ECLI:NL:RBAMS:2013:4452

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
13/654002-13 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door meerdere messteken met verminderd toerekeningsvatbaarheid

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 18 juli 2013 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag door het toebrengen van meerdere messteken aan het slachtoffer, dat zwanger was. De feiten vonden plaats op 10 januari 2013 te Duivendrecht, waar de verdachte en het slachtoffer in een conflict verwikkeld raakten. De verdachte heeft tijdens het proces verklaard dat de ruzie escaleerde en dat het slachtoffer, in een emotionele uitbarsting, het mes uit zijn broekzak pakte en zichzelf wilde verwonden. In de daaropvolgende worsteling heeft de verdachte het mes weer gepakt en het slachtoffer meerdere keren gestoken, wat leidde tot haar overlijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, als gevolg van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 78 maanden, waarbij rekening is gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de impact op de nabestaanden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van voorbedachte rade, maar dat de verdachte handelde uit een heftige impuls.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654002-13 (Promis)
Datum uitspraak: 18 juli 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1986],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[GBA-adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting ‘[locatie]’ te [plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.C. van Ooijen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y. Karga, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 januari 2013 te Duivendrecht, binnen de gemeente Ouder-Amstel, (telkens) opzettelijk (en met voorbedachten rade) [A] (e/v [B]) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, voornoemde [A] (e/v [B]) (terwijl zij enkele weken zwanger was) meermalen, in elk geval eenmaal in de borststreek
en/of de nek en/of kaak en/of hals en/of de buikstreek, in elk geval in het lichaam gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [A] (e/v [B]) is overleden;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte in zijn verhoor bij de politie uiteindelijk heeft bekend het slachtoffer te hebben gedood. Daarnaast heeft zij benadrukt dat uit het omvangrijke politieonderzoek niet is gebleken van de betrokkenheid van enige andere persoon of personen bij de dood van het slachtoffer. Verdachte heeft het slachtoffer meerdere steekwonden toegebracht en het mes vervolgens in haar borst achtergelaten. Deze steekwonden hebben geleid tot de dood van het slachtoffer. Hieruit blijkt dat er causaliteit bestaat tussen het toebrengen van de steekwonden door verdachte en het intreden van de dood van het slachtoffer. In het dossier bevinden zich, naast de bekennende verklaring van verdachte, meerdere processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten die het slachtoffer hebben aangetroffen, een verklaring van getuige [getuige] en een rapport van een deskundige forensische pathologie van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Op grond van deze bewijsmiddelen acht de officier van justitie doodslag bewezen.
Uit het dossier blijkt volgens de officier van justitie nergens van een vooropgezet plan van verdachte. De officier van justitie is dan ook van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde voorbedachten rade.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat onvoldoende kan worden vastgesteld wat er met het mes is gebeurd, nadat verdachte de plaats delict heeft verlaten. Het is niet duidelijk of het mes op enig moment uit het lichaam van het slachtoffer is geweest. In dit verband valt op dat in verschillende processen-verbaal van bevindingen geen melding wordt gemaakt van een mes in de borst en dat één proces-verbaal melding maakt van een mes in de onderbuik.
Uit het rapport van de deskundige forensische pathologie van het NFI volgt dat de combinatie van de letsels B, C en E zonder meer tot de dood van het slachtoffer hebben geleid. Letsel E heeft daaraan bijgedragen. Letsel E is de steekverwonding in de borst waarbij het mes fotografisch is vastgelegd door de forensisch onderzoeker. Er bestaat geen duidelijkheid over of deze specifieke steekverwonding ‘E’ door (uitsluitend) verdachte is toegebracht. Bovendien geeft het rapport van het pathologie onderzoek van 18 januari 2013 geen antwoord op de vraag of de dood ook zou zijn ingetreden als steekverwonding E zou hebben ontbroken, dan wel minder diep zou zijn geweest. Door deze onduidelijkheden met betrekking tot letsel E kan de vraag naar de causaliteit van het handelen van verdachte en de dood van het slachtoffer niet worden beantwoord en dient verdachte te worden vrijgesproken.
