ECLI:NL:RBAMS:2013:4729

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2013
Publicatiedatum
30 juli 2013
Zaaknummer
C/13/516958 / HA ZA 12-592
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van advocaten bij nalatenschapsafwikkeling en dwangsommen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, stond de beroepsaansprakelijkheid van advocaten centraal. Eiseres, die betrokken was bij de afwikkeling van een nalatenschap, vorderde schadevergoeding van de gedaagden, die als haar advocaten optraden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden tekortgeschoten waren in hun verplichtingen door niet tijdig en adequaat te handelen in de afwikkeling van de nalatenschap, wat resulteerde in een verbeurde dwangsom van € 80.000,00. De feiten van de zaak omvatten een complexe situatie waarin de gedaagden niet adequaat reageerden op de verzoeken van de notaris en de nodige documenten niet tijdig verstuurden. Dit leidde tot vertragingen en uiteindelijk tot een kort geding dat door de dochter van de eiseres werd aangespannen. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden niet handelden zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot verwacht mocht worden. De rechtbank kende eiseres een schadevergoeding toe van € 81.159,61, inclusief de verbeurde dwangsom en proceskosten. De gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank wees ook de verzoeken van de gedaagden om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren af, en veroordeelde hen in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/516958 / HA ZA 12-592
Vonnis van 26 juni 2013
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
1. de maatschap
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats gedaagde sub 2] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 3],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats gedaagde sub 4] ,
gedaagden,
advocaat mr. F. van der Woude te Amsterdam.
Eiseres zal hierna [eiseres] genoemd worden. Voor zover gedaagden gezamenlijk bedoeld worden zullen zij [gedaagden] genoemd worden. Ieder afzonderlijk zullen zij respectievelijk [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 mei 2012, met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties, van [gedaagden] ,
  • het tussenvonnis van 22 augustus 2012, waarin een comparitie van partijen is bevolen,
  • het proces-verbaal van comparitie van 28 november 2012 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn maten in [gedaagde sub 1] . [gedaagde sub 4] was maat in [gedaagde sub 1] .
2.2.
Op 30 mei 2003 is de echtgenoot van [eiseres] , de heer [naam 1] (hierna te noemen: [naam 1] ), overleden. [eiseres] en [naam 1] waren eigenaar van een woning in [plaats 1] ( [buitenland] ) (hierna te noemen: de woning). De dochter van [naam 1] , [naam 2] (hierna te noemen: [naam 2] ), werd na het overlijden van [naam 1] naar [buitenlands(e)] recht voor 25% eigenaar van de woning.
2.3.
Op 16 februari 2007 heeft mr. [naam 3] , werkzaam bij Advocatenkantoor [naam 4] , aan [eiseres] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…)
Wij hebben van u de opdracht gekregen om de [buitenlands(e)] aspecten die aan de nalatenschap verbonden waren, te regelen. (…) Het Nederlandse deel wordt verzorgd door uw advocaat Mr [naam 5] te [plaats 2] . (…)
Voor zover er [buitenlands(e)] vragen rijzen (…) zullen wij daarop antwoord kunnen geven. (…) Eventuele correspondentie met de [buitenlands(e)] notaris [naam 6] , kunnen wij uiteraard ook verzorgen.
(…)”
2.4.
Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 november 2007 is [naam 2] veroordeeld om (kort gezegd) de akte van verdeling van de woning - die door een door [eiseres] in te schakelen notaris zou worden opgesteld - te ondertekenen.
2.5.
Op 8 januari 2008 heeft de advocaat van [eiseres] , mr. [naam 5] , het vonnis aan [gedaagde sub 4] - die de zaak inmiddels had overgenomen van mr. [naam 3] – toegestuurd. In de brief staat vermeld, voor zover hier van belang:
“(…) Van de advocaat van mevrouw [naam 2] - [naam 1] , de heer mr. [naam 7] (…) heb ik gisteren begrepen dat zij nu haar medewerking aan het wijzigen van de tenaamstelling zal verlenen. Om die reden verzoek ik u vriendelijk om aan het adres van de heer mr. [naam 7] (…) de papieren te zenden die mevrouw [naam 2] - [naam 1] dient te ondertekenen om de woning op naam van mevrouw [naam 1] - [eiseres] te zetten.
(…)”
2.6.
Op 9 januari 2008 heeft mr. [naam 5] ook het bij het vonnis behorende betekeningsexploot aan [gedaagde sub 4] toegezonden. In de bijbehorende brief staat vermeld, voor zover hier van belang:
“(…)
Refererend aan de inhoud van het telefoongesprek dat ik vanmorgen had zend ik u hierbij het vonnis samen met het betekeningsexploot toe. Ik neem aan dat u deze zult vertalen en toezenden aan de notaris in [buitenland] , zodat hij de juiste akte ter ondertekening kan toezenden.
(…)”
2.7.
Op 22 januari 2008 heeft [gedaagde sub 4] een vertaling van het vonnis en het betekeningsexploot aan notaris [naam 6] te [buitenland] gestuurd.
2.8.
Op 23 juni 2008 heeft mr. [naam 7] aan mr. [naam 5] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…) Ondanks herhaalde toezeggingen heb ik tot op heden nog geen akte ter ondertekening voorgelegd gekregen en evenmin een volmacht op grond waarvan de gevolmachtigde van cliënte (de rechtbank: [naam 2] ), mevrouw [voornaam] [naam 1] - [naam 8] (de rechtbank: de moeder van [naam 2] ), namens cliënte de akte kan ondertekenen.
(…)
Mocht nu niet binnen één maand na heden de akte en de volmacht ter ondertekening worden toegestuurd, opdat de kwestie definitief wordt afgewikkeld, dan behoudt cliënte zich alle rechten voor, met name om zonodig in rechte overdracht te vorderen.
(…)”
2.9.
Mr. [naam 5] heeft op 23 juni 2008 aan [gedaagde sub 4] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…)
U heeft per telefax van 22 januari 2008 de vertaling van het vonnis in de verdelingskwestie aan de heer [naam 6] in [plaats 3] gestuurd. Sindsdien heb ik niets meer vernomen. Mevrouw [naam 1] - [eiseres] heeft ook zelf geen bericht van de notaris ontvangen. Kunt u mij wellicht de stand van zaken meedelen en – zonodig – de notaris achter zijn vodden zitten. Ik vind het onbegrijpelijk dat de notaris na al die maanden nog niets lijkt te hebben gedaan. Wellicht is het nodig om een andere notaris in te schakelen, die wel bereid is om actie te ondernemen.
(…)”
2.10.
Op 3 juli 2008 heeft de secretaresse van [gedaagde sub 4] aan mr. [naam 5] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…)
Bij deze reageer ik op de mail die u op 23 juni jl. aan [gedaagde sub 4] van ons kantoor heeft gestuurd (…). Sindsdien doen wij verwoede pogingen contact te krijgen met de [buitenlands(e)] notaris, per telefoon, mail en fax, maar helaas tot nu toe zonder resultaat.
(…)”
2.11.
Op 14 juli 2008 heeft mr. [naam 5] aan [gedaagde sub 4] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…)
Hierbij treft u de e-mail aan die ik op 14 juli 2008 ontving van de heer mr. [naam 7] . Zoals uit de e-mail blijkt begint het geduld van mevrouw [naam 2] - [naam 1] op te raken en dreigt er een nieuwe rechtszaak. (…) Ik zou een procedure dienaangaande willen voorkomen.
Ik verzoek u vriendelijk om de notaris tot het ondernemen van actie te dwingen. (…)
De vraag is zolangzamerhand legitiem of het niet meer in het belang van mevrouw [naam 1] - [eiseres] is om een andere notaris opdracht te geven om de noodzakelijke akte te verlijden binnen korte termijn. Ik begreep dat uw kantoor goede ervaringen heeft met andere notarissen in [buitenland] .
Ik verzoek u vriendelijk om de notaris zwaar onder druk te zetten.
(…)”
2.12.
Op 29 september 2008 heeft mr. [naam 5] aan [gedaagde sub 4] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…)
Hierbij treft u de fax met aangehechte dagvaarding in kort geding aan, die ik op maandagmiddag 29 september 2008 ontving. Ik verzoek u vriendelijk mij zo spoedig mogelijk de stand van zaken betreffende de afwikkeling en het opstellen van de akte tot verdeling mee te delen.
(…)”
2.13.
[gedaagde sub 4] heeft op 30 september 2008 aan mr. [naam 5] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…)
Eind augustus jl. hebben we van de [buitenlands(e)] notaris per brief aanvullende eisen ontvangen met betrekking tot de op te stellen akte van verdeling. Deze brief is in verband met mijn vakantie niet onmiddellijk door mij opgepakt. Inmiddels buigt de vertaalster zich andermaal over een vertaling van het vonnis met daaraan toegevoegd het exploot ter betekening.
De reden dat één en ander bij de [buitenlands(e)] notaris zoveel tijd in beslag neemt wordt met name ingegeven doordat mevrouw [naam 1] de kosten van de [buitenlands(e)] notaris alsmede de successierechten nog niet heeft voldaan. (…)
In totaal gaat het om een bedrag van € 4.458,00.
Zodra ik de vertaling heb zal ik u berichten.
(…)”
2.14.
