ECLI:NL:RBAMS:2013:4936

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
8 augustus 2013
Zaaknummer
13-650463-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de ISD-maatregel wegens onvoldoende redelijk doel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 augustus 2013 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de ISD-maatregel die aan de verdachte was opgelegd. De verdachte, geboren in 1948 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in een inrichting voor stelselmatige daders. De rechtbank heeft de procesgang en de relevante stukken in de zaak bekeken, waaronder een rapportage van de reclassering en eerdere vonnissen. De rechtbank constateerde dat de tenuitvoerlegging van de maatregel op 15 januari 2013 was aangevangen, na afwijzing van een cassatieberoep door de Hoge Raad. De rechtbank had eerder bepaald dat het Openbaar Ministerie binnen zes maanden na de aanvang van de tenuitvoerlegging moest rapporteren over de noodzaak van voortzetting van de maatregel. De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van deze termijn niet tot consequenties zou leiden, gezien de geringe overschrijding.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de houding van de verdachte, die niet openstond voor begeleiding en geen medewerking wilde verlenen aan een opname in een psychiatrische instelling. De officier van justitie had gevorderd de ISD-maatregel voort te zetten, terwijl de raadsman pleitte voor beëindiging. De rechtbank overwoog dat de maatregel was opgelegd vanwege een psychische stoornis en de kans op recidive, maar dat de verdachte inmiddels de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt en aanspraak kon maken op een uitkering, wat een factor zou kunnen zijn die het recidiverisico zou verlagen.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onder de gegeven omstandigheden onvoldoende redelijk doel was voor de voortzetting van de ISD-maatregel. De rechtbank besloot de maatregel tussentijds te beëindigen, met inachtneming van de noodzaak om de verdachte niet abrupt op straat te zetten. De beëindiging van de maatregel zou ingaan op 2 december 2013, zodat er tijd was voor het vinden van passende huisvesting en het aanvragen van de AOW-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

parketnummer 13/650463-11
datum uitspraak 06 augustus 2013
op tegenspraak
BESCHIKKING
op de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2011 aan de officier van justitie opgelegde verplichting tot informatieverstrekking over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de bij voornoemd vonnis opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren aan
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1948,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in PI [plaats 1], lokatie [lokatie].

1.De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2011,
  • de rapportage ten behoeve van de tussentijdse toetsing ISD van 25 juni 2013, gezien en akkoord door [A], [functie] P.I. [plaats 1]/lokatie “[lokatie]”.
De rechtbank heeft op 23 juli 2013 de officier van justitie, de veroordeelde, de raadsman van veroordeelde mr. B.P. de Boer, advocaat te Haarlem, alsmede [B], rapporteur en verbonden aan de PI [plaats 1], lokatie ISD-[lokatie], in openbare raadkamer gehoord.