Subsidiair is de verdediging van mening dat sprake was van een plotselinge gemoedsopwelling en dat verdachte dus niet heeft gehandeld na kalm beraad en rustig overleg. De verdediging verzoekt verdachte dan ook vrij te spreken van moord.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het verweer
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, zoals opgesomd in de bijlage bij dit vonnis, genoegzaam volgt dat verdachte alle steekverwondingen, met uitzondering van mogelijk één steekwond in de buik (niet zijnde letsel E) heeft toegebracht. Voor zover de verdediging heeft bedoeld te stellen dat door een ander dan verdachte letsel E is toegebracht, is de rechtbank van oordeel dat deze stelling volstrekt onaannemelijk is. De melder van het incident, [getuige], heeft 112 gebeld op het moment dat hij verdachte op het slachtoffer zag zitten en bleef aan de telefoon totdat de politie aankwam op de plaats delict. Volgens [getuige] is niemand anders dan verdachte in de buurt geweest van het slachtoffer. Voor de onuitgesproken suggestie, dat [getuige] of de politie na het vertrek van verdachte het mes uit het lichaam van het slachtoffer zou hebben gehaald en vervolgens voorafgaand aan de schouw weer terug zou hebben geplaatst in de borst van het slachtoffer, bestaat geen enkele aanwijzing in het dossier en deze suggestie is ook overigens op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Nu de rechtbank van oordeel is dat verdachte de letsels heeft toegebracht die tot de dood van het slachtoffer hebben geleid oordeelt zij dat er causaliteit bestaat tussen het handelen van verdachte en het intreden van de dood van het slachtoffer. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Voorbedachte raad
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van voorbedachte raad. Verdachte heeft gehandeld als gevolg van een heftige impulsdoorbraak en heeft niet de tijd en gelegenheid gehad om de voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen of zich anderszins te beraden. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van moord.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage bij dit vonnis vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 10 januari 2013 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, opzettelijk [A] e/v [B] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes voornoemde [A], terwijl zij enkele weken zwanger was, in de borststreek en hals en de buikstreek gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [A] is overleden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie neemt de conclusies van de psycholoog en de psychiater, dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, over en vordert dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de volgende omstandigheden. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit volgens de deskundigen verminderd toerekeningsvatbaar. Dit zou naar de mening van de raadsvrouw moeten leiden tot een substantieel lagere straf . Daarnaast heeft verdachte zelfinzicht en beseft hij wat voor leed hij de nabestaanden heeft aangedaan. Hij heeft de nabestaanden een brief willen sturen, waarin hij zijn medeleven heeft willen tonen, maar dit werd niet op prijs gesteld. Ook ervaart hij zelf wroeging en verdriet. Verdachte neemt zijn verantwoordelijkheid en heeft in het geheel geen justitiële documentatie. De verdediging wijst ten slotte op een aantal uitspraken, die betrekking hebben op doodslag in de relationele sfeer en waarbij lagere straffen zijn opgelegd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag door middel van meerdere messteken. Door zijn handelen heeft verdachte zijn zwangere partner [A], het meest fundamentele recht ontnomen, namelijk het recht op leven. Daarnaast heeft hij de nabestaanden, waaronder haar twee kinderen van 14 en 15 jaar die bij hun vader in Turkije wonen, onherstelbaar leed toegebracht. Dit blijkt ook uit de slachtofferverklaring van de broer van het slachtoffer. Hierin schrijft hij onder andere dat zijn moeder nog amper eet en drinkt en letterlijk ziek van verdriet is geworden. Ook doet het besef, dat haar dood zo definitief is en dat de nabestaanden haar nooit meer kunnen zien of spreken, heel veel pijn. De nabestaanden missen haar verschrikkelijk. Verdachte heeft hun vertrouwen totaal beschaamd.
Als uitgangspunt voor de strafoplegging bij een enkelvoudige doodslag zoekt de rechtbank, anders dan de officier van justitie die uitgaat van tien jaren, aansluiting bij de gemiddelde straf die pleegt te worden opgelegd bij dit soort feiten. Uit onderzoek in de Databank Consistente Straftoemeting blijkt het dan te gaan om een gevangenisstraf van ongeveer acht en een half jaren.
Dat [A] zwanger was van verdachte, waarvan verdachte op de hoogte was, ziet de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid, evenals dat het feit gepleegd is in het openbaar. Hierdoor worden de al in de samenleving aanwezige gevoelens van angst en onveiligheid versterkt.
