ECLI:NL:RBAMS:2013:5109

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
15 augustus 2013
Zaaknummer
13/757017-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag van beroepschauffeur

Op 13 augustus 2013 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beroepschauffeur die op 7 februari 2012 in Amsterdam een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die met een gesloten bestelwagen reed, heeft zich schuldig gemaakt aan aanmerkelijke onvoorzichtigheid, waardoor een voetganger, geboren in 1931, is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte achteruit reed zonder zich ervan te vergewissen dat er geen voetgangers achter de bestelwagen stonden. Dit gebeurde op een moment dat de voetpaden waren geblokkeerd door goederen en het wegdek vochtig en glad was door sneeuw en ijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 50 dagen zal worden opgelegd. Daarnaast is de verdachte voor zes maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op de nabestaanden van het slachtoffer en de spijt die de verdachte heeft betoond. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/757017-12
Datum uitspraak: 13 augustus 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[GBA-Adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 7 november 2012 en 30 juli 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. Velleman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. de Vos, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting van 30 juli 2013 – ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 februari 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een (gesloten)bestelwagen -
in de hoedanigheid van beroepschauffeur -, daarmee rijdende over de Nes, zich
zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend
en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer]
(geboren op [1931]) werd gedood,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte is (ongeveer) ter hoogte van Nes 65 achteruit gaan rijden in de
richting van de Wijde Lombardsteeg,
-terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was en/of
-terwijl het wegdek van de rijstrook van de Nes vochtig en/of op het wekdek
van de Nes ijs lag en/of
-terwijl het wegdek van de voetpaden op diverse plaatsen besneeuwd was en/of
-terwijl de voetpaden langs de rijstrook van de Nes waren geblokkeerd door
aldaar geplaatste goederen en/of
-terwijl de door verdachte bestuurde bestelwagen niet was voorzien van een
voorziening (camera) waarbij het weggedeelte direct achter de bestelauto
zichtbaar is en/of
-terwijl de door verdachte bestuurde bestelwagen niet was voorzien van een
akoestisch signaal,
verdachte heeft zich hierbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, van
vergewist dat hij deze manoeuvre kon verrichtten zonder een voetganger (zijnde
voornoemde [slachtoffer]), die (vanwege op de voetpaden langs de rijstrook van de
Nes geplaatste goederen) op de rijbaan van de Nes liep, althans zich daar bevond, voor te laten gaan,
verdachte heeft (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende,
(af)geremd voor die voetganger,
verdachte is vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden en/of
aangebotst, waardoor voornoemde [slachtoffer] werd gedood;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 7 februari 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een (gesloten)bestelwagen -
in de hoedanigheid van beroepschauffeur -, daarmee rijdende over de Nes, zich
zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte is (ongeveer) ter hoogte van Nes 65 achteruit gaan rijden in de
richting van de Wijde Lombardsteeg,
-terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was en/of
-terwijl het wegdek van de rijstrook van de Nes vochtig en/of op het wekdek
van de Nes ijs lag en/of
-terwijl het wegdek van de voetpaden op diverse plaatsen besneeuwd was en/of
-terwijl de voetpaden langs de rijstrook van de Nes waren geblokkeerd door
aldaar geplaatste goederen en/of
-terwijl de door verdachte bestuurde bestelwagen niet was voorzien van een
voorziening (camera) waarbij het weggedeelte direct achter de bestelauto
zichtbaar is en/of
-terwijl de door verdachte bestuurde bestelwagen niet was voorzien van een
akoestisch signaal,
verdachte heeft zich hierbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, van
vergewist dat hij deze manoeuvre kon verrichtten zonder een voetganger (zijnde
voornoemde [slachtoffer]), die (vanwege op de voetpaden langs de rijstrook van de
Nes geplaatste goederen) op de rijbaan van de Nes liep, althans zich daar bevond, voor te laten gaan,
verdachte heeft (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende,
(af)geremd voor die voetganger,
verdachte is vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer] (geboren op [1931])
aangereden en/of aangebotst;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte de straat kende, dat er op het moment van het ten laste gelegde obstakels op de stoepen stonden en dat het in verband met sneeuw en ijzel glad was op de stoepen, en dat zich verschillende voetgangers in de straat bevonden. Verdachte had dan ook kunnen vermoeden dat zich voetgangers op de rijbaan zouden bevinden. Verder heeft de officier van justitie erop gewezen dat aan de achterzijde van de bestelbus van verdachte een groot gebied was dat hij in de spiegels niet kon zien, en dat de bus niet voorzien was van akoestische signalen bij het achteruit rijden dan wel van een camera om het achteruit rijden te vergemakkelijken. Op grond van artikel 54 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) had verdachte, nu hij een bijzondere manoeuvre ging uitvoeren, alle andere verkeersdeelnemers voorrang moeten verlenen. In plaats van zich, door achter de bus te gaan kijken, ervan te vergewissen dat zich niemand achter de bus bevond alvorens hij achteruit ging rijden, is verdachte echter op gehaaste wijze in de bus gestapt en is hij volgens de verklaring van de getuige [persoon 2] met onverantwoorde snelheid achteruit gaan rijden.
