In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 augustus 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Hanseatische Immobilienfonds Holland XIII GmbH & Co. KG en Hanseatische Immobilienfonds Holland XIII Verwaltungsgesellschaft mbH als eisers, en een groep van 25 Somalische vluchtelingen, vertegenwoordigd door [A], als gedaagden. De eisers vorderden ontruiming van een gekraakte dependance van een kantoorgebouw, dat zij te huur aanbieden. De rechtbank oordeelde dat de eisers een spoedeisend belang hadden bij de ontruiming, omdat de aanwezigheid van de vluchtelingen de verhuurmogelijkheden van de dependance belemmerde. De rechtbank overwoog dat de eisers voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat de vluchtelingen de dependance onverhuurbaar maakten, en dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was. De gedaagden voerden verweer, onder andere op basis van hun huisrecht, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit niet opwoog tegen het belang van de eisers. De ontruiming moest binnen vier weken na betekening van het vonnis plaatsvinden, met een herkraaktermijn van zes maanden. De vordering in reconventie van [A] om de watertoevoer te herstellen werd afgewezen, maar de eisers boden aan om de watertoevoer aan te sluiten mits aan bepaalde voorwaarden werd voldaan. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten.