ECLI:NL:RBAMS:2013:4439

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
CV 12-36913
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afstand van instantie door eiser na verkoop van pand en procespositie van nieuwe eigenaar

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 9 juli 2013, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. E.L.H. Verhage, een dagvaarding uitgebracht tegen de Vereniging van Eigenaars (VvE) en enkele andere gedaagden. De zaak betreft een procedure waarin de eigenaar van een pand, na de verkoop aan een nieuwe eigenaar, afstand van instantie vraagt. De nieuwe eigenaar heeft zich niet over de overname van de procespositie van de eiser uitgelaten, en er zijn geen vorderingen tot voeging of tussenkomst ingediend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke grondslag voor de nieuwe eigenaar om de procespositie van de eiser over te nemen ontbreekt, omdat dit verzoek enkel door de eiser is gedaan.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de voorwaarden voor afstand van instantie zijn vervuld, aangezien de gedaagden niet voor antwoord hebben geconcludeerd. Dit betekent dat de rechtstoestand van vóór de aanvang van de procedure herleeft. De verschenen gedaagden zijn geen griffierecht verschuldigd en hebben geen recht op proceskosten, omdat zij geen proceshandelingen hebben verricht. De eiser heeft verzocht om gedaagden te veroordelen tot het staken van de afvoer van hemelwater en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de gedaagden in de proceskosten veroordeeld en de afstand van instantie van de eiser geaccepteerd.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een nieuwe eigenaar om actief deel te nemen aan de procedure en de voorwaarden waaronder afstand van instantie kan worden gedaan. De beslissing van de kantonrechter is in overeenstemming met de relevante artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Privaatrecht
Rolnummer: CV 12-36913
Vonnis van: 9 juli 2013
F.no.: 497
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. E.L.H. Verhage (DAS Rechtsbijstand)
t e g e n
1.
de vereniging van eigenaars Vereniging van Eigenaars [straat] te [plaats]
gevestigd te [plaats]
gedaagde sub 1
nader te noemen: de VvE
niet verschenen

2.[naam 1]

pro se en in diens hoedanigheid van bestuurder van gedaagde sub 1
wonende te [woonplaats]
gedaagde sub 2
nader te noemen: [naam 1]
niet verschenen

3.[naam 2]

pro se en in diens hoedanigheid van bestuurder van gedaagde sub 1
wonende te [woonplaats]
gedaagde sub 3
nader te noemen: [naam 2]
gemachtigde: mr. J. Weermeijer

4.de besloten vennootschap Vlakland I BV

statutair gevestigd te Den Helder
gedaagde sub 4
nader te noemen: Vlakland BV
niet verschenen

5.[naam 3]

wonende te [woonplaats]
gedaagde sub 5
nader te noemen: [naam 3]
gemachtigde: mr. J. Weermeijer
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[eiser] heeft op 2 november 2012 een dagvaarding uitgebracht. [naam 2] en [naam 3] zijn verschenen en hebben uitstel voor antwoord verzocht. De VvE, [naam 1] en Vlakland BV zijn niet verschenen, waarna jegens hen verstek is verleend. Vervolgens heeft [eiser] op 26 februari 2013 een akte voorwaardelijk verzoek tot verval van instantie genomen.
De zaak staat voor vonnis.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
[eiser] vordert bij dagvaarding gedaagden te veroordelen:
op straffe van een dwangsom tot het staken van de afvoer van hemelwater van de panden behorende aan gedaagden via (de hemelwaterafvoer van) het perceel [straat 1] te [plaats];
tot betaling van € 833,00 incl. btw wegens buitengerechtelijke incassokosten;
Dit alles met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
2. De gemachtigde van [eiser] heeft bij brief van 16 januari 2013 bericht, dat [eiser] op 31 december 2012 zijn pand heeft verkocht en geleverd aan[naam 4]. De gemachtigde van [eiser] verzoekt de kantonrechter Schuyt voor [eiser] in de plaats te stellen. Voorzover zulks niet mogelijk is, doet [eiser] afstand van instantie.
3. [naam 2] en [naam 3] berichten bij brief van hun gemachtigde van 29 januari 2013 dat het niet mogelijk is dat [naam 4] de positie van [eiser] als eisende partij overneemt. Het staat [eiser] echter vrij de procedure te beëindigen nu [naam 2] en [naam 3] geen proceshandelingen hebben verricht en derhalve geen aanspraak op proceskosten kunnen maken.
4. [eiser] heeft vervolgens een akte genomen, waarin de in artikel 250 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voorgeschreven bijzondere volmacht is opgenomen.
5. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] niet bereid is krachtens een procedeeropdracht de procedure op zijn naam ten behoeve van [naam 4] voort te zetten.
[naam 4] heeft niet zelfstandig de kantonrechter verzocht de procespositie van [eiser] over te nemen. Dit verzoek is slechts door [eiser] gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat in zo’n geval de wettelijke grondslag ontbreekt op grond waarvan [naam 4] als de nieuwe eigenaar van het eerst aan [eiser] toebehorende pand op eigen naam de procespositie van [eiser] overneemt.
[naam 4] heeft geen vordering tot voeging of tussenkomst ingediend, zodat daarop niet behoeft te worden beslist.
6. Het voorgaande betekent dat de voorwaarde waaronder [eiser] afstand van instantie heeft gedaan, is vervuld. Op grond van artikel 249 lid 1 Rv kan de eiser afstand doen van instantie, zolang de gedaagden niet voor antwoord hebben geconcludeerd. Op grond van artikel 249 lid 2 Rv is eiser verplicht de proceskosten van gedaagde(n) te betalen, waartoe op grond van artikel 250 lid 4 Rv een bevelschrift kan worden afgegeven. De gemachtigde van [eiser] heeft desverzocht de in artikel 250 lid 2 Rv verlangde bijzondere volmacht overgelegd. Afstand van instantie heeft ingevolge artikel 250 lid 3 Rv tot rechtsgevolg dat, kort gezegd, de rechtstoestand van vóór de aanvang van de procedure herleeft.
7. Na gedaagden nog niet van antwoord hebben gediend, is aan de wettelijke voorwaarde voor afstand van instantie voldaan. De verschenen gedaagden zijn geen griffierecht verschuldigd, terwijl zij bij gebreke van een proceshandeling evenmin aanspraak kunnen maken op een bedrag aan salaris gemachtigde. Onder deze omstandigheden hebben de verschenen gedaagden geen recht op proceskosten en behoeft daarvoor geen bevelschrift te worden gegeven.
BESLISSING
De kantonrechter:
verklaart dat [eiser] afstand van instantie heeft gedaan.
Aldus gewezen door mr. D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter