ECLI:NL:RBAMS:2013:4805

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
13/702540-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voldoende ernstige bezwaren voor deelname aan openlijk geweld door verdachte met gerede twijfel over de rol van de verdachte

Op 24 juli 2013 vond een verhoor plaats van de verdachte in het kader van een vordering tot inbewaringstelling. De kinderrechter, mr. R. van de Water, was belast met de behandeling van de zaak. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W.P.A. Vos, en er waren ook vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg aanwezig. De verdachte verklaarde dat hij een trap tegen het slachtoffer had gegeven, maar ontkende dat hij het slachtoffer tegen het hoofd had getrapt. De kinderrechter oordeelde dat er voldoende ernstige bezwaren waren voor deelname aan openlijk geweld, maar dat het niet vaststond of de verdachte de gebroken kaak van het slachtoffer had veroorzaakt.

De kinderrechter besloot dat er in dit stadium van het onderzoek gerede twijfel bestond over de rol van de verdachte en dat er geen gronden waren voor voorlopige hechtenis. De verdachte was een first offender en het recidiverisico werd als nihil ingeschat. De kinderrechter benadrukte dat het uiteindelijk aan de zittingsrechter was om een definitief oordeel te vellen over de zaak. De kinderrechter wees de vordering van de officier van justitie af en verzocht de raadsvrouw om haar onderzoekswensen schriftelijk in te dienen.

De kinderrechter ging niet zonder meer uit van het adagium 'samen uit, samen thuis' en hield rekening met de mogelijkheid van jeugddetentie, afhankelijk van de rol van de verdachte. De kinderrechter concludeerde dat er geen gronden waren voor voorlopige hechtenis, gezien de omstandigheden en de achtergrond van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
parketnummer : 13/702540-13

______________________

VERHOOR VAN VERDACHTE
INBEWARINGSTELLING
______________________
Heden, 24 juli 2013, is voor mr. R. van de Water, kinderrechter als rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de hierboven vermelde rechtbank, bijgestaan door M.E. Smith, griffier, verschenen de verdachte :
Naam : [achternaam]
Voornamen : [voornamen verdachte]
Geboren op : [1995] te [geboorteplaats]
Woonplaats : [woonplaats]
Adres : [adres]
De kinderrechter/rechter-commissaris hoort de verdachte op de vordering tot inbewaringstelling en deelt de verdachte mee dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
Bij het verhoor zijn aanwezig de raadsvrouw van verdachte mr. W.P.A. Vos, dhr. [A] (Raad), mw.[B] en de ouders van verdachte.

De verdachte verklaart als volgt :

Zie pag. 2 e.v.

Parketnummer: 13/702540-13

Voorgeleiding verdachte : [C]
==============================================================
U overhandigt mij een kopie van de vordering tot inbewaringstelling.
Ten aanzien van het feit/de feiten:
Ik kan mij nu herinneren dat ik hem een trap tegen zijn borst heb gegeven. U vraagt mij waarom ik dat deed terwijl hij op de grond lag. Ik dacht dat hij weer op wilde staan en dat wilde ik voorkomen. Hij was begonnen en er waren ook andere jongens bij aan zijn kant.
Ik hoor u zeggen dat van de vijf agenten die een verklaring hebben afgelegd er één heeft verklaard dat hij heeft gezien dat ik tegen het hoofd van die jongen zou hebben geschopt.
Op de vordering van de Officier van Justitie:
Dat vind ik geen goed voorstel. Het zou mij negatief beïnvloeden en ik vind het geen passende straf voor mij.
Ik heb u mijn verklaring duidelijk horen dicteren. U hoeft mijn verklaring niet nogmaals voor te lezen.
Volhard en getekend,
X

[verdachte].

