:
“(…) OVERWEGENDE
(…)
  • dat tussen partijen is vastgesteld dat [eisers] als opdrachtgevers verzekerden zijn onder polisnr. K0100077702 en als zodanig sinds de faillissementverklaring van aannemer en verzekeringnemer My House Bouw B.V. op 7 oktober 2008, een rechtstreekse aanspraak hebben op vergoeding van de niet eerder aan aannemer vergoede schade in verband met de instorting van de verdiepingsvloer op 15 februari 2008 van hun in aanbouw zijnde huis te [woonplaats] (…)
  • dat tussen partijen de onder voornoemde polis aan [eisers] uit te keren schadevergoeding (…) is vastgesteld op € 65.000, (…)
  • dat ter zake de vordering wegens onrechtmatig handelen, partijen in der minne zijn overeengekomen dat verzekeraar en Aon een bedrag van € 17.500,- aan [eisers] zullen voldoen (…)
(…)”
2.8.
[eisers] is op 1 april 2010 naar de woning te [woonplaats] verhuisd.
2.9.
In een eerdere gerechtelijke procedure tussen [eisers] en DAS heeft deze rechtbank bij vonnis van 16 februari 2011 (zaak- / rolnummer 450123 / HA ZA 10-409) overwogen en beslist:
“(…)
De CAR-verzekering
4.5
Op het polisblad dat ook DAS heeft ontvangen, staat op bladzijde 1 onder “
Verzekerde” een verwijzing naar artikel 28 van de verzekeringsvoorwaarden. In artikel 28 van de verzekeringsvoorwaarden is -zoals te doen gebruikelijk bij een CAR-polis- ook de aanbesteder, dat wil zeggen [eisers], als verzekerde aangemerkt. DAS is, zo blijkt mede uit de brief van 1 juli 2009 van DAS aan de advocaat van [eisers], in deze afgegaan op de inhoud van het polisblad en de informatie die DAS daarover heeft ontvangen van de verzekeraar en de curator. Het had op de weg van DAS, als redelijk bekwaam en redelijk handelend juridisch bijstandverlener, gelegen te onderzoeken of [eisers] verzekerden waren krachtens artikel 28 van de verzekeringsvoorwaarden zoals uitdrukkelijk genoemd in het polisblad. DAS had in ieder geval zelf artikel 28 van de verzekeringsvoorwaarden dienen te raadplegen. Zij heeft onvoldoende toegelicht waarom dit niet hoefde. De stelling van DAS dat [eisers] geen betaling hadden kunnen krijgen omdat de polis MHB aanwees, volstaat daartoe niet. Daarmee is immers niet verklaard waarom DAS artikel 28 van de verzekeringsvoorwaarden niet zou hoeven raadplegen. Dit nalaten vormt een beroepsfout aan de zijde van DAS. Hiermee heeft DAS gehandeld in strijd met hetgeen van een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam rechtsbijstandverlener in gelijke omstandigheden mocht worden verwacht. Aldus is de aansprakelijkheid van DAS voor de daaruit voor [eisers] voortvloeiende schade gegeven.
(…)
4.10.
DAS zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding     € 87,93
- vast recht     € 263,00
- salaris advocaat
€ 1.130,00 (2,5 punten x tarief € 452,00)
Totaal      € 1.480,93.
(…)
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat DAS toerekenbaar tekort is geschoten in de rechtsbijstand die zij aan [eisers] gehouden was te verlenen in verband met het geschil tussen [eisers] en Aon terzake de aanspraken van [eisers] uit hoofde van de CAR-verzekering die MHB door bemiddeling van Aon op 26 november 2007 bij Achmea had afgesloten en verklaart voor recht dat DAS ter zake aansprakelijk is voor de door [eisers] dientengevolge geleden schade,
(…)”

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert veroordeling van DAS tot betaling van € 144.786,93, vermeerderd met rente vanaf 1 januari 2009 en kosten inclusief de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dit vonnis en nasalaris.
3.2.
[eisers] stelt daartoe – samengevat – dat hij schade heeft geleden door de (verdere) bouwvertraging die het gevolg is van de beroepsfout van DAS en verder dat hij juridische en daarmee samenhangende kosten heeft gemaakt als gevolg van de problematische rechtsverhouding met MHB, de onjuiste advisering van DAS daarover, dit geschil als gevolg daarvan en de houding van DAS in dit geschil (en de procedures daarover). Daarnaast was juridische bijstand nodig bij de onderhandelingen met Aon. Deze kosten zijn ten onrechte niet vergoed door DAS, aldus steeds [eisers]
3.3.
