ECLI:NL:RBAMS:2013:5113

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2013
Publicatiedatum
15 augustus 2013
Zaaknummer
AWB-12_4853
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende bewijsvoering in boeterapport bij overtreding Wet arbeid vreemdelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 mei 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister, dat betrekking had op een boete die was opgelegd op basis van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De rechtbank heeft vastgesteld dat het boeterapport enkel was gebaseerd op waarnemingen die waren vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen. Er ontbrak echter cruciaal bewijsmateriaal, zoals een verklaring van de betrokken vreemdeling en getuigen, alsook een kopie van de door de verbalisant genoemde bon. Dit gebrek aan bewijs leidde de rechtbank tot de conclusie dat de bewijsvoering en de onderbouwing van het sanctiebesluit onvoldoende waren.

De rechtbank benadrukte dat, aangezien het hier gaat om een punitieve sanctie, er strenge eisen gesteld moeten worden aan de bewijsvoering van de overtreding en de motivering van het sanctiebesluit. De waarnemingen van de verbalisant waren niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van arbeid. Eiseres was hierdoor niet in staat om adequaat verweer te voeren. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 472,- en moest het door eiseres betaalde griffierecht van € 156,- worden vergoed.

De rechtbank heeft de partijen geïnformeerd dat zij binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep kunnen instellen. Tegen deze uitspraak staat derhalve hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/4853
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 21 mei 2013 in de zaak tussen:

[eiseres],

eiseres,
en:

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

verweerder,
gemachtigde: drs. A.E. van Kampen, werkzaam bij verweerders ministerie.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2013. Eiseres is vertegenwoordigd door[vertegenwoordiger]. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde.
Met inachtneming van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank onmiddellijk na sluiting van het onderzoek ter zitting mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank heeft hierbij aan partijen medegedeeld dat partijen binnen zes weken na verzending van een afschrift van deze uitspraak hoger beroep kunnen instellen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit; bepaalt dat verweerder binnen zes weken een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak; veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag groot € 472,-- (zegge: vierhonderd en tweeënzeventig euro), te betalen aan eiseres (1 punt voor het beroepschrift; waarde per punt € 472,--, wegingsfactor 1) en draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht ad € 156,-- (zegge: honderd en zesenvijftig euro) te vergoeden.

Motivering

Namens eiseres is betoogd dat de aan de controle op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) voorafgaande “registercontrole” onrechtmatig moet worden geacht. Daargelaten de vraag of de registercontrole daadwerkelijk onrechtmatig was, overweegt de rechtbank dat ook zonder voorafgaande registercontrole de bevoegdheid bestond om een controle op grond van de Wav uit te voeren, nu de ambtenaren van het Korps Landelijke Politiediensten zijn belast met het toezicht op de naleving van de Wav. Dat de overtreding van de Wav is vastgesteld op grond van waarnemingen in het kader van de registercontrole, maakt het voorgaande niet anders.
De rechtbank stelt vast dat het boeterapport enkel is gebaseerd op de waarnemingen zoals vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen. Het dossier bevat geen verklaring van de betrokken vreemdeling of van één van de aanwezige getuigen. Ook ontbreekt een kopie van de door de verbalisant genoemde bon.
Omdat een boete als hier bedoeld een punitieve sanctie betreft, dienen aan de bewijsvoering van de overtreding en aan de motivering van het sanctiebesluit strenge eisen te worden gesteld.
De rechtbank acht in dit licht bezien, gegeven voornoemd ontbrekend bewijsmateriaal, de bewijsvoering en de daaraan ten grondslag gelegde onderbouwing onvoldoende. De waarnemingen van de verbalisant leiden ook niet direct tot het oordeel dat sprake is geweest van arbeid. Eiseres is bij gebreke van voornoemd bewijsmateriaal ook onvoldoende in de gelegenheid om adequaat verweer te kunnen voeren.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
M.R. van Kerkwijk mr. R.A. Sipkens
griffier rechter
afschrift verzonden op:
Conc.: MvK
Coll.: WdJ
D: B
VK

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt zes weken.