ECLI:NL:RBAMS:2013:5104

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
C-13-545390 - KG ZA 13-823
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van overeenkomst met betrekking tot opzegmogelijkheid en geheimhoudingsplicht in kort geding

In deze zaak, die op 12 juli 2013 door de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, ging het om een kort geding tussen Syntus B.V. en Bradon B.V. Syntus, een openbaar vervoerbedrijf, had een raamovereenkomst gesloten met Bradon, een ICT-leverancier, voor de implementatie en het beheer van het OV-chipkaartsysteem. De kern van het geschil betrof de opzegmogelijkheden van de overeenkomst. Syntus stelde dat zij de overeenkomst op 21 december 2012 had opgezegd tegen 1 juli 2013, terwijl Bradon betwistte dat deze opzegging rechtsgeldig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de overeenkomst nog steeds van kracht was, omdat Syntus niet aannemelijk had gemaakt dat zij op het moment van opzegging gerechtigd was om de overeenkomst te beëindigen. De rechter benadrukte dat de tekst van de overeenkomst en de bedoeling van partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst cruciaal waren voor de beoordeling. Daarnaast werd ook de geheimhoudingsplicht besproken, waarbij de rechter oordeelde dat het overleggen van de overeenkomst aan een ex-medewerker geen schending van deze plicht opleverde. De vorderingen van Syntus werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werd Syntus opgedragen te voldoen aan haar verplichtingen uit de overeenkomst.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/545390 / KG ZA 13-823 SP/EB
Vonnis in kort geding van 12 juli 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNTUS B.V.,
gevestigd te Doetinchem,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 8 juli 2013,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.J. Bleker te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRADON B.V.,
gevestigd te Maarn,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.L. Ubels te Utrecht.
Partijen zullen hierna Syntus en Bradon worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 12 juli 2013 heeft Syntus gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Bradon heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening, en vervolgens in reconventie gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte. Syntus heeft de vordering in reconventie bestreden. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Syntus heeft bezwaar gemaakt tegen producties 14 tot en met 21 van Bradon, en met name productie 19, omdat deze door haar te laat zijn ontvangen. De voorzieningenrechter heeft dit bezwaar verworpen ten aanzien van producties 14 tot en met 18 en producties 20 en 21, omdat dat allemaal stukken zijn die Syntus al kende. Door de late ontvangst van deze producties, volgens Bradon te wijten aan problemen met de fax, is Syntus niet in haar verdediging geschaad. Van strijd met het beginsel van hoor en wederhoor of strijd met een goede procesorde is geen sprake. Alleen voor productie 19 geldt dat de raadsman van Syntus door de late ontvangst onvoldoende tijd heeft gehad om die met zijn cliënt te bespreken. Die productie zal dan ook buiten beschouwing worden gelaten. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Omdat partijen prijs stelden op een spoedige beslissing, heeft de voorzieningenrechter ter zitting mondeling vonnis gewezen. Ter zitting is meegedeeld dat de uitwerking van de beslissing zal volgen op 26 juli 2013.
Ter zitting waren aan de zijde van Syntus aanwezig: [A], [functie], en [B], [functie], met mr. Bleker. Aan de zijde van Bradon waren aanwezig: [C], [functie] (hierna: [C]), en [D], [functie] (hierna: [D]), met mr. Ubels. Als informant was aanwezig en is gehoord: [E], tot 31 december 2011 [functie] bij Syntus (hierna: [E]).

