In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 juli 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van zijn ex-vriendin en haar zus. De verdachte heeft op 28 juni 2011 in Amsterdam zijn ex-vriendin een trap tegen haar rug gegeven terwijl zij zich op een dak bevond, waardoor zij van een hoogte van meer dan vier meter naar beneden viel. Dit leidde tot ernstige verwondingen, waaronder gebroken botten en vermoedelijk inwendig bloedverlies. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn handelen een onaanvaardbare inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke en fysieke integriteit van zijn slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en van de beschuldiging van diefstal, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze aanklachten. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank de zware mishandeling als bijzonder ernstig heeft gekwalificeerd.