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van klinisch psycholoog [psycholoog] van 23 mei 2013 en de Pro Justitia rapportage van psychiater [psychiater] van 12 juni 2013.
Volgens psycholoog [psycholoog] is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anders omschreven) met afhankelijke, ontwijkende en narcistische trekken. Psychiater [psychiater] concludeert dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en ontwijkende trekken en in mindere mate ook narcistische en dwangmatige trekken.
Psycholoog [psycholoog] concludeert: ‘Het is aannemelijk dat verschillende aspecten van betrokkene’s persoonlijkheidsproblematiek een rol hebben gespeeld ten tijde van het ten laste gelegde (indien bewezen): zijn diffuse zelfgevoel en identiteit en narcistische krenkbaarheid, de sterke conflictvermijding en samenhangende agressieregulatie-problemen, zijn sterke verlatingsangst en hieruit volgende woede, die slecht gereguleerd wordt. De over langere tijd opgekropte woede, die tijdens het ten laste gelegde gemobiliseerd wordt door intense verlatingsangst en door [A].’s krenkende woorden, lijkt zich bij betrokkene te hebben gemanifesteerd in de vorm van een heftige impulsdoorbraak van waaruit hij tot het ten laste gelegde is gekomen, indien bewezen. Betrokkene heeft de wederrechtelijkheid van zijn handelen weliswaar kunnen inzien, maar is op basis van de ontwijkende, afhankelijke en narcistische kenmerken van zijn persoonlijkheidsstoornis minder dan de gemiddelde normale mens in staat geweest om zijn wil overeenkomstig dat besef te bepalen.’
Psychiater [psychiater] concludeert: ‘De persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke- en ontwijkende trekken en in mindere mate ook narcistische- en dwangmatige trekken, maakte dat betrokkene conflicten en ruzies zoveel mogelijk meed of uit de weg ging en emoties opkropte. Ook durfde hij in conflicten geen duidelijke positie in te nemen. Toen op de dag van het ten laste gelegde een aantal conflicten in de familie tot een hoogtepunt kwam en zijn vriendin met toenemende verwijten kwam leidde dit tot hoogoplopende spanningen bij betrokkene. Hoewel betrokkene alle negatieve emoties lijkt te hebben afgesplitst, ontkent, moeten alle opgekropte frustraties, angsten en boosheid hebben geleid tot een agressieve impulsdoorbraak. Weliswaar kon betrokkene het wederrechtelijke van zijn gedrag ten tijde van het ten laste gelegde inzien, hij was minder dan de gemiddelde mens in staat om naar een dergelijk besef te handelen als gevolg van zijn persoonlijkheidsstoornis.’
In de rapportages komt zowel de psycholoog als de psychiater tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen, zoals weergegeven in bovengenoemde rapportages, over en maakt die tot de hare. Het bewezen geachte feit wordt verdachte wegens een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens verminderd toegerekend.
Daarnaast houdt de rechtbank er bij haar oordeel rekening mee dat niet alleen verdachte, maar ook het slachtoffer leed aan een persoonlijkheidstoornis. De persoonlijkheden van verdachte en het slachtoffer zorgden voor een bepaalde dynamiek in hun relatie, waar ze beiden een aandeel in hadden. Die bewuste nacht kwam het door die dynamiek en de overige problematiek in de familiaire sfeer tot een escalatie. Het slachtoffer kreeg een woede-uitbarsting en verdachte ging samen met haar naar buiten om zijn schoonmoeder en buren niet te storen. Verdachte had het mes bij zich, waarvan zij samen hadden besloten dat hij dit bij zich zou dragen vanwege conflicten met de ex-schoonfamilie van verdachte. Buiten werd de woede-uitbarsting van het slachtoffer zo hevig, dat verdachte haar moest vasthouden. Vervolgens heeft het slachtoffer het mes uit zijn broekzak gepakt. Ze heeft volgens verdachte geprobeerd om zichzelf in de buik te steken om hun ongeboren kind iets aan te doen, althans heeft daarmee gedreigd. Terwijl verdachte het mes trachtte af te pakken bleef zij uitermate krenkende woorden tegen hem zeggen. Dit heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat bij verdachte, zoals hij dat zelf heeft uitgedrukt, ‘de stoppen doorsloegen’.