2.De feiten in conventie en reconventie

2.1.
Syntus is een openbaar vervoerbedrijf dat actief is in verschillende gebieden in het oosten van Nederland.
2.2.
Bradon ontwikkelt en beheert ICT-systemen.
2.3.
Vanaf ongeveer 2006 hebben partijen samengewerkt in het kader van de implementatie van het OV-chipkaartsysteem bij Syntus. Na de implementatie van het OV-chipkaartsysteem door Bradon hebben partijen onderhandeld over de voorwaarden waaronder Bradon ook het beheer van het systeem op zich zou nemen. Bij de onderhandelingen over een daartoe te sluiten raamovereenkomst is namens Syntus (in ieder geval) [F] van de onderneming Procurement Services aanwezig geweest. Aan de kant van Bradon werd het overleg gevoerd door [C] en [D].
2.4.
Op 21 april 2010 heeft overleg tussen partijen plaatsgevonden. Een verslag van dat gesprek heeft Heijmans nog diezelfde datum per e-mail verzonden aan [C] en [E]. Dit verslag luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
Juridische check
 Syntus zal juridische check laten uitvoeren als alle documenten door Syntus akkoord zijn
Raamcontract
 Aanpassing artikel 6 looptijd 5 jaar met break optie op 3 jaar (opzegtermijn 6 maanden voor 1 april 2013)
(…)
 Paul gaat raamcontract document op basis van bovenstaande aanpassen
(…)”
2.5.
Een door Bradon opgesteld concept van de raamovereenkomst gedateerd 12 mei 2010 is voor commentaar aan de jurist van Syntus aangeleverd. In dat concept luidde de tekst van artikel 6.1:
“De overeenkomst wordt aangegaan voor 5 jaar en treedt in werking per 1 april 2010. De overeenkomst eindigt automatisch na 5 jaar per 31 maart 2015. Na 3 jaar heeft de afnemer (Syntus, vzr.) het recht de overeenkomst voortijdig te beëindigen (breukoptie) met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 6.2 en 7.6.”
2.6.
Syntus heeft daarop voorgesteld de tekst van artikel 6.1 als volgt te wijzigen:
“De overeenkomst wordt aangegaan voor 5 jaar en treedt in werking per 1 april 2010. De overeenkomst eindigt automatisch na 5 jaar per 31 maart 2015. Na 3 jaar heeft de Afnemer het recht, onverminderd het bepaalde in artikel 4.3 en zonder schadeplichtig te zijn, de overeenkomst op elk moment met onmiddellijke ingang op te zeggen (breukoptie) met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.6. Leverancier is niet gerechtigd de overeenkomst tussentijds op te zeggen. (…)”
2.7.
Op 15 december 2010 hebben partijen overeenstemming bereikt over de tekst van de raamovereenkomst (hierna: de Overeenkomst). De bepalingen die voor deze procedure relevant zijn luiden als volgt:
“(…)
6 DUUR VAN DE OVEREENKOMST
6.1
De overeenkomst wordt aangegaan voor 5 jaar en treedt in werking per 1 april 2010. De overeenkomst eindigt automatisch na 5 jaar per 31 maart 2015. Na 3 jaar heeft Afnemer het recht de overeenkomst voortijdig te beëindigen (breukoptie) met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 6.2 en 7.6.
6.2
Beide partijen zullen 6 maanden voor afloop van de overeenkomst afstemmen en zijn gerechtigd de overeenkomst op de afloopdatum te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van 6 maanden. De beëindiging dient aangetekend schriftelijk te geschieden.
(…)
7 BEEINDIGING VAN DE OVEREENKOMST
(…)
7.2
Buiten hetgeen elders in de overeenkomst is bepaald is ieder der partijen gerechtigd de overeenkomst door middel van een aangetekend schrijven met onmiddellijke ingang buiten rechte te ontbinden. Indien en voor zover rechtens daartoe een ingebrekestelling is vereist, zal de partij die wenst te ontbinden de andere partij, een schriftelijke ingebrekestelling sturen waarin zij die andere partij een redelijke termijn stelt van maximaal 45 dagen om aan de betreffende verplichting(en) uit deze overeenkomst te voldoen.
7.3
Bij beëindiging van de overeenkomst om wat voor reden dan ook (door opzegging, ontbinding of anderszins) verplicht Leverancier zich alle medewerking te verlenen aan overdracht van kennis over de verrichte diensten aan Afnemer en/of aan een derde om continuïteit voor de Afnemer te waarborgen. Leverancier zal hiertoe personeel beschikbaar houden voor een periode van 3 maanden na die beëindiging.
7.4
In geval van beëindiging van de overeenkomst om wat voor reden dan ook (door opzegging, ontbinding of anderszins) verplicht Leverancier zich alle rapporten, tekeningen schema’s, functionele en technische ontwerpen, alsmede alle overige Documentatie of materialen welke door Leverancier zijn gebruikt of voor Afnemer noodzakelijk zijn om de diensten te continueren op eerste verzoek van Afnemer ter beschikking te stellen en voor zover nodig in eigendom over te dragen. Hieronder worden tevens begrepen alle intellectuele rechten.