De brief van de [buitenlands(e)] notaris waarover [gedaagde sub 4] in haar brief van 30 september 2008 schrijft is gedateerd op 8 augustus 2008. In de brief van de notaris staat dat hij het vonnis en de vertaling daarvan niet heeft ontvangen, dat hij nog nadere stukken (waaronder een verklaring van [naam 2] en [eiseres] dat zij in het vonnis van de rechtbank berusten) nodig heeft, en dat [eiseres] nog een bedrag van € 4.458,00 moest betalen dat zij ondanks aanmaningen daartoe nog steeds niet had betaald.
2.15.
Op 21 oktober 2008 heeft [eiseres] het bedrag van € 4.458,00 aan de notaris betaald.
2.16.
Op 24 oktober 2008 schreef de secretaresse van [gedaagde sub 4] aan mr. [naam 5] , voor zover hier van belang:
(…)
Ter kennisneming zend ik u hierbij kopie van de vertaling van het vonnis en de betekening daarvan. Het origineel is vandaag aan notaris [naam 6] in [buitenland] gestuurd.
(…)”
2.17.
Op 27 oktober 2008 heeft [gedaagde sub 4] aan mr. [naam 5] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…)
Vanochtend heeft u mij telefonisch gevraagd mijn bevindingen terzake het dossier [naam 1] schriftelijk voor u uiteen te zetten, bij deze.
(…)
Op verzoek van notaris [naam 6] is een aantal stukken, waaronder een vonnis van de rechtbank Amsterdam dd 28 november 2007, vertaald en aan genoemde notaris verzonden.
Na ontvangst van de stukken zou een volmacht ter ondertekening voor mevrouw [naam 2] - [naam 1] , volgen, zo is ons kantoor toegezegd.
Diverse rapellen, teneinde de notaris tot actie te bewegen, hebben we doen uitgaan echter zonder resultaat. (…)
Eerst in augustus dit jaar kwam gemelde notaris terug op onze berichtgeving uit januari van dit jaar, en stelde aanvullende eisen voor wat betreft aan te leveren documenten.
Deze documenten zijn na vertaling eind oktober door ons kantoor aan de notaris aangeleverd.
(…)
Onze ervaring op het gebied van [buitenlands(e)] recht qua nalatenschappen, is dat [buitenlands(e)] notarissen in het algemeen geen prioriteit stellen aan de afhandeling van nalatenschappen. (…)
Uiteraard is het in een dergelijk geval mogelijk de zaak bij de betreffende notaris weg te halen en bij een ander onder te brengen. In dat laatste geval zul je echter van voorafaan moeten beginnen bij die opvolgende notaris en alle stukken wederom dienen te vertalen (let wel: beëdigd). De [buitenlands(e)] notaris zal, zo is onze ervaring, het dossier namelijk niet retourneren. (…)”
2.18.
Op 29 oktober 2008 vond het kort geding tussen [naam 2] en [eiseres] plaats. Na afloop daarvan heeft mr. [naam 5] aan [gedaagde sub 4] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…)
De rechter nam het mevrouw [naam 1] - [eiseres] wel kwalijk dat er nog geen zorg gedragen is voor het “ [verklaring in de buitenlandse taal] ” welke verklaring, zo begrijp ik, na ondertekening door mevrouw [naam 2] - [naam 1] , eveneens beëdigd dient te worden vertaald.
(…)
Kunt u mij meedelen of u een akte van berusting hebt opgesteld en die hebt toegestuurd aan mr. [naam 7] ?
(…)”
2.19.
In reactie op de e-mail van 29 oktober schrijft [gedaagde sub 4] op 30 oktober 2008 aan mr. [naam 5] , voor zover hier van belang:
“(…)
Bijgaand een door mij opgestelde akte van berusting.
(…)”
2.20.
Bij vonnis van 13 november 2008 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam [eiseres] veroordeeld om binnen een maand na betekening van het vonnis zorg te dragen voor een door een door haar aan te wijzen notaris op te stellen akte van verdeling van de woning, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag met een maximum van € 80.000,00.
2.21.
Mr. [naam 5] heeft het vonnis van 13 november 2008 op 14 november 2008 aan [gedaagde sub 4] toegestuurd.
2.22.
Het vonnis van 13 november 2008 is op 17 november 2008 aan [eiseres] betekend.
2.23.
[naam 2] heeft de akte van berusting op 25 november 2008 getekend. [gedaagde sub 4] heeft de akte van berusting op 28 november 2008 aan [naam 6] gestuurd en op 16 december 2008 ontvingen [eiseres] en [gedaagde sub 4] de akte van verdeling van [naam 6] .
2.24.
Na ontvangst van de akte van verdeling schreef mr. [naam 5] op 16 december 2008 aan [gedaagde sub 4] , voor zover hier van belang:
“(…)
Van mevrouw [naam 1] - [eiseres] ontving ik de door de notaris aan haar toegestuurde akte met het aanvullende betalingsverzoek. Mijn expertise in kwesties als deze is nihil. Ik verzoek u vriendelijk de conceptakte zo snel mogelijk toe te sturen aan de heer mr. [naam 7] , voorzien van een toelichting, zodat een en ander niet ffout kan lopen en hij goed geïnformeerd is.
