In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 26 juli 2013 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van de verdachte tegen de onthouding van bepaalde processtukken door de officier van justitie. De officier van justitie had op 15 april 2013 aan de verdachte medegedeeld dat kennisneming van bepaalde stukken werd onthouden, en de verdachte heeft hiertegen op 22 juni 2013 bezwaar gemaakt. De rechter-commissaris heeft de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift beoordeeld en geconcludeerd dat het bezwaar terecht was ingediend, ondanks het beroep op niet-ontvankelijkheid door de officier van justitie. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat de mededeling van de officier van justitie niet voldeed aan de wettelijke vereisten, maar dat het bezwaarschrift wel gericht was tegen het voortduren van de onthouding.
De rechter-commissaris heeft vervolgens de maatstaf voor de toetsing vastgesteld en geconcludeerd dat de officier van justitie op goede gronden heeft besloten de onthouding voort te laten duren. De rechter-commissaris heeft kennisgenomen van de inhoud van de onthouden stukken en heeft geoordeeld dat de onthouding gerechtvaardigd was, gezien het onderzoeksbelang en de mogelijke belemmering van de waarheidsvinding. De rechter-commissaris heeft ook het verzoek van de raadsman om een termijn te stellen voor het toevoegen van stukken afgewezen, omdat de officier van justitie niet kon bevestigen of deze stukken bestonden.
De beslissing van de rechter-commissaris houdt in dat het bezwaarschrift ongegrond is verklaard en dat het verzoek om een termijn te stellen voor het toevoegen van stukken eveneens is afgewezen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.