ECLI:NL:RBAMS:2013:4436

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
CV 12-13411
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering uit geldleningsovereenkomst met echtelieden in het kader van echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam diende, betreft het een vordering van de naamloze vennootschap Financieringsmaatschappij Mahuko NV tegen twee gedaagden, echtelieden die in het kader van hun echtscheiding een geldleningsovereenkomst zijn aangegaan. De zaak is behandeld door de kantonrechter, die op 12 februari 2013 uitspraak deed. De eiseres, Mahuko NV, vorderde betaling van een bedrag van € 12.116,76, vermeerderd met rente, van beide gedaagden. De man, [gedaagde 1], is niet verschenen, terwijl de vrouw, [gedaagde 2], wel aanwezig was en verweer voerde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden samen een bedrag van € 27.000,00 hebben opgenomen en dat er een aanzienlijke schuld resteert, die door de contractuele rente jaarlijks toeneemt. De vrouw heeft aangegeven dat zij slechts € 25,00 per maand kan aflossen, wat niet voldoende is om de rentelasten te dekken. De kantonrechter oordeelde dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Mahuko NV de vrouw aan de hoge contractuele rente houdt, gezien haar financiële situatie en het feit dat de schuld aan de man is toebedeeld in het kader van de echtscheiding.

De kantonrechter heeft de vordering van Mahuko NV jegens de vrouw toegewezen, maar de hoogte van de rente en de proceskosten zijn beperkt. De man is bij verstek veroordeeld, omdat hij niet is verschenen en de vordering tegen hem niet ongegrond of onrechtmatig werd geacht. De uitspraak benadrukt de noodzaak om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de gedaagden in het kader van de toewijzing van vorderingen uit geldleningsovereenkomsten, vooral in situaties van echtscheiding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
Rolnummer: CV 12-13411
Vonnis van: 12 februari 2013
F.no.: 497
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
de naamloze vennootschap Financieringsmaatschappij Mahuko NV
gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Mahuko NV
gemachtigde: mr. L. Jongedijk (Beekman & Partners BV)
t e g e n

1.[gedaagde 1]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde 1]
niet verschenen

2.[gedaagde 2]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde 2]
procederende in persoon
VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij tussenvonnis van 17 juli 2012 heeft de kantonrechter de zaak verwezen voor schriftelijk voortprocederen na comparitie na antwoord. Mahuko BV heeft daarop een conclusie na comparitie met producties genomen, waarop [gedaagde 2] bij antwoord-conclusie met productie heeft gereageerd. Nadat Mahuko BV bij brief had medegedeeld, dat zij begrepen heeft slechts op de productie van [gedaagde 2] te mogen reageren en alsdan afziet van een akte houdende uitlating productie, heeft de kantonrechter Mahuko BV bij rolbeschikking van 11 december 2012 in de gelegenheid gesteld ook inhoudelijk op die antwoord-conclusie van [gedaagde 2] te reageren. Mahuko BV heeft zulks bij akte gedaan.
De zaak staat voor vonnis.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Mahuko NV vordert [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van (naar de stand van 21 augustus 2012) € 12.116,76, vermeerderd met de kredietvergoeding van 0,876% per maand, doch niet meer dan het maximaal toegestane percentage krachtens de Wet Consumenten Krediet (WCK), vanaf 22 augustus 2012 tot aan de dag van algehele voldoening. Dit alles met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten.
2. [gedaagde 1] is niet verschenen en tegen hem is verstek verleend. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van Mahuko NV jegens [gedaagde 1] hem niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zodat het gevorderde jegens hem zal worden toegewezen.
3. [gedaagde 2] heeft schriftelijk verweer gevoerd, maar is niet op de comparitie na antwoord verschenen. [gedaagde 2] heeft daarbij bericht dat zij van Mahuko NV te horen had gekregen dat zij niet op de comparitie na antwoord aanwezig hoefde te zijn en dat de procedure vooral is gericht op het verkrijgen van een executoriale titel jegens [gedaagde 1]. Mahuko BV heeft uitdrukkelijk betwist dat zij deze uitlatingen jegens [gedaagde 2] heeft gedaan.
In ieder geval heeft de kantonrechter [gedaagde 2] in het tussenvonnis na de comparitie na antwoord in de gelegenheid gesteld haar standpunt nader uit een te zetten, waarop Mahuko NV heeft gereageerd, zodat mocht Mahuko NV deze door [gedaagde 2] gestelde uitlatingen hebben gedaan [gedaagde 2] daardoor in haar processuele positie niet is geschaad.