Parketnummer: 13/702540-13

Voorgeleiding verdachte : [D]
==============================================================
Verdachte:
Op uw vraag zeg ik dat echt niet de bedoeling was die jongen te verwonden. Ik deed het uit angst en was bang dat hij ons weer aan zou vallen.
De Raad voor de Kinderbescherming:
Ik verwijs naar het raadsrapport en ik heb hier het volgende aan toe te voegen. Uit het onderzoek blijkt dat het op alle leefgebieden heel goed met [verdachte] gaat. De enige zorg van de Raad is zijn betrokkenheid bij dit incident. Mocht de ernst van het feit het toelaten, dan is het advies van de Raad tot schorsing over te gaan met MHS. De Raad acht het van belang dat naar de impact wordt gekeken die dit alles op [verdachte] ge-maakt heeft. Ook kan hij dan worden begeleid met het zoeken vinden van een vervolgopleiding. Indien u tot een inbewaring-stelling overgaat verzoekt de Raad u dit te doen in de vorm van huisarrest vanwege het gevaar voor criminele besmetting. Op uw vraag zeg ik dat er uiteraard ook bemiddeling kan plaatsvinden tussen [verdachte] en het slachtoffer.
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam:
Hij is bij ons niet bekend.
Moeder:
Ik wil uiteraard dat hij naar huis mag. Wij zijn zeker bereid te praten over de mogelijkheid van mediation.
Vader:
Ik denk dat het heel erg angstig is voor [verdachte]. Die jongen kwam nogal intimiderend op hem over. Ik sta ook open voor mediation, als die jongen dat ook wil, zodat verdere escalatie kan worden voorkomen.
De raadsvrouw:
Dit is een Incident in het leven van cliënt. Geweld is niet zijn manier om problemen op te lossen. Hij staat ervoor open om escalatie in de toekomst te voorkomen mocht het slachtoffer hiervoor ook open staan. Ik had al aan de politie verzocht om een drietal getuigen te horen. Daar is nog geen gevolg aan gegeven. Ik overhandig hierbij verklaringen van twee getuigen die hun verklaring alvast op papier heb gezet. Ik meen dat er onvoldoende ernstige bezwaren aanwezig zijn t.a.v. het primaire feit. Er zijn die getuigen in het dossier die verklaren dat het slachtoffer de eerste stoot uitdeelde. Ook in de twee getuigenverklaringen die ik zojuist aan u heb overlegd wordt dit bevestigd. Cliënt heeft naar waarheid verklaard en zegt het slachtoffer niet tegen het hoofd te hebben getrapt. Dat element kan m.i. dus niet per definitie
Parketnummer : 13/702540-13
Voorgeleiding verdachte : [D]
==============================================================
aan cliënt worden toegeschreven. Daarnaast acht ik een gebro-ken kaak geen zwaar lichamelijk letsel. Wat m.i. rest is het subsidiaire feit, waarvoor ik de wel ernstige bezwaren aanwe-zig acht. De verklaringen in het dossier variëren, maar komen ook overeen. De reden dat cliënt gedaan heeft wat hij deed kwam doordat hij nog vol van adrenaline en angst was vanwege het eerste incident. Het feit dat vervolgens zijn broer door diezelfde jongen werd geslagen werd het hem te veel. Gronden acht ik niet aanwezig. Net als de Raad acht ook ik het gevaar voor recidive erg laag. Primair verzoek ik u om afwijzing. Subsidiair verzoek ik u om schorsing. Het slachtoffer heeft zelf voor deze situatie gezorgd. Ik ben het niet helemaal eens met het advies van de Raad. Een MHS of avondklok zal geen meerwaarde hebben nu het op alle leefgebieden goed met cliënt gaat. Ouders kunnen hem ook goed begrenzen en begeleiden. Mediation kan ook op een andere wijze tot stand worden gebracht dan door de hulpverlening. begeleiding zal geen toegevoegde waarde hebben. Mijn onderzoekswensen in deze zaak zijn: het zien van de camerabeelden, het horen van de getuigen [E], [G], [H], de verbalisant van het eerste incident, en eventueel ook de medeverdachte.
De kinderrechter/rechter-commissaris deelt verdachte mee dat hij de inverzekeringstelling niet onrechtmatig oordeelt.
De ervaring leert dat het bij openlijk geweldzaken niet altijd eenvoudig is om vast te stellen of een verdachte een rol heeft gespeeld en wat dan de exacte rol is geweest, zeker indien er sprake is van een hectische onoverzichtelijke situatie. Uit wetenschappelijke experimenten is bekend dat het waarnemings-vermogen van mensen aan beperkingen onderhevig, zelfs bij personen die in principe getraind zijn om waar te nemen. In de onderhavige zaak zijn vijf verbalisanten die over een waarne-ming een proces-verbaal hebben opgemaakt.
Verbalisant [I] verklaart alleen over het schoppen tegen het lichaam door verdachte [J]. Verbalisanten [K] en [L] verklaren over het slaan tegen het gezicht door verdachte [D]. Verbalisant [M] ziet het slachtoffer vallen en verklaart alleen over het slaan tegen het gezicht door [D]. Verbalisant [N] verklaart over het slaan tegen het hoofd door [D] waardoor het slachtoffer valt en het trappen tegen het hoofd van het slachtoffer door [verdachte] nadat het slachtoffer was gevallen. De waarnemingen van deze vijf geoefende waarnemers komt ten aanzien van de rol van [verdachte] niet overeen. Vier verbalisanten hebben [verdachte] niet zien trappen (nadat het slachtoffer was gevallen) en één verbalisant wel.

