In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 11 juli 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, handelend onder de naam AO-I/'t Kwassie, en gedaagde, handelend onder de naam 't Kwassie en 't Kwassie XL. Eiser vorderde dat gedaagde zou worden verboden om de handelsnaam 't Kwassie te gebruiken, omdat hij meende dat deze naam aan hem toebehoorde. Eiser had in 2001 de naam 't Kwassie overgenomen van een derde en had deze naam tot 2007 gebruikt, waarna hij zijn bedrijfsvoering wijzigde en de naam veranderde in 'AO-Inlijsterij, voorheen 't Kwassie'. Gedaagde had in 2007 een deel van de onderneming van eiser overgenomen, maar eiser stelde dat de handelsnaam 't Kwassie niet was overgedragen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de handelsnaam 't Kwassie bij de overdracht in 2007 aan gedaagde was overgedragen. De rechter merkte op dat de overdracht op basis van mondelinge afspraken was gebeurd en dat partijen hierover niet expliciet hadden gesproken. Bovendien was het aannemelijk dat de overnamesom van € 30.000,= niet alleen betrekking had op de voorraden, maar ook op andere aspecten van de bedrijfsvoering. De rechter concludeerde dat gedaagde de naam 't Kwassie rechtmatig voerde en dat er geen sprake was van inbreuk op het handelsnaamrecht van eiser.
De vorderingen van eiser werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 5.633,= aan advocaatkosten en € 274,= aan griffierecht werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.