(…)”
2.25.
Op 18 december 2008 schreef [gedaagde sub 4] aan mr. [naam 5] , voor zover hier van belang:
“(…)
Zoals ik u telefonisch al meedeelde dienen de volmachten in het bijzijn van een notaris geparafeerd en ondertekend te worden en vervolgens, voorzien van een apostille, aan mij te worden geretourneerd.
(…)”
2.26.
Op 5 januari 2009 ontving mr. [naam 5] een e-mail van de notaris van de moeder van [naam 2] . In deze e-mail staat, voor zover hier van belang:
“(…)
Van mevrouw [naam 1] - [eiseres] hebben wij begrepen dat de [buitenlandstalige] akte die zij in december 2008 heeft getekend betreffende onroerend goed in [buitenland] , ook door mevrouw [naam 8] - [naam 1] getekend moet worden.
(…)
[naam 4] advocaten meldde mij geen bemoeienis te hebben met deze zaak. Kunt u mij de tekst van de akte in Word aanleveren?
(…)”
2.27.
Op 6 januari 2009 heeft mr. [naam 5] aan [gedaagde sub 4] verzocht om de akte (van volmacht) in Word aan hem toe te zenden.
2.28.
In reactie daarop heeft [gedaagde sub 4] op 6 januari 2009 geschreven dat zij daartoe bereid is, echter alleen indien [eiseres] de kosten daarvan betaalt.
2.29.
[naam 8] heeft de akte van volmacht op 7 januari 2009 ondertekend.
2.30.
Op 5 februari 2009 heeft [gedaagde sub 4] aan mr. [naam 5] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…)
Via deze mail informeren wij u dat wij gisteren twee getekende akten (de een getekend door mevrouw [eiseres] en de ander door mw [naam 8] , voorzien van een apostille, zonden aan [naam 6] , notaris te [plaats 3] .
(…)”
2.31.
Op 12 februari 2009 is de akte van verdeling gepasseerd.
2.32.
[eiseres] heeft de maximale dwangsom van € 80.000,00 verbeurd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat [gedaagden] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 104.854,12, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagden] tekortgeschoten zijn in de nakoming van de overeenkomst van opdracht die zij hebben gesloten met [eiseres] door niet te hebben gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat of juridisch adviseur mag worden verwacht. [gedaagden] zijn gehouden de schade die [eiseres] als gevolg daarvan heeft geleden te vergoeden, aldus steeds [eiseres] .
3.3.
[gedaagden] betwisten dat zij tekortgeschoten zijn in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. De opdracht hield een inspanningsverplichting in. [gedaagden] hebben aan deze verplichting voldaan. Mocht er al sprake zijn van enige tekortkoming, dan bestaat er geen causaal verband tussen deze tekortkoming en de schade van [eiseres] . Indien dit wel zo is, dan dient de schade op grond van eigen schuld voor rekening van [eiseres] te blijven, aldus steeds [gedaagden]
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat [eiseres] een dwangsom van € 80.000,00 verschuldigd is geworden nu zij niet tijdig heeft voldaan aan haar verplichting op grond van het kortgedingvonnis van 13 november 2008 om binnen een maand na betekening van dat vonnis zorg te dragen voor een door een door haar aan te wijzen notaris op te stellen akte van verdeling van de woning. Uit de door mr. [naam 9] ter comparitie overgelegde stukken blijkt dat [eiseres] deze dwangsom ook daadwerkelijk heeft betaald.
4.2.
De vraag die partijen verdeeld houdt is of [gedaagden] aansprakelijk zijn voor het verschuldigd worden van de dwangsom. Om die vraag te kunnen beantwoorden dient allereerst vast komen te staan wat de overeenkomst van opdracht inhield die partijen hebben gesloten.
4.3.
[eiseres] heeft gesteld dat zij aan [gedaagden] de opdracht heeft gegeven om (het [buitenlands(e)] deel van) de afwikkeling van de nalatenschap van de woning te regelen. [gedaagden] hebben dit betwist. Volgens hen was aan hen slechts de opdracht -in de vorm van een inspanningsverplichting- gegeven om het kortgedingvonnis van 28 november 2007 te laten vertalen en aan notaris [naam 6] toe te sturen zodat hij ervoor kon zorgen dat de juiste akten werden opgesteld om aan het vonnis te voldoen.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. In de als productie 2 bij conclusie van antwoord overgelegde brief van 16 februari 2007 heeft mr. [naam 3] geschreven dat Advocatenkantoor [naam 4] van [eiseres] opdracht heeft gekregen om de [buitenlands(e)] aspecten die aan de nalatenschap verbonden waren, te regelen. De rechtbank stelt dan ook vast dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagden] de [buitenlands(e)] aspecten die aan de nalatenschap verbonden waren, zouden regelen. Nu de woning ook onder de nalatenschap viel, viel het derhalve onder de opdracht van [gedaagden] om de [buitenlands(e)] aspecten die aan de afwikkeling van de verdeling daarvan verbonden waren, te regelen.