DAS voert – kort gezegd – aan dat de gestelde schadeposten voornamelijk het gevolg zijn van de vertraging in de bouw. Daarvoor is DAS niet aansprakelijk, zodat de causaliteit tussen haar beroepsfout en de door [eisers] gestelde schadeposten ontbreekt. [eisers] heeft vanaf oktober 2008 (na het faillissement van MHB) aanspraak kunnen maken op een uitkering uit de CAR verzekering ter financiering van de verdere bouwwerkzaamheden. In diezelfde maand heeft [eisers] een aanvullende hypotheeklening van € 65.000,00 verkregen. Hij beschikte toen dus over voldoende financiële middelen om de bouw voort te zetten. Verder is Aon eerst weigerachtig geweest om de schadevergoeding uit de CAR verzekering rechtstreeks aan [eisers] uit te keren en heeft in uiteindelijk in april 2009 een schadevergoeding van € 82.500,00 aan [eisers] uitgekeerd. Met die uitkering is ook de aansprakelijkheid van DAS voor de eventueel door [eisers] geleden schade als gevolg van haar beroepsfout geëindigd, zodat zij niet aansprakelijk is voor de gevorderde vergoeding van schadeposten die na die uitkering zijn ontstaan. Bovendien heeft [eisers] niet duidelijk gemaakt waarom zijn nieuwe woning pas in april 2010 gereed was.
3.4.
Daarnaast voert DAS op een aantal specifieke gestelde schadeposten nader verweer.
3.4.1.
Met betrekking tot de gevorderde de reis- en verblijfkosten te [woonplaats] en de gederfde inkomsten van eiseres sub 2 voert DAS aan dat [eisers] niet heeft voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht. In de zomer van 2008 was duidelijk dat de woning te [woonplaats] niet op korte termijn zou worden opgeleverd. Het had dus op de weg van [eisers] gelegen om de kinderen nog niet in te schrijven op een school te [woonplaats].
3.4.2.
DAS voert verder aan dat [eisers] in juni 2009 een verhoogde hypotheeklening van € 100.000,00 heeft verkregen en dat de extra hypotheeklasten zijn genomen ter financiering van de bouw. Aon heeft daarvoor in april 2009 al een vergoeding uit hoofde van de CAR verzekering verstrekt aan [eisers], zodat DAS niet kan kan worden gehouden om die (verhoogde) hypotheeklasten nogmaals te vergoeden, aldus DAS.
3.4.3.
Met betrekking tot de schadepost eigen risico rechtsbijstand betoogt DAS dat haar niet is aan te rekenen dat [eisers] na het faillissement van MHB de werkzaamheden door meer leveranciers heeft laten uitvoeren, en dus meer contracten heeft moeten opstellen en daarvoor vaker de rechtsbijstand heeft moeten inroepen.
3.4.4.
DAS voert betreffende het gederfd woongenot nog aan dat dit deel van de vordering immateriële nadeel betreft die niet voor schadevergoeding in aanmerking komt.
3.4.5.
Verder voert DAS aan dat de juridische kosten voor [eisers] in april 2010 slechts bestonden uit het opstellen van de inleidende dagvaarding omdat de vorige procedure toen nog maar net aanhangig was. De kosten voor een tijdelijke keuken, toilet, badkamer, bed en trapbekleding gaan de juridische kosten voor het opstellen van een dagvaarding ver te boven. Bovendien heeft Aon een vergoeding van € 17.500,00 uitgekeerd aan [eisers] ter zake de juridische kosten als vergoeding voor het moeizame proces tot het verkrijgen van een uitkering uit de CAR verzekering waarmee de advocaatdeclaraties betreffende de onderhandelingen met Aon zijn gedekt. Daarnaast komen de gevorderde volledige advocaatkosten voor de vorige en deze procedure niet voor toewijzing in aanmerking, aldus steeds DAS.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het schadeveroorzakende voorval waardoor een beroep op de CAR verzekering noodzakelijk is geworden – het instorten van de eerste verdieping van de woning –, heeft plaatsgevonden op 15 februari 2008.
4.2.