Parketnummer: 13/702540-13

Voorgeleiding verdachte : [D]
==============================================================
Op basis van de verklaringen van de verdachten lijkt ten aanzien van de ernstige bezwaren vast te staan dat [J] tegen het lichaam heeft getrapt, dat [D] het slachtoffer in het gezicht heeft geslagen waardoor deze is gevallen, en dat [D] daarna, terwijl het slachtoffer op de grond lag, nog een trap heeft gegeven, waarbij in dit stadium niet is vast te stellen waar [D] het slachtoffer heeft geraakt. Verdachte [verdachte] bekent dat hij het slachtoffer heeft geschopt terwijl hij op de grond lag, maar verklaart niet te weten waar hij het slachtoffer heeft geraakt.
Op grond van het bovenstaande zijn er voldoende ernstige bezwaren voor deelname aan openlijk geweld door [verdachte]. Of [verdachte] het slachtoffer tegen zijn hoofd heeft getrapt staat echter niet vast. Het uiteindelijke oordeel is aan de zit-tingsrechter. De kinderrechter rechter-commissaris zal op dit oordeel geen voorschot nemen door de verdachte [verdachte] in voorlopige hechtenis te houden nu er in ieder geval in dit stadium van het onderzoek gerede twijfel is of [verdachte] de veroorzaker is van de gebroken kaak van het slachtoffer.
Alhoewel daar in de rechtspraak verschillend over wordt geoor-deeld gaat de kinderrechter rechter-commissaris in de onderhavige zaak niet zonder meer uit van het adagium samen uit, samen thuis. Het is uiteindelijk aan de zittingsrech-ter(s) om een finaal oordeel te geven, waarbij er uiteraard ook ruimte is om jeugddetentie op te leggen indien de rol van [verdachte] daar aanleiding toe geeft. Naast de bovenstaande overwegingen geldt bovendien dat er geen gronden zijn voor de voorlopige hechtenis. Verdachte is first offender en uit de LIJ-rapportage volgt dat het recidive risico op nihil wordt ingeschat.
Ernstige bezwaren acht hij ook voor het primaire feit aanwezig. In het geval dat er sprake is van een gebroken kaak, kan dat volgens de kinderrechter/erchter-commissaris als zwaar lichamelijk letsel worden gekwalificeerd.
De raadsvrouw wordt geadviseerd met alle verdachte even af te semmen of alle verdachten openstaan voor mediation. Indien die behoefte bestaat kan zij zich tot de kinderrechter/rechter-commissaris om dit te laten organiseren. De raadsvrouw wordt ook verzocht haar onderzoekswensen nog schriftelijk bij hem in te dienen.
De kinderrechter/rechter-commissaris wijst de vordering van de officier van justitie af en deelt dit aan verdachte mede.
De kinderrechter/rechter-commissaris verzoekt de raadsman/raadsvrouw haar onderzoekswensen nog schriftelijke binnen 2 weken na dagtekening aan hem kenbaar te maken.
Waarvan heden dit proces-verbaal is opgemaakt, dat door de kinderrechter/rechter-commissaris en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
De Griffier, De Kinderrechter/rechter-commissaris,
M.E. Smith mr. R. van de Water