4.2
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft zich niet aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen. Verdachte heeft voordat hij achteruit ging rijden in zijn spiegels gekeken en heeft daarmee alles gedaan wat redelijkerwijs van hem gevergd kon worden. Indien verdachte om de bestelwagen heen zou hebben gelopen, had daarna alsnog iemand achter de bestelwagen kunnen gaan lopen. Verder staat niet onomstotelijk vast dat het slachtoffer door het achteruit rijden van verdachte ten val is gekomen. Verdachte dient ook van het subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken omdat er naar mening van de verdediging geen sprake is geweest van een zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag.
4.3
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte is op 7 februari 2012 in zijn bestelwagen gestapt, die geparkeerd stond op de Nes te Amsterdam, een straat waar hij vaak komt om voor zijn werk goederen af te leveren. Verdachte kon die dag niet vooruit rijden omdat voor zijn bestelwagen een vrachtwagen geparkeerd stond. Verdachte is daarom achteruit gereden in de richting van de Wijde Lombardstraat
(de rechtbank begrijpt: de Wijde Lombardsteeg). Verdachte hoort na enkele meters achteruit gereden te hebben een tik aan de achterkant van de bestelwagen. Verdachte rijdt weer naar voren, stapt uit en ziet het slachtoffer op de grond liggen. [1] De getuige [persoon 2] bevond zich ten tijde van het ongeval enkele meters voor de bestelwagen. Zij kwam aanlopen en zag verdachte uit een gebouw aan de Nes komen en direct in de bestelwagen stappen en wegrijden. Ze hoort een klap en ziet vervolgens het slachtoffer onder de bestelwagen liggen. Zij heeft het slachtoffer daarvoor niet gezien. [2] Verdachte vraagt [persoon 2] 112 te bellen. Ter plaatse gekomen verbalisanten constateren dat geen sprake meer is hartslagcirculatie van het slachtoffer. De schouwarts stelt later die dag vast dat het slachtoffer, [slachtoffer], geboren op [1931], is overleden aan in- en uitwendige bloedingen en fracturen als gevolg van zwaar energetisch letsel, veroorzaakt door aanrijding en twee maal overrijden. [3] Aanvullend heeft de schouwarts verklaard dat het feit dat het slachtoffer aan een hartkwaal leed hier niets aan afdoet. De meerdere letsels, veroorzaakt door genoemde gebeurtenis zijn niet met het leven verenigbaar ongeacht de conditie van het hart. [4] Het wegdek van de rijstrook van de Nes was ten tijde van het ongeval vochtig/verijsd. Het wegdek van de voetpaden was op diverse plaatsen besneeuwd. Diverse goederen blokkeerden de voetpaden langs de rijstrook van de Nes tussen de bestelwagen en de plaats van het ongeval. Het deel achter de bestelwagen was nagenoeg over de volle breedte van de bestelwagen vanaf de bestuurderszitplaats niet waarneembaar. De bestelwagen was niet voorzien van een camera of een akoestisch signaal. Onderzoek heeft verder uitgewezen dat tijdens het achteruit rijden het slachtoffer werd geraakt door de achterop de bestelwagen gemonteerde balk. Hierdoor kwam het slachtoffer mogelijk ten val. Door het ontbreken van duidelijke sporen op de achterzijde van de carrosserie en op het lichaam van het slachtoffer was het eventueel ook mogelijk dat het slachtoffer kort voor de aanrijding reeds ten val was gekomen . [5]
4.4
De rechtbank dient te beoordelen of het verkeersongeval te wijten is aan de schuld van verdachte en zo ja, wat de mate van schuld is. Bij die beoordeling komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.5
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen en dat dus sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Gelet op de verkeerssituatie op de Nes op 7 februari 2012 had verdachte zich ervan moeten vergewissen of zich niemand achter zijn bestelwagen bevond voordat hij achteruit ging rijden. Verdachte wist dat hij vanuit zijn bestuurderszitplaats geen zicht achter de bestelwagen had. Verdachte had ook kunnen en moeten zien dat voetgangers die dag gedwongen werden over de rijstrook achter de bestelwagen te lopen doordat er sneeuw op de voetpaden lag en diverse goederen de voetpaden blokkeerden. Verdachte had daarom achter zijn bestelwagen moeten kijken voordat hij achteruit ging rijden. Dit geldt te meer nu verdachte beroepschauffeur is. Het verweer van de raadsvrouw dat verdachte alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem gevergd kon worden, wordt dus verworpen. Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank niet van belang of het slachtoffer nog stond toen zij door de bestelwagen werd aangereden of dat zij kort voor de aanrijding ten val was gekomen en vervolgens door de bestelwagen werd aangereden. In beide gevallen had verdachte het slachtoffer immers kunnen zien als hij achter de bestelwagen had gekeken, wat in de gegeven omstandigheden van hem mocht worden verlangd. Vast staat dat het slachtoffer is komen te overlijden doordat de bestelbus over haar heen is gereden. Daarmee staat het causaal verband tussen het ongeval en het overlijden van het slachtoffer vast zodat niet van belang is of zij lag of stond op het moment waarop de bestelbus haar raakte.