DAS heeft [eisers] onjuist en onvolledig geïnformeerd over zijn rechten bij een rechtstreekse aanspraak op de CAR verzekering van MHB, zoals is beslist in het vonnis van 16 februari 2011 (zie 2.9). Daarin is echter niet beslist over welke periode DAS schadeplichtig jegens [eisers] is als gevolg van haar onjuiste advisering. Ter comparitie van partijen is voornamelijk over deze vraag gedebatteerd. Daarover dient eerst te worden beslist, waarna partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld bij akte over de gestelde schadeposten die dan nog resteren nader debat te voeren.
Over welke periode is DAS schadeplichtig jegens [eisers]?
4.3.
Uit de polis van de CAR verzekering (zie 2.3) en de vaststellingsovereenkomst tussen [eisers] en Aon (zie 2.7) volgt dat [eisers] pas na het faillissement van MHB (uitgesproken op 8 oktober 2008) rechtstreeks aanspraak kon maken op een schadevergoeding uit hoofde van Sectie I van de CAR verzekering. Een andere uitleg van de polisvoorwaarden, gelet op de bedoeling van een effectieve afhandeling van schade gedekt door Sectie I van de CAR verzekering, kan [eisers] redelijkerwijs niet hebben verwacht. Aan de strekking van de betaaladresclausule wordt immers geen recht gedaan indien degene die in de polis als betaaladres is opgenomen (MHB), failliet is en de uitkering bij betaling aan het betaaladres derhalve in de boedel valt: dan is er een niet geringe kans dat de uitkering niet aan het herstel van het bouwwerk, maar aan de boedel ten goede komt (vgl. ook Gerechtshof ’s-Gravenhage 13 februari 2007,
LJNAZ8675). Dat risico doet zich niet voor bij ontbinding van de aanneemovereenkomst tussen [eisers] en MHB. Bovendien heeft de rechtbank in het vonnis van 16 februari 2011 reeds geoordeeld dat DAS niet in strijd heeft gehandeld met hetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot mocht worden verwacht door te proberen het geschil met MHB op te lossen in plaats van aan te sturen op ontbinding van de aanneemovereenkomst. DAS is dus vanaf 8 oktober 2008 (de uitgiftedatum van faillissement) aansprakelijk voor de schade die [eisers] heeft geleden als gevolg van de door haar gemaakte beroepsfout in zake de (onjuiste) advisering over het rechtstreeks aanspreken van de CAR-verzekeraar van MHB. De gevorderde schadeposten van vóór die datum (‘
gederfd genot vakantie mei/juni 2008’ en ‘
telefoon- en internetkosten mei/juni 2008’) zijn dan ook niet toewijsbaar.
Causaliteit beroepsfout en gestelde schadeposten gegrond op de bouwvertraging
4.4.
Uit de stellingen van [eisers] wordt afgeleid dat hij de (verdere) bouwvertraging als gevolg van de beroepsfout van DAS ten grondslag heeft gelegd aan de volgende schadeposten: ‘
verhoogde hypotheek’, ‘
eigen risico rechtsbijstand’, ‘
dubbele woonlasten’, ‘
dubbele energiekosten’, ‘
dubbele gemeenteheffingen’, ‘
extra kosten verjaardagen kinderen’, ‘
reis- en verblijfkosten te [woonplaats]’, ‘
gederfd inkomen van eiseres sub 2’ en ‘
derving woon- en leefgenot’ over de periode oktober 2008 tot en met maart 2010 ‘
extra opslagkosten’ van april tot en met augustus 2010, en ‘
aanvullende hypotheek’ van oktober 2008.
4.5.
DAS heeft haar aansprakelijkheid voor vergoeding van die gestelde schadeposten uitvoerig betwist. [eisers] is nog niet in de gelegenheid geweest op het verweer van DAS op deze punten in te gaan. Hij zal daartoe alsnog de mogelijkheid krijgen, waarbij [eisers] ook de causaliteit tussen de beroepsfout van DAS en de door hem gestelde schadeposten nader dient te onderbouwen.
4.6.
Daarbij wordt opgemerkt dat bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een causaal verband tussen het aansprakelijkheidscheppende voorval (de onjuiste advisering door DAS) en de door [eisers] gestelde schadeposten in aanmerking dient te worden genomen dat de woning ook te laat zou zijn opgeleverd als DAS een juist advies had gegeven over de mogelijkheid voor [eisers] om Aon rechtstreeks aan te spreken op grond van de CAR verzekering, zoals DAS terecht heeft aangevoerd. [eisers] dient dan ook nader aan te geven in hoeverre de bouwvertraging is te wijten aan de beroepsfout van DAS.
Gestelde andere schadeposten
4.7.
