Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 9 januari 2013, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 6 maart 2013, met de daarin genoemde stukken, waaronder een akte wijziging van eis aan de zijde van [eiser].
2.De feiten
[A], Misdaadverslaggeveruitgezonden. De titel van deze aflevering was “de Huurmoorden” (hierna: de aflevering).
Onderwerp van de aflevering was de mogelijke betrokkenheid van [eiser] en zijn echtgenote bij de voorbereiding van een drietal huurmoorden.
“De 25 meest schokkende verborgen cameraonthullingen”.Dit programma is op 3 juli 2007 herhaald.
“De 25 meest schokkende verborgen cameraonthullingen”in 2007, contact opgenomen met SBS, met de producent van [A], Endemol Nederland .B.V. (hierna Endemol) en met [A].
Naar aanleiding van de daaruit voorvloeiende contacten heeft SBS bij e-mail van 30 oktober 2007 aan de advocaat van [eiser] als volgt bericht:
“De 25 meest schokkende verborgen cameraonthullingen”uitgezonden, waarin aan de aflevering ontleende beelden van de familie [eiser en naam 1,2,3] waren te zien.
Ter terechtzitting op 24 juni 2008 is tussen partijen een schikking tot stand gekomen die in het proces-verbaal van de zitting is vastgelegd. De schikking houdt, voor zover van belang, in:
“15 jaar [A] misdaadverslaggever”(hierna: de jubileumuitzending). Op 16 december 2010 om 23:10 uur heeft SBS een zogenoemde bumper (een verkorte versie van een promo) uitgezonden ter promotie van de jubileumuitzending.
De promo en de bumper bevatten onder meer materiaal van de opname met verborgen camera met [naam 1] en [naam 2] en met [naam 3], afkomstig uit de aflevering.
De advocaat van de familie [eiser en naam 1,2,3] heeft vervolgens aangekondigd tot incasso van € 75.000,00 over te gaan, maar de executiemaatregelen, in afwachting van een door SBS aan te spannen executiegeding, op te schorten.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bovendien zo stelt SBS zijn de beelden in de promo en de bumper zodanig kort dat de betrokkenen niet zijn te herkennen. De schikking is getroffen met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de familie [eiser en naam 1,2,3]. Van inbreuk daarop is door deze korte flitsen geen sprake.
De schikkingovereenkomst dient zo uitgelegd te worden dat onder het verbod niet ook dit soort korte flitsen is begrepen.
“De 25 meest schokkende verborgen cameraonthullingen”.Aannemelijk is dat partijen bij het tot stand komen van de overeenkomst zich van de mogelijkheid van de vertoning van korte flitsen in bumpers en promo’s niet volledig bewust zijn geweest. De vraag die dan beantwoord moet worden is of partijen indien zij zich daarvan wel bewust waren geweest ter zake een afwijkend beding zouden hebben opgenomen. SBS heeft niets gesteld dat aannemelijk zou kunnen maken dat zij in dat geval een voorbehoud voor korte flitsen zou hebben gemaakt c.q. dat de familie [eiser en naam 1,2,3] met een dergelijk voorbehoud zou hebben ingestemd.
Uit de stellingen van SBS, zoals daarvan blijkt uit de pleitnota voor het kort geding, komt eerder naar voren dat SBS de overtuiging had dat er geen inbreuken meer mogelijk waren en dat zij daarom bereid was een hoge boete te accepteren. Haar advocaat heeft immers gesteld op pagina 2 van de pleitnota:
Anders dan SBS is de rechtbank echter van oordeel dat de beelden, zoals die tijden de comparitie zijn getoond, niet van dien aard zijn dat daarop niet ten minste één van de betrokken personen ([naam 2]) goed herkenbaar is. Daarmee is in beginsel voldaan aan de vereisten voor het verbeuren van de boete.
De rechtbank is van oordeel dat SBS het risico heeft te dragen van de wijze waarop zij haar bedrijfsvoering heeft ingericht. Een reden om de boete niet of slechts gedeeltelijk toe te wijzen kan in het geen SBS heeft aangevoerd niet worden gevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank is er onder die omstandigheden geen sprake van een situatie waarin de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de boete wordt gematigd.
Hiervoor in rechtsoverweging 4.9 heeft de rechtbank overwogen dat matiging van de boete op de voet van artikel 6:94 BW niet aan de orde is, omdat de billijkheid zodanige matiging niet klaarblijkelijk eist. Niet valt in te zien dat toepassing van een boetebeding waarvan de matiging door de billijkheid niet klaarblijkelijk wordt geëist, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou kunnen zijn.
SBS heeft de rentevordering bestreden op de grond dat “het verschuldigde boetebedrag” te onbepaald is en op de grond dat er geen reden is om rente toe te wijzen vanaf 17 december 2010, omdat SBS er vanaf het kortgedingvonnis vanuit mocht gaan dat zij niet meer aan [eiser] verschuldigd was dan door de kortgedingrechter was toegewezen.
heeft niet gesteld waarom de rente zou moeten worden toegewezen vanaf 17 december 2010. Rente is verschuldigd vanaf het moment dat de schuldenaar in verzuim is. Nu de vordering niet betreft een schadevergoeding wegens onrechtmatige daad maar de nakoming van een verbintenis uit overeenkomst, is er geen wettelijke grond de rente op een ander tijdstip te doen ingaan dan het moment waarop SBS, na ingebrekestelling, in verzuim is geraakt. [eiser] heeft niet gesteld wanneer SBS in gebreke is gesteld. Uit de omstandigheid dat SBS zich genoodzaakt zag een executiegeschil aan te spannen kan echter worden afgeleid dat op enig moment voor het uitbrengen van de kortgedingdagvaarding door [eiser] de boetebedragen zijn opgeëist. De rechtbank zal daarom als datum waarop SBS in verzuim is geraakt de datum van de dagvaarding in kort geding aanhouden, derhalve 4 februari 2011.
Ten aanzien van een boetebeding geldt dat niet de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW, maar de wettelijke rente van artikel 6:119 BW van toepassing is.
- dagvaarding € 92,17
- betaald griffierecht € 73,00
- salaris advocaat €