7.5
Kosten die de Leverancier maakt uit de overdracht van de activiteiten zijn:
• Voor rekening van de Afnemer indien de Afnemer conform artikelen 6.1 opzegt en de initiële duur van deze overeenkomst beperkt is gebleven tot minder dan 5 jaar. (…)
• Voor rekening van de Leverancier in alle andere gevallen.
(…)
17 GEHEIMHOUDING
(…)
17.2
Leverancier zal op geen enkele wijze, direct, noch indirect, noch mondeling noch in geschrift, noch anderszins het bestaan, de inhoud van de relatie met wederpartij alsmede de informatie welke aan haar bekend wordt, aan derden bekend maken, anders dan na voorafgaande schriftelijke toestemming van wederpartij. Deze verplichting geldt zowel gedurende de looptijd van de overeenkomst, en beperkt zich tot een jaar na afloop.
(…)
18 EVALUATIE EN BENCHMARK
(…)
18.3
Indien Afnemer aantoont dat voor vergelijkbare Diensten en/of Producten door vergelijkbare leveranciers minimaal 5% lagere prijzen worden berekend op het moment van de “benchmark”, zal Afnemer gerechtigd zijn (I) de raamovereenkomst terstond te ontbinden, dan wel (II) van Leverancier te eisen dat hij/zij haar prijzen aanpast aan het lagere niveau, waarbij een nieuwe prijsstelling niet later dan 30 dagen hierna zal worden doorgevoerd.
(…)”
De Overeenkomst kent, anders dan artikel 6.1 doet veronderstellen, geen artikel 7.6.
2.8.
Bij aangetekende brief aan Bradon van 21 december 2012 heeft Syntus de Overeenkomst opgezegd tegen 1 juli 2013.
2.9.
Op 15 januari 2013 heeft [C] de volgende brief aan [E] gestuurd:
“In 2010 ben jij als vertegenwoordiger van Syntus B.V. (hierna: “Syntus”) betrokken geweest bij de totstandkoming van de raamovereenkomst d.d. 1 december 2010 (hierna: de “Overeenkomst”) tussen Syntus en Bradon B.V. (hierna “Bradon”).
Tussen Syntus en Bradon is discussie ontstaan over de vraag op welk moment (respectievelijk, op welke momenten) de Overeenkomst kan worden opgezegd. Bradon stelt zich op het standpunt dat de Overeenkomst voor vijf jaar is aangegaan maar dat er een breukoptie was op drie jaar. In acht nemende de opzegtermijn van zes maanden betekent dit dat Syntus de Overeenkomst uiterlijk na twee en een half jaar had moeten opzeggen, indien zij van de breukoptie gebruik had willen maken. Nu niet van deze opzegmogelijkheid gebruik is gemaakt, loopt de Overeenkomst gewoon vijf jaar, zoals altijd de bedoeling is geweest.
De stelling van Syntus is dat er niet zo zeer sprake is van een eenmalige breukoptie, maar dat er sprake is van een opzeggingsbevoegdheid na drie jaar. Na drie jaar zou de overeenkomst volgens Syntus op ieder moment kunnen worden opgezegd.
Ik wil jou vragen om door ondertekening van deze brief te bevestigen dat de bedoeling van partijen nimmer is geweest om een overeenkomst van drie jaar te sluiten waarna op ieder moment de Overeenkomst zou kunnen worden opgezegd (met een opzegtermijn van zes maanden). Oftewel, ik wil jou vragen om te bevestigen dat ook naar jouw mening de visie van Bradon in deze klopt. De Overeenkomst moet zo gelezen worden dat er een eenmalige opzegmogelijkheid was, namelijk op drie jaar (en daarna weer op vijf jaar).
Een kopie van de Overeenkomst heb ik bij deze brief gevoegd.
Mocht jij naar aanleiding van het bovenstaande nog aanvullende opmerkingen hebben, dan hoor ik dat graag. Indien jij het bovenstaande niet kan of wil bevestigen, verneem ik graag van je wat jouw visie is op de bedoeling van partijen bij de totstandkoming van de Overeenkomst. (…)”
[E] heeft deze brief op 28 januari 2013 ter bevestiging ondertekend.
2.10.
Bij e-mail van 25 juni 2013 heeft Syntus Bradon gevraagd om medewerking te verlenen aan de overdracht van het ICT systeem per 1 juli 2013. In die e-mail staat onder meer de volgende zin:
“Wellicht ten overvloede wil ik opmerken dat behoudens kosten genoemd onder punt 4 (kosten van overdracht zoals bedoeld in artikel 7.5 van de Overeenkomst, vzr.) of specifiek opgegeven RFC’s (meerwerkopdrachten, vzr.) na 30 juni geen vergoedingen meer worden betaald in het kader van de overeenkomst. (…)”
2.11.
Bij e-mail van 28 juni 2013 heeft de raadsman van Bradon te kennen gegeven dat Bradon niet aan de overdracht zal meewerken omdat zij van mening is dat de Overeenkomst na 1 juli 2013 nog doorloopt.
2.12.
Syntus heeft Bradon nog diezelfde dag gesommeerd mee te werken aan de overdracht, echter zonder resultaat.