4.6
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
op 7 februari 2012 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een gesloten bestelwagen – in de hoedanigheid van beroepschauffeur –, daarmee rijdende over de Nes, zich zodanig, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] (geboren op [1931]) werd gedood,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte is achteruit gaan rijden in de richting van de Wijde Lombardsteeg,
  • terwijl verdachte ter plaatse zeer bekend was en
  • terwijl het wegdek van de rijstrook van de Nes vochtig was en op het wegdek van de Nes ijs lag en
  • terwijl het wegdek van de voetpaden op diverse plaatsen besneeuwd was en
  • terwijl de voetpaden langs de rijstrook van de Nes waren geblokkeerd door aldaar geplaatste goederen en
  • terwijl de door verdachte bestuurde bestelwagen niet was voorzien van een voorziening (camera) waarbij het weggedeelte direct achter de bestelauto zichtbaar is en
  • terwijl de door verdachte bestuurde bestelwagen niet was voorzien van een akoestisch signaal,
verdachte heeft zich er hierbij niet van vergewist dat hij deze manoeuvre kon verrichten zonder een voetganger, zijnde voornoemde [slachtoffer], die zich op de rijbaan van de Nes bevond, voor te laten gaan,
verdachte heeft vervolgens niet afgeremd voor die voetganger,
verdachte is vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer] aangereden, waardoor voornoemde [slachtoffer] werd gedood.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen. Daarnaast heeft de officier van justitie een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen geëist voor de duur van 6 (zes) maanden, met een proeftijd van 2 (twee) jaar.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Het is aan verdachte te wijten dat een ernstig verkeersongeval heeft plaatsgevonden tengevolge waarvan de tachtigjarige mevrouw [slachtoffer] is komen te overlijden. Haar nabestaanden is door het onvoorzichtige verkeersgedrag van verdachte onherstelbaar leed aangedaan. Zij hebben door het plotselinge overlijden van hun moeder geen afscheid van haar kunnen nemen, wat hun veel verdriet heeft gedaan. Het onvoorzichtige rijgedrag van verdachte rechtvaardigt het opleggen van een forse werkstraf. De rechtbank neemt voor wat betreft de duur daarvan mede in aanmerking dat het voorval ook op verdachte een diepe indruk heeft gemaakt en dat hij zijn oprechte spijt heeft betoond aan de nabestaanden.
De rechtbank heeft kennis genomen van het verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 september 2012.
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank als bijkomende straf een ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden. Hierbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte voor wat betreft zijn werkzaamheden van zijn rijbewijs afhankelijk is. De rechtbank ziet hierin aanleiding deze bijkomende straf geheel in voorwaardelijke vorm op te leggen. De rechtbank beoogt hiermee dat verdachte in de toekomst de grootst mogelijke voorzichtigheid in het verkeer zal betrachten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstrafbestaande
uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen.
Ontzegtverdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze bijkomende straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. van Eijk, voorzitter,
mrs. C.C.M. Oude Hengel en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Pandelitschka, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 augustus 2013.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van 7 februari 2012, opgemaakt door [persoon 3], [functie] – Bureau Verkeer, van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, inhoudende de verklaring van verdachte, p.43-45.
2.Een proces-verbaal van 27 december 2012, opgemaakt door [persoon 4], [functie] van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, inhoudende de verklaring van [persoon 2], p. A07-A10.
3.Een geschrift, zijnde een verslag betreffende een niet natuurlijke dood van [slachtoffer], opgemaakt op 7 februari 2012 door [persoon 5], p. 53.
4.Een geschrift, zijnde een brief van 4 decenber 2012 van de schouwarts [persoon 5], p. A05-A06.
5.Een proces-verbaal, zijnde een VerkeersOngevalsAnalyse van 24 maart 2012, opgemaakt door [persoon 6] en [persoon 7], beiden [functie] van de afdeling Forensisch Technische Verkeersonderzoeken van de politie Amsterdam-Amstelland, p. 54-69.