DAS heeft de door [eisers] gestelde juridische kosten voorafgaand aan zijn verhuizing gemotiveerd betwist. Omdat [eisers] nog niet heeft kunnen reageren op dit verweer van DAS, zal hij in de gelegenheid worden gesteld zijn betoog over de noodzaak tot het plaatsen van ‘
noodvoorzieningen’ in zijn woning als gevolg van het voorfinancieren van de vorige procedure in (of rond) april 2010 nader te onderbouwen en te specificeren.
4.8.
[eisers] heeft betoogd dat eiser sub 1 in totaal ‘
24 extra vrije dagen naast de reeds opgenomen vakantiedagen’ heeft opgenomen om te overleggen met zijn advocaat, de expert, Aon en om bij rechtszaken aanwezig te zijn. Dit betoog wordt aldus begrepen dat eiser sub 1 onbetaald verlof heeft moeten opnemen. Vergoeding voor een dergelijke schadepost is in beginsel toewijsbaar. DAS heeft aangevoerd dat de noodzaak tot overleg met advocaat, verzekeraar en experts gebruikelijk is bij een bouwongeluk en verder dat Aon onwillig was om de schade rechtstreeks aan [eisers] te vergoeden en dat dit niets te maken heeft met de beroepsfout van DAS. Dit verweer is ontoereikend om de vordering tot vergoeding van de opgenomen vrije dagen af te wijzen. DAS heeft haar aansprakelijkheid voor die beroepsfout immers niet erkend. Dat heeft geleid tot twee procedures tussen partijen en uitvoerig overleg tussen [eisers] en Aon waarbij een expertiserapport noodzakelijk zal zijn geweest. Omdat DAS de stelling van [eisers] dat eiser sub 1 onbetaald verlof heeft moeten opnemen voor overleg en bijwonen van rechtszaken niet nader heeft betwist, wordt uitgegaan van de juistheid van de stelling van [eisers] daaromtrent. De vordering tot vergoeding van die vrije dagen is dan ook toewijsbaar als gevorderd (€ 3.009,84).
4.9.
DAS heeft aangevoerd dat uit de overgelegde declaraties volgt dat een groot deel van de gevorderde ‘
advocaatkosten’ zijn gemaakt voor het overleg dat zonder instemming van DAS heeft plaatsgevonden tussen de advocaat van [eisers] en Aon. De rechtsbijstandpolis (tussen [eisers] en DAS) sluit vergoeding daarvan uit, aldus DAS. Daarbij gaat DAS voorbij aan het feit dat zij [eisers] ten onrechte heeft geadviseerd dat hij de Aon niet rechtstreeks kon aanspreken op grond van de CAR verzekering. Het is aannemelijk, mede erop gelet dat DAS daarover niets heeft aangevoerd, dat als gevolg van dat foutieve advies [eisers] genoodzaakt was om zich te laten bijstaan door een andere advocaat (dan DAS). De advocaatkosten die [eisers] heeft gemaakt voor het overleg met Aon tot het sluiten van de vaststellingsovereenkomst komen daarom voor rekening van DAS. [eisers] heeft over de periode tot en met 15 april 2009 facturen van zijn advocaat (factuurnummers 20090396, 20090415, 20090437, 20090467 en 20090472) voor een totaalbedrag van € 14.130,95 in het geding gebracht. DAS heeft de hoogte van deze facturen niet gemotiveerd betwist zodat het gevorderde bedrag aan die advocaatkosten tot dit bedrag voor toewijzing gereed ligt.
4.10.
DAS heeft nog aangevoerd dat de gestelde schade voor advocaatkosten van [eisers] moet worden verminderd met het bedrag dat zij hebben ontvangen van Aon aan een aanvullende schadevergoeding van € 17.500,00. Daarover heeft [eisers] zich nog niet kunnen uitlaten, waartoe hij in de gelegenheid zal worden gesteld.
4.11.
Verder heeft DAS betoogd dat in de eerste procedure tussen [eisers] en DAS (zaak- / rolnummer 450123 / HA ZA 10-409) al is beslist over de proceskosten en dat dit vonnis van 16 februari 2011 in kracht van gewijsde is gegaan. De vordering tot vergoeding van de volledige advocaatkosten voor die procedure kan daarom niet worden toegewezen, aldus DAS. Dit verweer slaagt. De vordering tot vergoeding van de volledige advocaatkosten voor de vorige procedure wordt dan ook afgewezen.
4.12.