Ook houdt de rechtbank er bij haar oordeel rekening mee dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij spijt heeft van wat er is gebeurd. Spijt is volgens hem nog te zacht uitgedrukt, maar hij kan naar eigen zeggen de woorden nog niet voor vinden om zich wel goed uit te drukken. Naar het oordeel van de rechtbank komt deze spijtbetuiging oprecht over.
Tot slot houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte ook lijdt als gevolg van het feit dat hij zijn partner en hun verwachte kind kwijt is.
De rechtbank ziet gelet op al het bovenstaande aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Doodslag.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
78 (achtenzeventig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.J. Lommen – Van Alphen, voorzitter,
mrs. J.A.W. Jansen en M.R.J. van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Beerts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juli 2013.
BIJLAGE
De bewijsmiddelen.
1.
Een proces-verbaal bevindingen met nummer 2013008021-9 van 10 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2], doorgenummerde pag. 1001-1002.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Tussen 10 januari 2013 omstreeks 00:50 uur en omstreeks 01:45 uur hebben wij een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden. Wij hoorden een melding om te gaan naar Duivendrecht waar een mogelijke verkrachting van een vrouw gaande was. Toen wij het fietspad opreden, dat zich bevindt tussen de Rozenburglaan en de Rijksstraatweg zagen wij een oudere man naar ons wenken. Anders dan de man die ons wenkte zagen wij geen andere personen of voertuigen in de directe omgeving. Wij hoorden de man zeggen: “Ze ligt hier in het gras.” Wij zijn direct uitgestapt en in de richting gelopen waar de man ons wees. Wij zagen in het gras een vrouw liggen. Wij zagen dat de vrouw op haar rug lag met haar armen naast zich. Wij zagen dat de vrouw een bebloed gezicht had. Wij zagen dat naast haar navel een wond zat welke ik, verbalisant [opsporingsambtenaar 1], herkende als een steekwond. Onder haar navel zagen wij nog eenzelfde wond. Ik, verbalisant [opsporingsambtenaar 2], controleerde de vitale functies van de vrouw. Ik voelde geen hartslag en kon geen ademhaling vaststellen. Hierop ben ik gestart met reanimeren van de vrouw.
2.
Een proces-verbaal bevindingen met nummer 2013008021-4 van 10 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar

[opsporingsambtenaar 3], doorgenummerde pag. 1007-1009.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Op 10 januari 2013 omstreeks 00:50 uur vernam ik via de mobilofoon dat in de omgeving van de A10 nabij Duivendrecht een mogelijke verkrachting zou plaatsvinden. Ik begaf mij direct naar de vermoedelijke plaats van het voorval. Ik arriveerde op de plaats delict omstreeks 00:55 uur. Omstreeks 01:00 zag ik hoe een donker gekleurde Ford Focus kwam aangereden. Ik zag hoe uit het voertuig een manspersoon kwam gestapt, later genaamd [verdachte], en het fietspad opliep in de richting van de plaats waar het slachtoffer werd gereanimeerd. Ik zag hoe het shirt, wat [verdachte] aan had, besmeurd en bevlekt was met bloed. Ik zag tevens hoe de handen van [verdachte] vies en besmeurd waren. Ik vroeg aan [verdachte] waar het mes was. [verdachte] deelde mij mede: “Dat ligt daar nog”. Hij maakte daarbij met zijn hoofd een beweging naar links en wees daarmee in de richting waar het slachtoffer lag.
3.
Een proces-verbaal Sporenonderzoek met nummer 2013008021-22 van 21 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 4] en [opsporingsambtenaar 5], doorgenummerde pag. 1164-1170.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaren, zakelijk weergegeven:
Op 10 januari 2013 te 03:30 uur werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een doodslag/moord, gepleegd op 10 januari 2013 te 00:50 uur. Het onderzoek is verricht op een grasveld naast een naamloos fietspad tussen de Rijksstraatweg te Duivendrecht en Rozenburglaan te Duivendrecht, binnen de gemeente Ouder-Amstel. In het grasveld zagen wij het stoffelijk overschot van een vrouw liggen. Aan de bovenzijde van de linkerborst zagen wij dat een mes in het lichaam stak. Wij zagen dat nagenoeg het gehele lemmet van dit mes in het lichaam stak. Door ons werd het voornoemde mes veiliggesteld. Door ons werd van het stoffelijk overschot een dactyloscopisch signalement vervaardigd van de rechter duim teneinde de identiteit vast te stellen. Het bleek te gaan om de volgende persoon: [A].