4.5.
De volgende vraag die dient te worden beantwoord is of [gedaagden] in de nakoming van die overeenkomst van opdracht tekortgeschoten zijn, door niet te handelen zoals van een redelijk handelend advocaat of juridisch adviseur verwacht mag worden, met name door niet urgent te handelen waar dat geboden was.
4.6.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. In het kader van de opdracht heeft mr. [naam 5] op 9 januari 2008 verzocht om het op 8 januari 2008 betekende vonnis, waarin [naam 2] veroordeeld was om binnen twee maanden na betekening van het vonnis haar medewerking te verlenen aan het ondertekenen van een door een door [eiseres] in te schakelen notaris op te stellen akte van verdeling, aan [gedaagde sub 4] verzonden met het verzoek dit vonnis en de vertaling daarvan aan de [buitenlands(e)] notaris te zenden opdat hij de akte van verdeling aan mr. [naam 7] (de raadsman van [naam 2] ) kon zenden. Gelet op de opdracht mocht van [gedaagde sub 4] verwacht worden dat zij alles wat in haar macht lag in het werk zou stellen om ervoor zorg te dragen dat [naam 2] , althans haar vertegenwoordigster, uiterlijk op 8 maart 2008 de akte van verdeling kon ondertekenen. De rechtbank is van oordeel dat zij er niet alles aan heeft gedaan om dit te bewerkstelligen. Toen zij na toezending van het vonnis en de vertaling daarvan geen reactie ontving van de [buitenlands(e)] notaris, heeft zij volstaan met enkele rappels per fax. Van haar mocht verwacht worden dat zij, zeker toen de termijn van 8 maart 2008 dreigde te verstrijken, ook op andere wijze contact met de notaris zou hebben geprobeerd te krijgen, bijvoorbeeld door te bellen of te e-mailen, om de notaris van de urgentie te overtuigen. Zij is hiertoe pas overgegaan toen zij op 23 juni 2008 een e-mail ontving van mr. [naam 5] waarin hij een e-mail van mr. [naam 7] doorstuurde die zich erover beklaagde dat hij nog altijd geen akte van verdeling had ontvangen en waarin hij met rechtsmaatregelen dreigde. Door zo lang te wachten met het op actieve wijze zoeken van contact met de [buitenlands(e)] notaris heeft het proces om voor een akte van verdeling te zorgen enkele maanden vertraging opgelopen.
Toen (het kantoor van) [gedaagde sub 4] de brief van 8 augustus 2008 van de [buitenlands(e)] notaris ontving, waarin hij (onder meer) schreef dat hij de op 22 januari 2008 door [gedaagde sub 4] toegestuurde stukken nimmer had ontvangen, dat hij bovendien meer stukken nodig had (waaronder een verklaring van [naam 2] en [eiseres] dat zij in het vonnis van de rechtbank berusten en een exequatur van het vonnis) en dat [eiseres] nog een bedrag van € 4.458,00 aan hem verschuldigd was, lag het dan ook op de weg van [gedaagde sub 4] om direct actie te ondernemen door het opstellen en toezenden van de gevraagde stukken aan de [buitenlands(e)] notaris en het doorsturen van de brief aan mr. [naam 5] , ook omdat zij wist dat mr. [naam 7] inmiddels al tweemaal had gedreigd met het treffen van rechtsmaatregelen en snel handelen dus geboden was. Ook dit heeft zij nagelaten. Pas nadat mr. [naam 7] werkelijk een kortgedingdagvaarding jegens [eiseres] had uitgebracht op 29 september 2008, hetgeen mr. [naam 5] per e-mail van diezelfde dag aan [gedaagde sub 4] heeft laten weten, heeft zij de brief van 8 augustus 2008 op 30 september 2008 aan mr. [naam 5] doorgestuurd en heeft zij geschreven dat er inmiddels actie werd ondernomen om een nieuwe vertaling van het vonnis en het betekeningsexploot te verkrijgen. Het proces om een akte van verdeling te krijgen heeft derhalve (wederom) stilgelegen vanaf het moment van ontvangst door [gedaagde sub 1] van de brief van de notaris medio augustus 2008 tot en met 30 september 2008. Nu de [buitenlands(e)] notaris specifiek had verzocht om naast een vertaling van het vonnis en het betekeningsexploot ook een akte van berusting toe te sturen, lag het op de weg van [gedaagde sub 4] om deze zo snel mogelijk op te stellen en aan mr. [naam 5] te sturen ter ondertekening door [eiseres] en [naam 2] . Ook dit heeft zij nagelaten. Hoewel zij heeft gesteld dat zij direct na ontvangst van de brief van de notaris een akte van berusting heeft opgesteld, heeft zij nagelaten deze aan mr. [naam 5] te doen toekomen. Pas nadat mr. [naam 5] op 29 oktober 2008 na afloop van het kort geding dat inmiddels had plaatsgevonden per e-mail aan [gedaagde sub 4] vroeg of zij inmiddels al een akte van berusting had opgesteld, stuurde zij deze een dag later aan hem toe ter ondertekening.