4. [gedaagde 2] heeft aandacht gevraagd voor haar persoonlijke situatie. Kort gezegd heeft zij aangevoerd dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn gescheiden en dat in het kader van de echtscheiding de schuld aan (thans) Mahuko NV aan [gedaagde 1] is toebedeeld. [gedaagde 1] lost die schuld niet af en komt evenmin zijn alimentatieverplichting jegens [gedaagde 2] na. [gedaagde 2] verwijst naar haar salarisspecificatie en voert aan dat zij gemiddeld een inkomen heeft van € 700,00 bruto per maand. Na aftrek van vaste lasten en enig leefgeld resteert een bedrag van € 25,00 netto per maand dat zij thans ter aflossing van de schuld aan Mahuko NV aanwendt.
5. Op de comparitie na antwoord heeft Mahuko NV niet de informatie verstrekt waarom de kantonrechter in zijn instructietussenvonnis van 5 juni 2012 had gevraagd. Bij conclusie na comparitie heeft Mahuko NV die informatie alsnog gegeven. Kort gezegd hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in het kader van een met (de rechtsvoorganger van) Mahuko NV gesloten kredietovereenkomst op of omstreeks 3 maart 2003 het maximale krediet van € 12.500,00 opgenomen (€ 6.540,55 plus € 5.959,45). Dit krediet is vermeerderd met de contractuele rente gedeeltelijk afgelost, waarna er voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] financiële ruimte ontstond opnieuw krediet op te nemen, hetgeen zij hebben gedaan. Zo is op 26 september 2005 € 5.000,00, 6 maart 2009 € 7.500,00 en 22 februari 2010 € 2.000,00 opgenomen.
Volgens de opgave van Mahuko NV – welke opgave door [gedaagde 2] niet is betwist – hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot en met 31 mei 2011 € 27.000,00 opgenomen. Voorts is tot en met 31 mei 2011 een bedrag van € 7.615,86 aan contractuele rente in rekening gebracht. Op het totaalbedrag van € 34.615,86 is € 23.572,00 afgelost, zodat per 31 mei 2011 een schuld aan Mahuko NV van € 11.043,86 resteert.
Vanaf 31 mei 2011 tot 21 augustus 2012 heeft Mahuko NV € 1.422,90 aan contractuele rente bijgeschreven, terwijl [gedaagde 2] € 350,00 heeft afgelost. Dit leidt tot een opeisbaar bedrag per 21 augustus 2012 van € 12.116,76.
Mahuko NV heeft voorts gesteld, dat de jaarlijkse rentelast circa € 1.150,00 per jaar is, terwijl [gedaagde 2] op dit moment € 300,00 (12 x € 25,00 per maand) per jaar aflost.
6. De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in beginsel gehouden zijn te voldoen aan hetgeen waartoe zij zich contractueel hebben verplicht. Dat is kort gezegd aflossing van het geleende bedrag, vermeerderd met de contractuele rente.
In uitzonderlijke omstandigheden kan het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn dat een kredietverstrekker een kredietnemer (volledig) houdt aan de contractuele bepaling tot betaling van een - relatief hoge - contractuele rente. Als zo’n uitzonderlijke situatie zich voordoet kan de kredietnemer nog steeds gehouden zijn de wettelijke rente te vergoeden.
7. Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd en aan stukken hebben overgelegd, leidt de kantonrechter het navolgende af:
8. [gedaagde 2] en [gedaagde 1] zijn een kredietovereenkomst met (de rechtsvoorganger van) Mahuko NV aangegaan voor maximaal € 12.500,00;
9. ook tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst, waarbij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bekend waren met het relatief hoge rentepercentage, hebben zij kennelijk uit consumptieve overwegingen na gedane aflossingen de ontstane maximale kredietruimte weer benut door nieuwe bedragen op te nemen, zodat zij in totaal € 27.000,00 aan krediet hebben opgenomen;
10. vanaf de aanvang van de kredietovereenkomst tot 21 augustus 2012 heeft (de rechtsvoorganger van) Mahuko NV € 9.038,76 aan contractuele rente in rekening gebracht;
11. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben inmiddels (iets meer dan) € 23.822,00 op het opgenomen krediet en de contractuele rente afgelost;
12. de inkomenspositie van [gedaagde 2] is de laatste jaren zodanig dat zij zelfs niet in staat is de jaarlijkse rentelast te voldoen, zodat de substantiële schuld bij ongewijzigd contractueel rentepercentage en ongewijzigd inkomen alleen maar zal toenemen;
13. de zorgelijke inkomenspositie van [gedaagde 2] wordt mede veroorzaakt doordat [gedaagde 1] zijn alimentatieverplichting jegens [gedaagde 2] niet nakomt;
14. [gedaagde 2] heeft geen stukken overgelegd of concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat zij van [gedaagde 1] (in rechte) nakoming verlangt van de alimentatieverplichting;
15. onderling hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in het kader van hun echtscheiding afgesproken dat [gedaagde 1] de schuld aan Mahuko NV zal aflossen, maar deze onderlinge afspraak kan niet aan Mahuko NV worden tegengeworpen;
16. [gedaagde 2] heeft geen stukken overgelegd of concrete feiten en omstandigheden aangevoerd, waaruit kan worden afgeleid dat zij van [gedaagde 1] (in rechte) nakoming verlangt van de overeengekomen boedelscheiding;
17. Mahuko BV heeft geen stukken overgelegd of concrete feiten en omstandigheden aangevoerd, waaruit kan worden afgeleid dat zij doende is de substantiële schuld ook op [gedaagde 1] te verhalen.
Na afweging van onder meer bovengenoemde omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het in dit specifieke geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Mahuko NV [gedaagde 2] houdt aan de contractuele bepaling tot vergoeding van de relatief hoge contractuele rente, terwijl zij weet dat [gedaagde 2] zelfs de jaarlijkse contractuele rente in belangrijke mate niet kan voldoen waardoor de schuld de komende jaren verder zal toenemen. Bij dit oordeel weegt de kantonrechter ook mee dat de vordering van Mahuko NV jegens [gedaagde 1] integraal wordt toegewezen. De kantonrechter weegt eveneens mee dat de voornoemde omstandigheden aan toewijzing van de wettelijke rente niet in de weg staan.
8. Op basis van de verstrekte gegevens begroot de kantonrechter de wettelijke rente tot en met 21 augustus 2012 op € 4.500,00 en wordt vanaf 21 augustus 2012 de wettelijke rente over het jegens [gedaagde 2] toegewezen bedrag toegekend.
Het voorgaande leidt tot een bedrag van € 7.578,00 (€ 27.000,00 minus € 23.572,00 minus € 350,00 plus € 4.500,00), welk bedrag de kantonrechter jegens [gedaagde 2] zal toewijzen.
9. De vordering jegens [gedaagde 2] wordt voor een deel afgewezen. Voorts is de conclusie na comparitie door Mahuko NV uitgelokt doordat zij geen uitvoering gaf op de comparitie na antwoord de informatie te verstrekken waarom de kantonrechter in zijn eerdere tussenvonnis van 5 juni 2012 had verzocht. Dit leidt ertoe dat de kantonrechter [gedaagde 2] weliswaar in de proceskosten zal veroordelen, maar het salaris gemachtigde zal beperken tot 1 punt.
BESLISSING
De kantonrechter:
jegens [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2], hoofdelijk des de een betalende de ander zal zijn bevrijd tot betaling aan Mahuko NV van € 7.578,00 aan hoofdsom;
jegens [gedaagde 1]
veroordeelt [gedaagde 1] tot betaling aan Mahuko NV van
- het meerdere bedrag aan hoofdsom, zijnde € 4.538,76;
- de kredietvergoeding van 0,876% per maand, doch niet meer dan het maximaal toegestane percentage krachtens de WCK, over € 12.116,76 vanaf 22 augustus 2012 tot aan de dag van algehele voldoening;
jegens [gedaagde 2]
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling aan Mahuko NV van de wettelijke rente over € 7.578,00 vanaf 22 augustus 2012 tot aan de dag van algehele voldoening;
jegens [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2], hoofdelijk des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Mahuko NV gevallen en tot op heden begroot op:
-griffierecht: € 737,00
-kosten dagvaarding: € 195,28
-salaris gemachtigde: € 300,00
--------------
totaal: € 1.232,28
Inclusief eventueel verschuldigde btw;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. D.H. de Witte, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter