Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gedaagde 2],
1.De procedure
Ter zitting waren aanwezig:
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2.De feiten
De kern van Bounz B.V. lag (en ligt) in het vermarkten van technische ideeën. Met het oog daarop is het trampolineveld in combinatie met “de daaraan verbonden IP” in de vorm van octrooirechten ook ingebracht in Bounz B.V. Ten onrechte menen uw cliënten dat de merknaam BOUNZ eveneens binnen het bereik van die afspraak zou vallen. Partijen hebben dit niet zo beoogd, noch is dit zo overeengekomen. Voor het project is vooralsnog de naam BOUNZ gebruikt, dit op basis van toestemming van [vennootschap 1]. Deze licentie was en is afhankelijk van de persoonlijke betrokkenheid van [gedaagde 2] bij het businessplan en de uitvoering daarvan.De recente stellingname van uw cliënten hebben [vennootschap 1] en haar bestuurder [gedaagde 2] aanleiding gegeven de licentie grondig te heroverwegen. Het is [gedaagde 2] niet ontgaan dat Bounz B.V. ook een eigen merkaanvraag voor BOUNZ heeft gedaan, dit zonder toestemming van [vennootschap 1] als houder van een ouder identiek merk. De bekendheid van Bounz B.V. met de merken van [vennootschap 1] staat vast, en daarmee ook de kwade trouw bij het depot. [vennootschap 1] zal bij het BBIE een oppositie indienen tegen de aanvraag.Uw cliënten pretenderen ten onrechte aanspraken op de merknaam BOUNZ. [vennootschap 1] beschikt over oudere rechten en zal haar verbodsrecht zonodig ook jegens uw cliënten inroepen. (…)2.11. Uit de producties 21 en 22 van Bounz blijkt dat [gedaagde 2] houder is van de domeinnamen bounz.nl en bounzsport.nl en dat de domeinnamen bounzsport.com, bounz.at, bounz.dk en bounz.it zijn geregistreerd door [vennootschap 1].
3.Het geschil
Primair:[vennootschap 1] en [gedaagde 2] te gebieden de Bounz-merkdepots en de Bounz-domeinnamen op eigen kosten aan Bounz B.V. over te dragen en [vennootschap 1] en [gedaagde 2] te bevelen zich te onthouden van ieder gebruik van de handelsnaam en het merk BOUNZ, een en ander op straffe van dwangsommen;
Subsidiair:[vennootschap 1] en [gedaagde 2] te bevelen te hengen en te gedogen dat Bounz gebruik maakt van het teken BOUNZ als woord- en beeldmerk, handelsnaam en/of domeinnaam, een en ander op straffe van dwangsommen;
Primair en subsidiair:[vennootschap 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de volledige proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv, te vermeerderen met de wettelijke rente (als productie 29 heeft Bounz specificaties in het geding gebracht met een totaalbedrag van
€ 31.507,41);
Primair en subsidiair:
IP Beschermingtoebedeeld. Hij is dan ook degene die de merkdepots voor het woord- en beeldmerk bij het Benelux Merkenregister heeft ingediend. [gedaagde 2] heeft [A] en [B] echter verzuimd te vermelden dat hij die depots niet op naam van Stichting TS of op naam van Bounz B.V. heeft verricht, doch op naam van [vennootschap 1]. Dat het niet de bedoeling was de depots op naam van [vennootschap 1] te verrichten, blijkt wel uit het feit dat [gedaagde 2] de kosten die hiermee samenhingen heeft gefactureerd aan Bounz B.V. Bounz heeft als productie 14 de desbetreffende factuur van [vennootschap 1] in het geding gebracht.