3.De vordering in conventie

3.1.
Syntus vordert, kort gezegd:
I. Bradon op straffe van verbeurte van dwangsommen te verplichten
primair
mee te werken aan de overdracht; en
subsidiair
Syntus in staat te stellen het beheer over haar IT-systeem door haarzelf of een derde te laten uitvoeren;
Bradon te verbieden inbreuk te maken op de (eigendoms)rechten van Syntus en zich te onthouden van gedragingen die van invloed kunnen zijn op de correcte werking van de aan Syntus toekomende ICT-omgeving, op straffe van verbeurte van een dwangsom; althans
een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter geraden voorkomt; en
Bradon te veroordelen in de proceskosten.

4.De vordering in reconventie

4.1.
Bradon vordert Syntus te gebieden te voldoen aan al haar verplichtingen voorvloeiende uit de Overeenkomst.

5.De standpunten van partijen

5.1.
Syntus legt aan haar vordering ten grondslag, samengevat weergegeven, dat zij op grond van artikel 6.1 en 6.2 van de Overeenkomst gerechtigd was de Overeenkomst tussentijds op te zeggen op het moment dat zij dat deed. Op grond van de artikelen 7.3 en 7.4 van de Overeenkomst is Bradon gehouden op het eerste verzoek van Syntus mee te werken aan de overdracht van kennis en documentatie die noodzakelijk zijn om de diensten te continueren. In ieder geval geldt volgens Syntus dat zij de Overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden wegens schending door Bradon van haar geheimhoudingsplicht (artikel 17 van de Overeenkomst) en op grond van de benchmark-bepaling (artikel 18 van de Overeenkomst). Syntus wil overstappen naar een andere, volgens haar goedkopere ICT-leverancier. De spoedeisendheid van de gevraagde voorzieningen blijkt volgens Syntus uit de aard van de zaak.
5.2.
Bradon stelt zich kort samengevat op het standpunt dat Syntus de Overeenkomst slechts had kunnen opzeggen tegen de einddatum van 1 april 2013. Indien Syntus van deze breukoptie gebruik had willen maken had zij gezien de opzegtermijn van zes maanden de Overeenkomst uiterlijk op 30 september 2012 moeten opzeggen. Nu Syntus van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt, loopt de Overeenkomst volgens Bradon in ieder geval door tot 31 maart 2015. Zij betwist verder dat de Overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden en ook dat er voldoende grond voor buitengerechtelijke ontbinding bestaat.
5.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, onder de beoordeling, nader worden ingegaan.