DAS heeft aangevoerd dat de gevorderde advocaatkosten van deze procedure niet meer zijn dan de voorbereiding daarvan (verdere bestudering van het dossier en besprekingen met cliënt) en dus onderdeel zijn van de eventuele gebruikelijke kostenveroordeling. Dit verweer slaagt ook. Vergoeding van volledige advocaatkosten is in dit geschil slechts toewijsbaar indien vast komt te staan dat DAS jegens [eisers] misbruik van recht heeft gemaakt. Het had op de weg van [eisers] gelegen feiten en omstandigheden te stellen waaruit een dergelijk misbruik van recht kan worden afgeleid. Door dit na te laten wordt de vordering tot vergoeding van de (volledige) advocaatkosten betreffende deze procedure als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
4.13.
[eisers] heeft ook nog betoogd dat hij kosten heeft gemaakt voor overleg met zijn advocaat, overleg met Aon en parkeerkosten bij de rechtbank (de gevorderde vergoeding van ‘
reis- en parkeerkosten’). Deze vordering komt ook neer op een vergoeding van de volledige juridische kosten in beide procedures. Gelet op hetgeen onder 4.11 en 4.12 is overwogen wordt de vordering tot vergoeding van deze schadepost dan ook afgewezen.
4.14.
[eisers] heeft verder gesteld dat hij als gevolg van dit geschil extra medische kosten heeft moeten maken en dat eiser sub 1 in 2009 en 2010 minder goed heeft gefunctioneerd op zijn werk. Hij heeft ter ondersteuning van zijn vordering tot vergoeding van de schadeposten ‘
gederfd inkomen van eiser sub 1 en zijn pensioenopbouw’ en de ‘
eigen risico medische kosten’ een verklaring van de werkgever van eiser sub 1 en de facturen van de zorgverzekeraar, psycholoog en een schoonheidsspecialist in het geding gebracht. DAS heeft de causaliteit tussen haar beroepsfout en deze schadeposten nadrukkelijk betwist. Omdat [eisers] nog niet in de gelegenheid is geweest daarop te reageren zal hij daartoe in de gelegenheid worden gesteld.
4.15.
Verder heeft [eisers] vergoeding van ‘
telefoonkosten’ gevorderd. DAS heeft daartegen aangevoerd dat niet duidelijk is dat [eisers] meer telefoonkosten heeft gemaakt dan gebruikelijk. [eisers] zal in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren.
Afsluitende overwegingen
4.16.
De slotsom is dat de vorderingen tot vergoeding van schade ontstaan vóór 8 oktober 2008 zullen worden afgewezen ((‘
gederfd genot vakantie mei/juni 2008’ en ‘
telefoon- en internetkosten mei/juni 2008’) . Verder zal gevorderde vergoeding van de ‘
reis- en parkeerkosten’ worden afgewezen. De vorderingen tot vergoeding van de ‘
extra opgenomen vakantiedagen’ en de gemaakte ‘
advocaatkosten’ zullen worden toegewezen tot een bedrag van respectievelijk € 3.009,84 en € 14.130,95.
4.17.
Voor de overige vorderingen tot vergoeding van de schadeposten ‘
verhoogde hypotheek’, ‘
eigen risico rechtsbijstand’, ‘
dubbele woonlasten’, ‘
dubbele energiekosten’, ‘
dubbele gemeenteheffingen’, ‘
extra kosten verjaardagen kinderen’, ‘
reis- en verblijfkosten te [woonplaats]’, ‘
gederfd inkomen van eiseres sub 2’, ‘
derving woon- en leefgenot’, ‘
noodvoorzieningen’, ‘
extra opslagkosten’, ‘
aanvullende hypotheek’, ‘
gederfd inkomen van eiser sub 1 en zijn pensioenopbouw’, ‘
eigen risico medische kosten’, en ‘
telefoonkosten’ dient [eisers] deze gestelde schadeposten bij akte nader te onderbouwen en te specificeren. Daarbij dient hij ook in te gaan op het door DAS gevoerde verweer op de bovengenoemde schadeposten (zoals samengevat onder 3.3 tot en met 3.4.5) en met betrekking tot betaling van de toegewezen ‘
advocaatkosten’ (zie 4.10). DAS kan vervolgens bij akte reageren.
4.18.
Alle verdere beslissingen worden aangehouden tot het eindvonnis.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van woensdag
7 augustus 2013voor nemen akte aan de zijde van [eisers] als overwogen onder 4.17, waarna DAS in de gelegenheid is daarop bij akte te reageren,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Voetelink en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2013.