4.
Een deskundigenrapport, zijnde “Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood” van 18 januari 2013, opgemaakt door arts en patholoog [C] en arts, patholoog en NFI-deskundige in opleiding [D], van het Nederlands Forensisch Instituur, doorgenummerde pag. 1138-1152.
Dit verslag houdt onder meer in, , zakelijk weergegeven:
Overledene: [A].
De overledene is dood aangetroffen te Duivendrecht op 10 januari 2013.
Bij de sectie op het lichaam is het navolgende gebleken:
Er waren 7 scherprandige huidperforaties (A-G) vastgesteld aan de rechter wang, net boven de onderkaak rechts (A), hals (B t/m D), hoog links voor aan de borstkas (E) en aan de buik (F en G). In relatie met 3 letsels (letsels B, C en E) waren vitale structuren geraakt met omgevende bloeduitstorting. In relatie met letsel B was er klieving van de rechterslagader. In relatie met letsel C was er een klieving van een aftakking van de linkerhalsslagader hoog. In relatie met letsel E waren er 2 perforaties van de tussenribspieren. In relatie met letsel E waren er drie insteken in de bovenkwab van de linkerlong, waarbij 1 aftakking van de linkerlongslagader geraakt was. In relatie met letsel E was er 550 ml bloed in de linkerborstholte. De baarmoeder was vergroot en bij het openen bleek sprake van een zwangerschap.
Interpretatie van resultaten:
Bij sectie werden letsels sub A2, A3 en A4 vastgesteld, welke bij leven waren ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch scherprandig klievend/krassend/snijdend en grotendeels perforerend geweld, zoals opgeleverd kan worden door bijvoorbeeld 1 of meerdere messen.
In relatie met meerdere van deze letsels waren vitale structuren geraakt, waaronder de rechterhalsslagader, een aftakking van de linkerhalsslagader en een aftakking van een longslagader met fors bloedverlies tot gevolg. In relatie met letsels B, C en E was er klieving van de grote luchtwegen (B en C) en kleinere luchtwegen (letsel E) met bloed in de luchtwegen tot diep in de longen door inademing van bloed. Het intreden van de dood wordt zonder meer verklaard door functiestoornissen van de longen (door inademen van bloed) en algehele weefselschade door doorgemaakt fors bloedverlies.
In relatie met de letsels A, D, F en G waren geen vitale structuren geraakt, echter middels bloedverlies hebben deze wel bijgedragen aan het intreden van de dood.
Conclusie:
Bij sectie op het lichaam van [A], 33 jaar oud, wordt het intreden van de dood zonder meer verklaard door functiestoornissen van de longen (door inademen van bloed) en algehele weefselschade door doorgemaakt fors bloedverlies opgelopen als gevolg van inwerking van meervoudig uitwendig mechanisch scherprandig klievend/krassend/snijdend en perforerend geweld.
5.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2013008021 van 18 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 6], doorgenummerde pag. 3019-3021.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
De vetgedrukte zinnen zijn de vragen van de verbalisanten.
Dan gaan we nog even terug naar die woensdag(de rechtbank begrijpt: 9 januari 2013). (…) Wat heb je nog meer gedaan? (…) En die avond?
Toen kregen we ruzie. Ze
(de rechtbank begrijpt: [A])zag volgens mij op Facebook wat.
Is er wel iemand anders betrokken bij de dood van [A]?
Verdachte zegt: nee
6.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2013008021 van 29 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 7] en [opsporingsambtenaar 8], doorgenummerde pag. 3053-3075.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
De vetgedrukte zinnen zijn de vragen van de verbalisanten.
Zou je kunnen beginnen bij die ruzie van Facebook, die bewuste avond van 9 op 10 januari?
Het was tegen 22:00, 23:00 uur. We keken tv, toen wilde [A] op Facebook kijken.