6.De beoordeling in conventie

6.1.
De vordering van Syntus is in kort geding alleen toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter haar standpunt zal volgen en van Syntus niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
6.2.
Uit de wederzijdse standpunten blijkt dat partijen de Overeenkomst op het punt van de tussentijdse opzegmogelijkheden elk in verschillende zin hebben opgevat. Ter beantwoording van de vraag welke opvatting de juiste is, komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen aan artikel 6.1 van de Overeenkomst en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Aan Syntus kan worden toegegeven dat de taalkundige uitleg van artikel 6.1 van de Overeenkomst van groot belang is, nu over de inhoud van de Overeenkomst tussen professionele partijen deugdelijk is onderhandeld. Doorslaggevend is de tekst ook in dergelijke gevallen echter – anders dan Syntus veronderstelt – niet. Naast de zuiver taalkundige uitleg blijft van belang hetgeen partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, zoals Bradon terecht heeft aangevoerd (zie in dit verband HR 5 april 2013, LJN: BY8101).
6.3.
In de tekst van artikel 6.1 van de Overeenkomst zijn elementen te vinden die steun bieden aan de visies van beide partijen. Voor het standpunt van Syntus dat zij na drie jaar bevoegd was tot opzegging, pleiten de woorden “Na 3 jaar”. Daartegenover staat dat het woord ‘breukoptie’ in de richting van een eenmalige opzegbevoegdheid wijst. De tekst biedt op dit punt echter geen uitsluitsel, zodat het aankomt op de bedoeling die partijen met dit beding hadden.
6.4.
De eerste aanwijzing in dit verband vormt het door Heijmans vastgestelde gespreksverslag van 21 april 2010. Daarin staat over de looptijd vermeld “5 jaar met break optie op 3 jaar (opzegtermijn 6 maanden voor 1 april 2013)”. Dit komt neer op een eenmalige opzegmogelijkheid zoals aangenomen door Bradon. Het enkele feit dat dit gespreksverslag dateert van ongeveer zes maanden voor het sluiten van de Overeenkomst, maakt dit verslag – anders dan Syntus meent – niet waardeloos.
6.5.
Daarbij komt dat uit de tussen partijen uitgewisselde concepten van de Overeenkomst blijkt dat Syntus heeft geprobeerd de uiteindelijke tekst van artikel 6.1 in die zin te wijzigen dat Syntus na drie jaar het recht zou hebben de Overeenkomst op elk moment met onmiddellijke ingang op te zeggen, maar dat Bradon die wijziging niet heeft geaccepteerd en dat Syntus het daarbij heeft gelaten. Vergelijking van beide concepten en de tekst van de definitieve Overeenkomst (door Bradon overgelegd als producties 7 en 8) leert dat Bradon wel op andere punten wijzigingsvoorstellen van Syntus heeft geaccepteerd. Uit het voorgaande kan voorlopig worden geconcludeerd dat een opzegmogelijkheid zoals Syntus heeft getracht in de Overeenkomst te brengen en die neerkomt op een opzegmogelijkheid als in dit geschil door Syntus wordt voorgestaan, niet is overeengekomen.
6.6.
Een derde aanwijzing in dit verband vormt de verklaring van [E]. Syntus betwist dat [E] heeft deelgenomen aan de contractsbesprekingen, maar nu in ieder geval het gespreksverslag van 21 april 2010 aan hem is toegezonden, is vooralsnog voldoende aannemelijk dat hij bij die besprekingen aanwezig is geweest. Ter zitting heeft [E] desgevraagd nogmaals bevestigd dat partijen zijns inziens beoogd hebben een eenmalige opzegmogelijkheid in de Overeenkomst op te nemen. Dat [E] niet langer in dienst is bij Bradon en dat zijn vertrek mogelijk gepaard is gegaan met de moeilijkheden, biedt onvoldoende grond om aan te nemen dat zijn verklaring in strijd met de waarheid is. Bij dit alles komt dat Syntus ter zitting heeft verklaard dat inmiddels bij haar geen personen meer werkzaam zijn die bij de totstandkoming van de Overeenkomst betrokken zijn geweest en dat zij dan ook niet meer heeft kunnen navragen hoe partijen destijds artikel 6.1 bedoeld hebben.
6.7.
Op grond van het voorgaande acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat Syntus op 21 december 2012 nog gerechtigd was de Overeenkomst op te zeggen tegen 1 juli 2013.
6.8.
Vervolgens dient de vraag te worden beoordeeld of Syntus de Overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden op grond van de benchmark-bepaling en/of de gestelde schending van de geheimhoudingsplicht door Bradon. Met Bradon is de voorzieningenrechter van oordeel dat de ontbinding nog niet is ingeroepen. Mr. Ubbels heeft ter zitting met toestemming van mr. Bleker een passage uit een confraternele brief van mr. Bleker voorgedragen, waarin mr. Bleker meldt – kort gezegd – dat zijn cliënte gerechtigd is de overeenkomst te ontbinden op grond van schending van de geheimhoudingsplicht, welke schending ontbinding van de Overeenkomst rechtvaardigt. Uit deze formulering kan nog niet worden afgeleid dat de ontbinding is ingeroepen, laat staan dat deze op grond van schending van de benchmark-bepaling is ingeroepen. Voor zover Bradon meent (alsnog) tot ontbinding te kunnen overgaan, wordt het volgende overwogen.
6.9.
Ten aanzien van de benchmark-bepaling geldt het volgende. Uit artikel 18 van de Overeenkomst volgt dat Syntus de prijzen van Bradon kan toetsen aan een jaarlijkse benchmark en dat zij gerechtigd is de Overeenkomt te ontbinden indien zij aantoont – kort gezegd – dat Bradon minimaal 5% duurder is. Met Bradon is de voorzieningenrechter van oordeel dat Syntus dit niet kan aantonen door een vergelijking met de prijzen van slechts één andere aanbieder. Alleen aan de hand van de prijzen van meerdere aanbieders kan worden onderzocht of de prijzen van Bradon marktconform zijn. Dit oordeel vindt steun in het feit dat de bepaling spreekt van “vergelijkbare leveranciers”.
Daar komt nog bij dat het in kort geding niet mogelijk is om de prijzen van Bradon en ICT-Vision, de leverancier waarmee Syntus in zee wil gaan, met elkaar te vergelijken. Bradon heeft gemotiveerd betwist dat aan de hand van de door Syntus overgelegde offerte kan worden geconcludeerd dat ICT-Vision vergelijkbare diensten meer dan 5% goedkoper levert. Om een goede vergelijking te kunnen maken, is nader onderzoek naar de feiten nodig, waarvoor het kort geding zich niet leent. Voorshands is het bestaan van een ontbindingsgrond op grond van artikel 18 van de Overeenkomst in ieder geval niet aannemelijk geworden.
6.10.
De geheimhoudingsplicht, vastgelegd in artikel 17.2 van de Overeenkomst, verbiedt Bradon – kort gezegd – het bestaan van haar relatie met Syntus, de inhoud van die relatie en de informatie waarmee zij bekend wordt aan derden bekend te maken zonder toestemming van Syntus. Syntus stelt zich op het standpunt dat Bradon deze verplichting heeft geschonden door de Overeenkomst aan [E] toe te zenden op 15 januari 2013, toen het dienstverband tussen [E] en Syntus al was beëindigd.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter levert de toezending van de Overeenkomst aan [E] echter geen schending van de geheimhoudingsplicht op, nu onbetwist is dat [E] uit hoofde van zijn eerdere functie bij Syntus al bekend was met de Overeenkomst. Bovendien was Bradon door de stellingen van Syntus in een positie gemanoeuvreerd waarin aangewezen was dat zij degenen zou raadplegen die bij de onderhandelingen over de Overeenkomst betrokken waren. Voor zover al van schending van de geheimhoudingsplicht sprake zou zijn, geldt dat vooralsnog niet aannemelijk is dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat die schending ontbinding van de Overeenkomst rechtvaardigt.
6.11.
De conclusie van het voorgaande is dat voorshands onvoldoende aannemelijk is dat de Overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd of ontbonden. Het wordt er vooralsnog dan ook voor gehouden dat de Overeenkomst nog steeds doorloopt. De vorderingen van Syntus zijn dan ook niet toewijsbaar.
6.12.
Syntus zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bradon worden begroot op:
  • griffierecht €  589,00
  • salaris advocaat
Totaal €  1.405,00