Nadat zij de getekende akte van berusting retour ontving, op 25 november 2008, heeft zij wel adequaat gehandeld door deze op 28 november 2008 aan de [buitenlands(e)] notaris te zenden. Ook toen zij op 16 december 2008 de concept-akte van verdeling en de volmachten die nodig waren voor het passeren daarvan van de [buitenlands(e)] notaris ontving heeft zij juist gehandeld. Immers, op 18 december 2008 heeft zij aan mr. [naam 5] laten weten dat de volmachten (voor [eiseres] en [naam 2] ) in het bijzijn van een notaris geparafeerd en ondertekend moesten worden (aan de zijde van [naam 2] door haar moeder en vertegenwoordigster mevrouw [naam 1] - [naam 8] ) en vervolgens voorzien van een apostille aan haar moesten worden geretourneerd.
Daarna echter, mocht van [gedaagde sub 4] verwacht worden dat zij, op het moment dat zij de ondertekende en van een apostille voorziene volmachten retour ontving, deze direct door zou sturen naar de [buitenlands(e)] notaris, temeer omdat mr. [naam 5] haar inmiddels het vonnis in kort geding had toegestuurd, waarin [eiseres] op straffe van verbeurte van een dwangsom was veroordeeld om binnen een maand na betekening van het vonnis zorg te dragen voor een akte van verdeling. Ook dit heeft [gedaagde sub 4] nagelaten. Hoewel zij niet heeft betwist dat zij de volmachten op 7 januari 2009 retour heeft ontvangen, heeft zij deze pas een maand later, namelijk op 5 februari 2009, naar de [buitenlands(e)] notaris verzonden, waarna de akte van verdeling op 12 februari 2009 gepasseerd kon worden.
4.7.
De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat [gedaagde sub 4] , met name daar waar zij heeft nagelaten (tijdig) te handelen waar dat geboden was, niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan. Aldus zijn [gedaagden] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht.
4.8.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of dit tekortschieten heeft geleid tot de schade die [eiseres] heeft geleden, zoals [eiseres] heeft gesteld. [gedaagden] hebben dit betwist. Volgens hen is alle schade die door [eiseres] is geleden veroorzaakt door het kort geding dat heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2008, terwijl het niet aan hun handelen te wijten is dat [naam 2] dit kort geding is gestart.
4.9.
[gedaagden] hebben hiertoe ten eerste gesteld dat het kort geding nooit zou hebben plaatsgevonden wanneer [eiseres] dan wel mr. [naam 5] strakke termijnen zouden hebben gehanteerd na het verzoek van 9 januari 2008 en bijvoorbeeld besloten zouden hebben om een andere notaris aan te stellen. Mr. [naam 5] was immers degene die de regie voerde. Bovendien was de notaris geen hulppersoon van [gedaagden] , maar autonoom werkend en aangesteld door [eiseres] . Dat blijkt ook uit het feit dat de notaris zijn rekeningen rechtstreeks naar [eiseres] stuurde, aldus steeds [gedaagden] [eiseres] heeft hiertegen aangevoerd dat niet mr. [naam 5] , maar [gedaagden] de regie voerden over de afwikkeling van het [buitenlands(e)] deel van de nalatenschap. Zij waren ook degenen die de notaris hebben aangesteld. [gedaagden] hebben bovendien geadviseerd om geen andere notaris in te schakelen, aldus steeds [eiseres] .
4.10.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Gelet op de opdracht die [eiseres] aan [gedaagden] had gegeven, mocht van [gedaagden] worden verwacht dat zij (meer in het bijzonder [gedaagde sub 4] ) -na ontvangst van het vonnis en het betekeningsexploot op 9 januari 2008- de leidende rol in de afwikkeling van het [buitenlands(e)] deel van de nalatenschap op zich zouden nemen. De opdracht die [eiseres] immers had gegeven was om de [buitenlands(e)] aspecten die aan de nalatenschap verbonden waren, te regelen. Het lag dan ook op de weg van [gedaagden] om op actieve wijze contact te onderhouden met de [buitenlands(e)] notaris, ongeacht de vraag door wie de [buitenlands(e)] notaris was ingeschakeld. Door dit na te laten, ook overigens niet actief te handelen waar dat van hen verwacht mocht worden (zoals meer uitgebreid omschreven in r.o. 4.6.) en te adviseren om geen andere notaris in te schakelen, was de akte van verdeling een half jaar nadat deze had moeten zijn ondertekend volgens het vonnis van 28 november 2007 nog altijd niet opgesteld, als gevolg waarvan het kort geding is gestart. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook aan het (onvoldoende adequaat) handelen van [gedaagden] te wijten geweest dat het kort geding is gestart door [naam 2] . Ook nadat [gedaagde sub 4] met de inhoud van het kortgedingvonnis bekend was geworden, en dus wist dat [eiseres] een dwangsom zou verbeuren als niet binnen een maand na betekening van het vonnis zou zijn zorggedragen voor een akte van verdeling, hebben [gedaagden] niet gehandeld zoals van hen verwacht mocht worden, als gevolg waarvan de maximale dwangsom is verbeurd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [eiseres] , als gevolg van het handelen door [gedaagden] , schade heeft geleden.
4.11.
De volgende vraag die beantwoord moet worden is hoe hoog de schade is die [eiseres] heeft geleden. [eiseres] heeft een bedrag van € 104.854,12 aan schadevergoeding gevorderd, bestaande uit een bedrag van € 80.000,00 aan verbeurde dwangsommen, de proceskosten van de kort gedingen op 29 oktober 2008 en 4 juni 2009, € 8.000,00 terzake de kosten van inschakeling van mr. [naam 5] en een bedrag van € 3.485,75 ter zake van buitengerechtelijke kosten die verband houden met de inschakeling van mr. [naam 9] . [gedaagden] hebben de gestelde schade betwist. Ten aanzien van de verbeurde dwangsommen hebben zij aangevoerd dat niet is aangetoond dat [eiseres] de verbeurde dwangsommen ook daadwerkelijk heeft betaald. Ten aanzien van de proceskosten hebben zij aangevoerd dat [eiseres] niet heeft onderbouwd waarom de proceskostenveroordelingen in de kortgedingvonnissen het gevolg zijn van een fout van [gedaagden] en voorts dat blijkens het kortgedingvonnis van 4 juni 2009 slechts een bedrag van € 408,00 ziet op het aspect van de dwangsommen. [gedaagden] betwisten ook het causaal verband tussen een tekortkoming van [gedaagden] en de gestelde kosten voor inschakeling van mr. [naam 5] . Tenslotte hebben zij aangevoerd dat [eiseres] het bedrag van € 3.485,75 door haar verzekeraar vergoed heeft gekregen en dat er bovendien geen sprake is van redelijke kosten ter vergoeding buiten rechte.
4.12.
De rechtbank overweegt als volgt. Ter comparitie heeft mr. [naam 9] namens [eiseres] een bankafschrift en brief overgelegd waaruit blijkt dat [eiseres] de door haar verbeurde dwangsom van € 80.000,00 ook daadwerkelijk heeft betaald. De rechtbank zal de vordering voor zover die ziet op dit bedrag dan ook toewijzen. Nu het eerste kort geding heeft plaatsgevonden als gevolg van het (onvoldoende adequaat) handelen door [gedaagden] , worden de gevorderde proceskosten van dat kort geding, bestaande uit een bedrag van
€ 1.159,61 toegewezen. De vordering tot vergoeding van de proceskosten van het kort geding van 4 juni 2009 worden afgewezen, nu de tekortkoming van [gedaagden] in onvoldoende rechtstreeks verband staat met die kosten. Ook de gevorderde kosten voor inschakeling van mr. [naam 5] worden afgewezen. Immers, het tekortschieten van [gedaagden] heeft niet geleid tot het inschakelen van mr. [naam 5] , hij was al ingeschakeld voordat [gedaagden] tekortschoten in de nakoming van de overeenkomst. Tenslotte worden de gevorderde buitengerechtelijke kosten afgewezen. De rechtbank hanteert bij een vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten als uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
[eiseres] stelt wel dat de gevorderde kosten zijn gemaakt, maar laat na een afdoende omschrijving van de verrichtingen te geven, anders dan die ter voorbereiding van de processtukken en ter instructie van de zaak. De rechtbank gaat dan ook ervan uit dat vóór de aanvang van het geding geen andere of meer kosten zijn gemaakt dan die welke ter voorbereiding van een geding in het algemeen redelijk en noodzakelijk zijn. Voor dergelijke kosten pleegt het bepaalde in de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering al een vergoeding in te sluiten. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten daarom afwijzen.
4.13.
De rechtbank stelt dan ook vast dat [eiseres] , als gevolg van het tekortschieten door [gedaagden] , schade heeft geleden ter hoogte van € 81.159,61.
4.14.
