4.3Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 13/661240-10 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht de in de zaak met parketnummer 13/661240-10 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zijn broer [A] met een bestekmes in zijn hoofd heeft gestoken en dat hij hierdoor bij [A] aan de linkerzijde van zijn hoofd in zijn haarlijn ter hoogte van zijn wenkbrauw een snee van ongeveer 1 centimeter heeft veroorzaakt.
Dat verdachte bij voornoemd handelen het voorwaardelijk opzet had [A] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet bewezen. Verdachte heeft [A] weliswaar op een kwetsbare plek – de linkerzijde van het hoofd – gestoken, zoals de officier van justitie heeft aangevoerd, maar niet kan worden vastgesteld dat hij dit met kracht heeft gedaan. Dit blijkt namelijk niet uit de verklaring van [A] en het beperkte letsel wijst hier evenmin op. Verder heeft verdachte gestoken met een bestekmes, waarvan het lemmet kleine kartels had. Het steken met een dergelijk mes op het hoofd kan, anders dan het steken met bijvoorbeeld een mes met een scherp lemmet, wanneer niet met kracht wordt gestoken, naar algemene ervaringsregels geen zwaar lichamelijk letsel veroorzaken.
Naast het steken in het hoofd is ook ten laste gelegd dat verdachte [A] met het bestekmes in zijn zij heeft gestoken. De rechtbank acht deze handeling weliswaar bewezen, maar overweegt het volgende. [A] heeft verklaard dat hij geen pijn voelde tengevolge van dit steken. Ook heeft deze handeling geen letsel opgeleverd. Dit maakt aannemelijk dat verdachte niet met kracht in de zij van [A] heeft gestoken. Gezien het voorgaande en gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen met betrekking tot het bestekmes waarmee verdachte dus ook in de zij heeft gestoken, kon ook dit steken door verdachte naar algemene ervaringsregels geen zwaar lichamelijk letsel opleveren.
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat zowel het steken in het hoofd als het steken in de zij van [A] door verdachte niet de aanmerkelijke kans opleverde dat zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht bij [A] en dat reeds hierom geen sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Partiële vrijspraak ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13/661240-10 subsidiair ten laste gelegde
Nu het steken door verdachte in de zij pijn, noch letsel heeft veroorzaakt, levert het steken in de zij geen mishandeling op en zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Partiële vrijspraak ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13/660778-11 onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht ten aanzien het in de zaak met parketnummer 13/660778-11 onder 1 ten laste gelegde, anders dan de officier van justitie, de gestelde mishandeling door het (minutenlang) benemen van de adem aan [B] door verdachte niet bewezen. Met de verdediging stelt de rechtbank vast dat [B] op dit punt wisselende verklaringen heeft afgelegd. Zij heeft bij de politie verklaard dat verdachte ongeveer vijf minuten zijn hand voor haar mond heeft gehouden, terwijl zij bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat verdachte niet lang zijn hand voor haar mond heeft gehouden. Verder heeft verdachte verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij zijn hand voor de mond van [B] heeft gehouden om haar rustig te krijgen. Gezien het voorgaande acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte door het houden van de hand voor de mond van [B] de voor een bewezenverklaring van mishandeling vereiste pijn en/of letsel bij [B] heeft veroorzaakt.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13/661240-10 subsidiair ten laste gelegde,
op 10 december 2010 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [A] met een bestekmes in het hoofd heeft gestoken, waardoor voornoemde [A] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13/850929-11 ten laste gelegde,
op 13 september 2010 te Amsterdam opzettelijk mishandelend zijn vriendin [B] met kracht heeft geduwd en die [B] met kracht bij de armen heeft vastgegrepen en vastgehouden en die [B] in een vinger heeft gebeten, waardoor voornoemde [B] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden
op 13 september 2010 te Amsterdam opzettelijk mishandelend zijn schoonmoeder [C] éénmaal met kracht in het gezicht heeft geslagen;
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13/660778-11 ten laste gelegde,
1.
op 3 augustus 2011 te Amsterdam opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, te weten [B], meermalen met kracht bij haar armen heeft vastgepakt en aan haar armen heeft getrokken tengevolge waarvan deze [B] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
op 3 augustus 2011 te Amsterdam toen de aldaar dienstdoende [D] (hoofdagent van politie) en [E] (hoofdagent van politie) verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 300 Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vastgegrepen teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten politiebureau Meer en Vaart, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig met zijn, verdachtes, lichaam en/of armen te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde opsporingsambtenaren hem trachtten te geleiden.