De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. In het kader van de opdracht heeft mr. [naam 5] op 9 januari 2008 verzocht om het op 8 januari 2008 betekende vonnis, waarin [naam 2] veroordeeld was om binnen twee maanden na betekening van het vonnis haar medewerking te verlenen aan het ondertekenen van een door een door [eiseres] in te schakelen notaris op te stellen akte van verdeling, aan [gedaagde sub 4] verzonden met het verzoek dit vonnis en de vertaling daarvan aan de [buitenlands(e)] notaris te zenden opdat hij de akte van verdeling aan mr. [naam 7] (de raadsman van [naam 2] ) kon zenden. Gelet op de opdracht mocht van [gedaagde sub 4] verwacht worden dat zij alles wat in haar macht lag in het werk zou stellen om ervoor zorg te dragen dat [naam 2] , althans haar vertegenwoordigster, uiterlijk op 8 maart 2008 de akte van verdeling kon ondertekenen. De rechtbank is van oordeel dat zij er niet alles aan heeft gedaan om dit te bewerkstelligen. Toen zij na toezending van het vonnis en de vertaling daarvan geen reactie ontving van de [buitenlands(e)] notaris, heeft zij volstaan met enkele rappels per fax. Van haar mocht verwacht worden dat zij, zeker toen de termijn van 8 maart 2008 dreigde te verstrijken, ook op andere wijze contact met de notaris zou hebben geprobeerd te krijgen, bijvoorbeeld door te bellen of te e-mailen, om de notaris van de urgentie te overtuigen. Zij is hiertoe pas overgegaan toen zij op 23 juni 2008 een e-mail ontving van mr. [naam 5] waarin hij een e-mail van mr. [naam 7] doorstuurde die zich erover beklaagde dat hij nog altijd geen akte van verdeling had ontvangen en waarin hij met rechtsmaatregelen dreigde. Door zo lang te wachten met het op actieve wijze zoeken van contact met de [buitenlands(e)] notaris heeft het proces om voor een akte van verdeling te zorgen enkele maanden vertraging opgelopen.
Toen (het kantoor van) [gedaagde sub 4] de brief van 8 augustus 2008 van de [buitenlands(e)] notaris ontving, waarin hij (onder meer) schreef dat hij de op 22 januari 2008 door [gedaagde sub 4] toegestuurde stukken nimmer had ontvangen, dat hij bovendien meer stukken nodig had (waaronder een verklaring van [naam 2] en [eiseres] dat zij in het vonnis van de rechtbank berusten en een exequatur van het vonnis) en dat [eiseres] nog een bedrag van € 4.458,00 aan hem verschuldigd was, lag het dan ook op de weg van [gedaagde sub 4] om direct actie te ondernemen door het opstellen en toezenden van de gevraagde stukken aan de [buitenlands(e)] notaris en het doorsturen van de brief aan mr. [naam 5] , ook omdat zij wist dat mr. [naam 7] inmiddels al tweemaal had gedreigd met het treffen van rechtsmaatregelen en snel handelen dus geboden was. Ook dit heeft zij nagelaten. Pas nadat mr. [naam 7] werkelijk een kortgedingdagvaarding jegens [eiseres] had uitgebracht op 29 september 2008, hetgeen mr. [naam 5] per e-mail van diezelfde dag aan [gedaagde sub 4] heeft laten weten, heeft zij de brief van 8 augustus 2008 op 30 september 2008 aan mr. [naam 5] doorgestuurd en heeft zij geschreven dat er inmiddels actie werd ondernomen om een nieuwe vertaling van het vonnis en het betekeningsexploot te verkrijgen. Het proces om een akte van verdeling te krijgen heeft derhalve (wederom) stilgelegen vanaf het moment van ontvangst door [gedaagde sub 1] van de brief van de notaris medio augustus 2008 tot en met 30 september 2008. Nu de [buitenlands(e)] notaris specifiek had verzocht om naast een vertaling van het vonnis en het betekeningsexploot ook een akte van berusting toe te sturen, lag het op de weg van [gedaagde sub 4] om deze zo snel mogelijk op te stellen en aan mr. [naam 5] te sturen ter ondertekening door [eiseres] en [naam 2] . Ook dit heeft zij nagelaten. Hoewel zij heeft gesteld dat zij direct na ontvangst van de brief van de notaris een akte van berusting heeft opgesteld, heeft zij nagelaten deze aan mr. [naam 5] te doen toekomen. Pas nadat mr. [naam 5] op 29 oktober 2008 na afloop van het kort geding dat inmiddels had plaatsgevonden per e-mail aan [gedaagde sub 4] vroeg of zij inmiddels al een akte van berusting had opgesteld, stuurde zij deze een dag later aan hem toe ter ondertekening.
Nadat zij de getekende akte van berusting retour ontving, op 25 november 2008, heeft zij wel adequaat gehandeld door deze op 28 november 2008 aan de [buitenlands(e)] notaris te zenden. Ook toen zij op 16 december 2008 de concept-akte van verdeling en de volmachten die nodig waren voor het passeren daarvan van de [buitenlands(e)] notaris ontving heeft zij juist gehandeld. Immers, op 18 december 2008 heeft zij aan mr. [naam 5] laten weten dat de volmachten (voor [eiseres] en [naam 2] ) in het bijzijn van een notaris geparafeerd en ondertekend moesten worden (aan de zijde van [naam 2] door haar moeder en vertegenwoordigster mevrouw [naam 1] - [naam 8] ) en vervolgens voorzien van een apostille aan haar moesten worden geretourneerd.
Daarna echter, mocht van [gedaagde sub 4] verwacht worden dat zij, op het moment dat zij de ondertekende en van een apostille voorziene volmachten retour ontving, deze direct door zou sturen naar de [buitenlands(e)] notaris, temeer omdat mr. [naam 5] haar inmiddels het vonnis in kort geding had toegestuurd, waarin [eiseres] op straffe van verbeurte van een dwangsom was veroordeeld om binnen een maand na betekening van het vonnis zorg te dragen voor een akte van verdeling. Ook dit heeft [gedaagde sub 4] nagelaten. Hoewel zij niet heeft betwist dat zij de volmachten op 7 januari 2009 retour heeft ontvangen, heeft zij deze pas een maand later, namelijk op 5 februari 2009, naar de [buitenlands(e)] notaris verzonden, waarna de akte van verdeling op 12 februari 2009 gepasseerd kon worden.