[gedaagden] hebben zich op het standpunt gesteld dat (een deel van) deze schade voor rekening van [eiseres] moet blijven wegens eigen schuld, hetgeen door [eiseres] is betwist. Volgens [gedaagden] heeft [eiseres] in belangrijke mate zelf bijgedragen aan het ontstaan van de schade, althans had zij die kunnen voorkomen of beperken. Zo heeft [eiseres] [gedaagden] , gelet op de voorgeschiedenis van procedures tussen [eiseres] en [naam 2] , onvoldoende geïnstrueerd over de vereiste voortgang, heeft [eiseres] in het kort geding op 29 oktober 2008 onvoldoende aangevoerd om te voorkomen dat haar een te korte termijn voor levering zou worden gesteld en heeft [eiseres] bovendien geen hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Voorts heeft [eiseres] de [buitenlands(e)] notaris ingeschakeld en ervoor gekozen om ondanks de vertraging geen andere notaris in te schakelen en ten slotte heeft [eiseres] de facturen van de notaris niet tijdig voldaan, hetgeen ervoor gezorgd heeft dat de notaris geen werkzaamheden verrichtte, aldus steeds [gedaagden]
4.15.
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, was het aan [gedaagden] om de [buitenlands(e)] aspecten die aan de afwikkeling van de verdeling daarvan verbonden waren, te regelen. Het lag dan ook op hun weg om hierin de voortgang te bewaken, ook als zij niet ervan op de hoogte waren dat er eerdere procedures waren geweest tussen [eiseres] en [naam 2] . Ook de stelling dat [eiseres] onvoldoende zou hebben aangevoerd in het kort geding leidt er niet toe dat [eiseres] eigen schuld aan het ontstaan van de schade heeft. Immers, de schade is niet ontstaan door de uitkomst van het kort geding, maar door de vertraging in het proces tot het verkrijgen van de akte van verdeling. De vraag wie de [buitenlands(e)] notaris heeft ingeschakeld doet naar het oordeel van de rechtbank niet ter zake. Het was aan [gedaagden] om de [buitenlands(e)] aspecten van de afwikkeling van de nalatenschap te verzorgen. Het lag dan ook op hun weg om het contact met de [buitenlands(e)] notaris te onderhouden. Dat [eiseres] geen andere notaris heeft ingeschakeld kan haar in het kader van de eigen schuld vraag ook niet worden tegengeworpen, nu haar raadsman in de zaak tegen [naam 2] herhaaldelijk bij [gedaagde sub 4] heeft aangekaart dat wellicht een andere notaris zou moeten worden ingeschakeld, hetgeen door [gedaagde sub 4] uitdrukkelijk afgeraden is. Tenslotte is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat de notaris geen werkzaamheden heeft verricht als gevolg van het niet voldoen van de factuur door [eiseres] . Uit de stukken komt naar voren dat hij de brief met daarin het verzoek om werkzaamheden te verrichten, simpelweg niet heeft ontvangen en daarom geen werkzaamheden heeft verricht. Dat, toen hij die brief wel ontving, bleek dat [eiseres] een of meer facturen niet had betaald, doet daaraan niet af. Hij heeft immers niet, althans dat is de rechtbank niet gebleken, de voorwaarde gesteld in zijn brief van 8 augustus 2008 dat hij pas weer werkzaamheden zou gaan verrichten op het moment dat [eiseres] die factuur zou betalen. Van eigen schuld aan de zijde van [eiseres] is derhalve, naar het oordeel van de rechtbank, geen sprake.
4.16.
Voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 81.159,61.
4.17.
[eiseres] heeft gevorderd dit bedrag te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2012. [gedaagden] hebben hiertegen geen verweer gevoerd zodat dit zal worden toegewezen.
4.18.
[eiseres] heeft voorts gevorderd om de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [gedaagden] hebben zich hiertegen verzet, omdat zij vrezen dat eventuele bedragen die zij moeten betalen na een procedure in hoger beroep niet meer verhaalbaar zijn, terwijl dat andersom niet het geval is omdat [gedaagden] voor beroepsaansprakelijkheid zijn verzekerd. Indien de rechtbank daar anders over zou denken, dan verzoekt zij om [eiseres] te veroordelen tot het stellen van een bankgarantie.
4.19.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] hun vrees dat [eiseres] niet in staat zou zijn om het bedrag na een andersluidend vonnis in hoger beroep terug te betalen, onvoldoende hebben onderbouwd. Om die reden worden de verzoeken om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren dan wel om [eiseres] te veroordelen tot het stellen van een bankgarantie, afgewezen.
4.20.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
  • dagvaarding € 90,64
  • griffierecht 1.436,00
  • salaris advocaat
Totaal € 4.368,64

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 81.159,61 (eenentachtigduizendhonderdennegenenvijftig euro en eenenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 1 mei 2012 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 4.368,64,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Aalders en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2013.