Je hebt dan woorden met je vrouw over Facebook. Dan besluiten jullie om naar buiten te gaan. Wie zijn idee was dat?
Van haar. Ze wilde niet dat haar moeder de ruzie zou horen.
Zij stapte in aan de passagierszijde, jij aan de bestuurderszijde, wat gebeurt er dan?
Zij ging door met de ruzie. Ik probeerde een rustige plek te vinden.
Waar zijn jullie gestopt?
Volgens mij is dat richting Diemen. Als je de rotonde bij de Landbouwstraat driekwart neemt, langs het spoor, dan kan je met de weg mee, wij gingen naar rechts toe, daar zijn we gestopt
.
Dan stapt zij de auto uit. Hoe gaat dat?
Ze schreeuwde. Ik liep achter haar aan en hield haar vast. We liepen het gras in. Ik hield haar vast bij haar armen. Ze wilde weglopen. Ze stribbelde tegen.
Hoe pakte je haar vast?
Bij beide armen. Ik stond voor haar, gezicht naar gezicht. We vielen op de grond omdat het modderig en glad was. Ze wist dat ik een mes op zak had, in mijn rechter broekzak. Ze begon het eruit te trekken. Ze trok het mes er ook uit. Ik heb het uit haar handen gepakt. Naast haar in de modder gestopt. Toch pakte ze het mes en probeerde ze het in haar buik te stoppen. Met het mes sneed ze in haar buik en ze zei dat ze het kind niet meer wilde. De eerste poging kon ik stoppen, de tweede poging niet. Ze schreeuwde, maar ik trok het weer eruit en ik hield het in haar hand vast. Ik trok het uit haar buik.
Heb jij het mes toen gepakt?
Ja.
En wat gebeurde er toen?
Overal was bloed. Het mes was in haar keel. Het gebeurde zo snel, ik weet het niet. Ik had een mes met bloed eraan. Keel onder het bloed. Mond onder het bloed. Toen ik opstond bewoog ze niet meer. Ik ben weggereden van deze nachtmerrie. Ik zag mijn handen glibberen over het stuur. Er was bloed. Toen besefte ik dat de nachtmerrie echt was. Toen ben ik terug gereden. Ze is dood. Het komt door mij. Dat bloed, het mes…
7.
De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De ruzie werd steeds heftiger. Toen zei zij
(de rechtbank begrijpt: [A])dat we beter naar buiten konden gaan. We zijn toen gereden naar een plek buiten de buurt zodat we konden praten. Op een gegeven moment werd zij zo heftig dat ze aan het stuur begon te trekken. Ik wilde daar niet stoppen, maar het werd te gevaarlijk. Toen werd ze benauwd en stapte ze uit. Ik ben heel even blijven zitten en toen achter haar aan gegaan. Het was glad en ze viel in het gras, ik viel naast haar. Ze ging door met vloeken en mij beledigen. Toen ze weg wilde gaan heb ik haar vast gehouden bij haar polsen. Ze begon naar mij uit te halen. Ik ben op haar benen gaan zitten omdat ze me schopte. Ik heb mijn zakmes altijd bij me in mijn broekzak. De klip hangt eruit, dus hij is altijd zichtbaar. Ze voelde aan mijn broekzak en pakte het mes. Haar eerste haal was richting buik en ze zei ik wil geen kind meer. Ik raakte in paniek en werd bang. Ik probeerde haar rustig te krijgen en ze werd steeds bozer en bozer. Ik kon er niet tegen en probeerde het mes te pakken, dit is ook gelukt. Toen heb ik het in de modder gestoken. Heel even is het daar blijven zitten. Ik weet niet waarom ik het mes heb teruggepakt. Ik weet niet meer waarom en wat en hoe. Ik was in paniek, bang en boos. De stoppen gingen door. Ik weet niet wat ik met het mes heb gedaan. Toen ik het weer zag, zag ik overal bloed. Ik denk dat ze door mij aan die steekwonden is gekomen. Ik zag bloed op haar bovenlichaam. Ik werd bang, raakte in paniek. Ik kon het niet geloven. Toen ben ik weggegaan. Toen ik in de auto het bloed op mijn handen zag, dacht ik hoe kan het niet waar zijn als ik bloed op mijn handen heb. Toen ben ik terug gegaan.