In de zomer van 2012 is een breuk ontstaan tussen enerzijds [A] en [B] en anderzijds [gedaagde 2]. [gedaagde 2] kwam niet meer opdagen bij het wekelijkse overleg. Een gevolg hiervan is dat [gedaagde 2] is ontslagen uit het bestuur van Stichting Bounz en dat [vennootschap 1] is ontslagen als bestuurder van Bounz B.V. Omdat [gedaagde 2] een en ander niet accepteerde, heeft hij de sommatiebrief van 13 november 2012 (zie 2.9) opgesteld. Voor Bounz kwam deze brief als een complete verrassing. [vennootschap 1] en [gedaagde 2] nemen in de brief van 13 november 2012 voor het eerst de stelling in dat zij exclusief rechthebbende zijn op de merknaam Bounz. Naar aanleiding van de brief heeft Bounz een merkengemachtigde ingeschakeld en toen bleek dat [vennootschap 1] het merk Bounz niet alleen in het Benelux Merkenregister, doch ook in het Europese Merkenregister heeft gedeponeerd. Bounz heeft [vennootschap 1] hiervoor nimmer toestemming gegeven. Uit tal van feiten en omstandigheden blijkt juist dat de rechten op het merk bij Bounz liggen. [vennootschap 1] heeft de merkdepots verricht in strijd met haar vertrouwens- en loyaliteitsverplichtingen. Op grond van artikel 6septies Unieverdrag van Parijs, artikel 4.7 BVIE en artikel 18 GMV vordert Bounz dan ook overdracht van de merken. Daarnaast handelen [vennootschap 1] en [gedaagde 2] onrechtmatig dan wel maken zij misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW door de desbetreffende merkrechten zelf uit te oefenen of hiermee te wapperen richting Bounz. Hoewel overdracht van de merken de voorkeur heeft boven vernietiging van de merken, wijst Bounz erop dat het verrichten van de merkdepots door [vennootschap 1] en [gedaagde 2] te kwader trouw is geschied (als bedoeld in artikel 2.4f sub 1 BVIE en als bedoeld in artikel 52-1(b) GMV). De depots zijn daarom vatbaar voor vernietiging in een bodemprocedure. Ook onrechtmatig is de inhoud van de brief van de raadsman van [vennootschap 1] van 18 december 2012 (zie 2.10). Hierin wordt Bounz beschuldigd van kwade trouw en wordt gedreigd met het instellen van een oppositie tegen een merkaanvraag van Bounz. Die oppositie is inmiddels daadwerkelijk in gesteld (zie 2.12). Dit is de wereld op zijn kop.
Ook voor de domeinnamen geldt dat die – gezien alle feiten en omstandigheden – Bounz toekomen. [vennootschap 1] en [gedaagde 2] hebben de domeinnamen immers ten behoeve van Bounz B.V. geregistreerd en niet voor zichzelf. Dit blijkt in ieder geval uit het feit dat de kosten voor het registreren van de domeinnamen zijn doorbelast aan Bounz B.V. en door haar zijn betaald. Ook de weigering de domeinnamen aan Bounz over te dragen kan als een onrechtmatige daad dan wel als misbruik van recht worden gekwalificeerd.
IP Bescherming, zoals hiervoor genoemd door Bounz, vielen alleen eventuele octrooirechten. Dit betekent dat alleen deze rechten onder Bounz B.V. zouden vallen. Dat ook de merkrechten onder Bounz B.V. zouden vallen is nooit tussen partijen afgesproken. Wel heeft [gedaagde 2] toestemming verleend aan Stichting TS en later aan Bounz B.V. om het merk Bounz te gebruiken. Omdat [gedaagde 2] (overigens ten onrechte) is ontslagen als bestuurder bij Bounz kan hij geen controle meer uitoefenen over dit gebruik en is hij gedwongen de toestemming tot gebruik in te trekken.
Verder zijn [vennootschap 1] en [gedaagde 2] van mening dat Bounz dit kort geding voorbarig heeft aangespannen. Het kort geding is enkel gebaseerd op de vrees dat [vennootschap 1] een merkinbreukverbod zal vragen, maar zover is het nog lang niet. Er is dan ook geen sprake van een onrechtmatige dreiging, waarbij wordt opgemerkt dat een wapperverbod niet snel in een kort geding zal worden toegewezen. Verder is van belang dat [vennootschap 1] heeft aangestuurd op een overleg met Bounz en dat Bounz dit heeft geweigerd.
De vorderingen van Bounz kunnen niet jegens [gedaagde 2] in persoon worden toegewezen. Dat twee van de domeinnamen op zijn naam staan, is een administratieve fout van de provider die een dezer dagen wordt rechtgezet.
De merkdepots zijn niet te kwader trouw verricht. Omdat de drijvende personen achter het Bounz-concept geen vergoeding kregen, is afgesproken dat gemaakte onkosten gedeclareerd mochten worden. Tegen die achtergrond moet de factuur van [vennootschap 1] worden gezien die Bounz als productie 14 in het geding heeft gebracht. Wat partijen precies hebben afgesproken over de depots, kan alleen in een bodemprocedure boven tafel komen. Van kwade trouw kan overigens geen sprake zijn nu de merkdepots zijn verricht vóór Bounz B.V. en Stichting Bounz bestonden.
Tot slot maken [vennootschap 1] en [gedaagde 2] bezwaar tegen de door Bounz gevorderde proceskostenveroordeling. Dit bedrag zou (op grond van de IE-indicatietarieven) op zijn minst gematigd moeten worden tot € 15.000,-. Zelf vorderen [vennootschap 1] en [gedaagde 2] een bescheidener bedrag, te weten € 13.490,- aan advocaatkosten.
4.De beoordeling
[E]) als opsteller van het businessplan en de subsidieaanvraag ten behoeve van NOC*NSF. Stukken waaruit zou moeten blijken dat [gedaagde 2] de bedenker van de naam Bounz is of (mede)opsteller van het businessplan, zijn niet in het geding gebracht.
IP Beschermingonder het takenpakket van [gedaagde 2]. Niet aannemelijk is dat hieronder alleen het aanvragen van (een) octrooirecht(en) viel, zoals [vennootschap 1] en [gedaagde 2] hebben aangevoerd. Uit niets blijkt dat partijen hebben beoogd dat [gedaagde 2], terwijl hij bestuurder was van Bounz, de desbetreffende merk- en domeinnamen op eigen naam of op naam van [vennootschap 1] zou (mogen) registreren, hetgeen ook niet voor de hand ligt. Bounz heeft in dit verband terecht gewezen op de factuur van 28 december 2011 die [vennootschap 1] heeft verzonden aan Bounz B.V. (productie 14 van Bounz), waarin [vennootschap 1] de kosten heeft gefactureerd voor de domeinnamen en de BBIE-merken. Dit staat haaks op het standpunt van [vennootschap 1] en [gedaagde 2] dat aan Bounz een licentie (toestemming) zou zijn verleend om die domeinnamen en merken te mogen gebruiken. Stukken waaruit van die toestemming zou moeten blijken zijn niet in het geding gebracht, waarbij wordt opgemerkt dat de raadsman van [vennootschap 1] en [gedaagde 2] ter zitting heeft aangevoerd dat die toestemming ‘impliciet’ zou zijn gegeven. Ook dit ligt niet voor de hand. Daarvoor zou immers ten minste nodig zijn dat [gedaagde 2] zijn medebestuurders erop had gewezen dat de merk- en domeinnamen op naam van [vennootschap 1] en [gedaagde 2] waren geregistreerd. Dit heeft [gedaagde 2] echter pas in een laat stadium gedaan. Dat niet is beoogd dat [gedaagde 2] merken of domeinnamen op eigen naam of op naam van [vennootschap 1] zou registreren volgt verder uit een e-mail van [gedaagde 2] van 27 oktober 2010 (productie 12 van Bounz). Deze e-mail is geschreven op dag van het eerste merkdepot (zie 2.6). In de e-mail meldt [gedaagde 2] aan [A] en [B] dat hij de registratie van Bounz in gang heeft gezet,
zonderte vermelden dat hij dit op naam van [vennootschap 1] heeft gedaan. Ook op de eerdergenoemde factuur van 28 december 2012 heeft hij dit niet vermeld. Verder heeft Bounz in dit verband gewezen op een e-mail van [gedaagde 2] van 25 juli 2011 (productie 23 van Bounz). In die e-mail schrijft hij:
“Wat hebben we over voor bounz.com? 750 euro? Of minder? Of juist meer?”Ook hieruit blijkt dat [gedaagde 2] de registraties niet voor zichzelf of voor [vennootschap 1] maar voor Bounz verrichtte. Dit blijkt voorts uit een e-mail van 1 mei 2012 van [gedaagde 2] die Bounz als productie 18 in het geding heeft gebracht. Hierin legt [gedaagde 2] aan [A] en [B] rekening en verantwoording af met betrekking tot (eventuele) kosten als gevolg van een met Adidas gerezen oppositiegeschil naar aanleiding van de Benelux-merkendepots. Tot slot blijkt een en ander uit een e-mail van [gedaagde 2] van 20 september 2012, toen het geschil tussen partijen al gerezen was. De e-mail gaat over een mogelijke
buy-outvan [gedaagde 2]. Ook [gedaagde 2] gaat er blijkens deze e-mail vanuit dat “
IP, naam, merk” aan Bounz B.V. toekomt.
5.De beslissing
€ 100.000,-,
€ 100.000,-,