7.De beoordeling in reconventie

7.1.
Zoals in conventie al is overwogen, is vooralsnog aannemelijk dat de Overeenkomst tussen partijen nog voortduurt en dat Syntus gehouden is te voldoen aan haar verplichtingen jegens Bradon uit de Overeenkomst. Bradon heeft voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, nu Syntus eerder heeft aangekondigd geen verdere vergoedingen meer aan Bradon te zullen betalen. De reconventionele vordering zal dan ook worden toegewezen. Het oordeel in conventie en reconventie verzet zich ertegen dat de uitvoerbaarheid bij voorraad aan de veroordeling in reconventie wordt onthouden, zoals Syntus heeft verzocht. Het subsidiaire verzoek van Syntus om te bepalen dat Bradon op de voet van artikel 233 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zekerheid stelt, wordt om diezelfde reden afgewezen.
7.2.
Syntus zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Wegens samenhang met de conventie worden deze kosten begroot op nihil.

8.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
8.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
8.2.
veroordeelt Syntus in de proceskosten, aan de zijde van Bradon tot op heden begroot op € 1.405,00,
8.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
8.4.
gebiedt Syntus te voldoen aan al haar verplichtingen voorvloeiende uit de Overeenkomst,
8.5.
veroordeelt Syntus in de proceskosten, aan de zijde van Bradon tot op heden begroot op nihil,
8.6.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. van Bennekom op 12 juli 2013.