2.De beoordeling

2.1.
In het vonnis van 30 juni 2011 heeft de rechtbank bepaald dat het Openbaar Ministerie binnen 6 maanden na aanvangen van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
2.2.
De tenuitvoerlegging van de maatregel is aangevangen op 15 januari 2013, op welke dag de Hoge Raad het cassatieberoep tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 27 december 2011 heeft afgewezen. In dat arrest heeft het gerechtshof het vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarbij de ISD-maatregel werd opgelegd, bekrachtigd.
De rechtbank constateert dat de door de rechtbank bij vonnis opgelegde tussentijdse beoordeling later plaatsvindt dan de daarvoor op 6 maanden bepaalde termijn. De overschrijding van deze termijn is echter zo gering, dat hieraan geen consequenties behoren te worden verbonden.
2.3.
Uit het reclasseringsadvies ten behoeve van rechtszitting van 14 juni 2011 blijkt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Gezien de weigerachtige houding van betrokkene en zijn beperkte zelfinzicht, ziet de instelling geen mogelijkheid om hem te kunnen begeleiden in een voorwaardelijk kader. Betrokkene staat niet open voor enige vorm van begeleiding.
2.4.
Uit de rapportage ten behoeve van de tussentijdse toetsing ISD blijkt onder meer dat veroordeelde op 13 februari 2013 vanuit het PPC Amsterdam naar de PI [plaats 1], locatie ISD-[lokatie] is overgeplaatst en dat hij op 23 mei 2013 is aangemeld bij de Indicatie Forensische Zorg.
In raadkamer heeft de heer [B] hieraan toegevoegd dat veroordeelde kan worden opgenomen in de FPA in [plaats 2] ter observatie en behandeling en dat veroordeelde hem na stevig aandringen heeft gezegd hieraan te willen meewerken.
In raadkamer heeft veroordeelde met grote stelligheid gezegd niet te willen meewerken aan enige opname in een psychiatrische instelling. Hij heeft hieraan toegevoegd dat hij niets met de regio [plaats 2] heeft en dat hij geen psychiatrisch patiënt is. Een gedwongen opname in een psychiatrische inrichting ziet hij als “een criminele daad” jegens hem.
In reactie hierop heeft de heer [B] gezegd dat geen opname zal plaatsvinden, tenzij veroordeelde hieraan vrijwillig meewerkt.
2.5.
De raadsman heeft in raadkamer beëindiging van de maatregel bepleit.
2.6.
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd dat de ISD-maatregel zal worden voortgezet.
2.7.
De rechtbank stelt voorop dat uit het vonnis waarbij de maatregel is opgelegd, blijkt dat de deskundige die de rechtbank heeft geadviseerd, een psychische stoornis bij veroordeelde aanwezig acht die mede in verband met zijn overige problemen (geen inkomen, huisvesting en sociaal netwerk) de kans op recidive groot maakt en dat een opname in een psychiatrische instelling wenselijk is. De maatregel is opgelegd naar aanleiding van een door veroordeelde bij V&D gepleegde diefstal: hij heeft in de koffiecorner eten en drinken meegenomen zonder daarvoor te betalen. Uit het strafblad van veroordeelde blijkt dat hij vele malen voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Slechts een enkele maal is er een veroordeling vanwege een geweldsdelict.
Doordat veroordeelde in hoger beroep van dit vonnis en vervolgens tegen het arrest waarbij dit vonnis werd bekrachtigd, in cassatie is gegaan, is de tenuitvoerlegging van de maatregel pas medio januari 2013 aangevangen. Onverkorte tenuitvoerlegging zou ertoe leiden dat veroordeelde vanaf medio maart 2011 tot medio januari 2015 van zijn vrijheid beroofd blijft.
Thans kan plaatsing in een psychiatrische instelling plaatsvinden, echter uitsluitend indien veroordeelde hieraan meewerkt. Dat nu is, gelet op de houding van veroordeelde, hoogst onzeker.
Gebleken is voorts dat de veroordeelde tot nu toe niet heeft meegewerkt aan enige behandeling die tot gedragsverandering zal kunnen leiden. In zoverre heeft oplegging van de maatregel een oplossing van de problematiek van de veroordeelde niet dichterbij gebracht.
Daarnaast is van belang dat veroordeelde inmiddels de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Na invrijheidstelling kan hij aanspraak maken op die uitkering. Daarmee zou een van de factoren, die bijdragen aan de kans op recidive, namelijk het ontbreken van een geregeld inkomen, vervallen.
Blijft staan dat het ontbreken van huisvesting nog steeds een probleem vormt, echter ongeacht wanneer de tenuitvoerlegging van de maatregel eindigt. De instelling heeft zich in raadkamer bereid verklaard te helpen bij het vinden van passende huisvesting, zij het dat daarvoor enige maanden nodig zijn. Ongeacht het moment van het beëindiging van de ISD-maatregel is het onzeker of veroordeelde gebruik zal willen maken van de hem op dit punt geboden hulp.
Ten slotte neemt de rechtbank in ogenschouw dat de bescherming van personen en goederen hoofddoel is van de ISD-maatregel. Uit het strafblad van veroordeelde blijkt dat hij zich hoofdzakelijk heeft schuldig gemaakte aan vervelende, maar niet aan zeer ernstige feiten.
Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank onvoldoende redelijk doel in onverkorte voortzetting van de maatregel. Zij zal daarom besluiten tot tussentijdse beëindiging.
2.8.
Om de veroordeelde niet van de ene dag op de andere op straat te zetten, maar de instelling de gelegenheid te geven voor veroordeelde passende woonruimte te vinden en hem te helpen bij de aanvraag van zijn AOW-uitkering, alles teneinde het recidiverisico te verkleinen, zal de rechtbank de maatregel beëindigen over 4 maanden.
Gezien artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.

3.De beslissing.

De rechtbank bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt beëindigd met ingang van maandag 2 december 2013.
Deze beschikking is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank door
mr. D.J. Cohen Tervaert voorzitter,
mrs. P.J. van Eekeren en C. Phillips rechters,
in tegenwoordigheid van E.J. Witteman griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 06 augustus 2013