ECLI:NL:RBAMS:2013:4153

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
13/669003-13 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na bedreiging met geweld tegen medewerkers van het Amerikaanse consulaat

Op 9 juli 2013 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 10 januari 2013 bedreigingen heeft geuit tegen medewerkers van het Amerikaanse consulaat in Amsterdam. De verdachte, die lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type, meldde zich met een grote zwarte tas bij het consulaat en verklaarde het gebouw te willen aanvallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat hij volledig handelde vanuit zijn ziekelijke stoornis. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en hem de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar opgelegd. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar werd verklaard, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen en goederen, en dat behandeling noodzakelijk is om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de maatregel gegrond op de artikelen 37 en 285 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan in een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging heeft gewogen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte, gezien zijn psychische toestand, niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien en dat hij behandeld moet worden in een psychiatrische kliniek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669003-13 (Promis)
Datum uitspraak: 9 juli 2013
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1978],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het huis van bewaring “[locatie]” te [plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Grüschke, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.P. Kuijper, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 januari 2013 te Amsterdam en/of Verenigde Staten van Amerika [A] en/of een of meer internationaal beschermd(e) perso(o)n(en), te weten de Amerikaanse consul en/of een of meer medewerker(s) van het Amerikaanse consulaat en/of het consulaat (gebouw) met een terroristisch misdrijf heeft bedreigd en/of heeft bedreigd met geweld tegen die internationaal beschermd(e) perso(o)n(en) en/of diens beschermde goed(eren) en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
  • zich met een (grote) tas naar het Amerikaanse consulaat begeven en/of
  • vervolgens) een of meer ma(a)l(en) tegen die [A] en/of een of meer medewerker(s) van het Amerikaanse consulaat gezegd: "I am here to attack the building" en/of "Yes yes yes I'm here to attack", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende strekking en/of aard;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde bedreiging met geweld bewezen kan worden verklaard en dat verdachte vrijgesproken dient te worden van bedreiging met een terroristisch misdrijf, nu uit het dossier niet is gebleken dat de bedreiging daadwerkelijk gericht was op het plegen van een terroristisch misdrijf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde bedreiging, nu - gelet op de omstandigheid dat verdachte zichzelf heeft gemeld bij het consulaat en hij niets bij zich had om daadwerkelijk een aanslag te plegen - deze bedreiging ongeloofwaardig is. De verdediging stelt zich voorts op het standpunt dat van bedreiging met een terroristisch misdrijf geen sprake is, nu bij verdachte het terroristisch oogmerk ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van bedreiging met een terroristisch misdrijf
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier niet is vast te stellen dat verdachte heeft gedreigd met het plegen van een terroristisch misdrijf. Hij heeft immers niet gedreigd met één van de misdrijven opgesomd in artikel 83 onder 2 en 3 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Voor zover hij wel heeft gedreigd met één van de misdrijven opgesomd in artikel 83 onder 1 Sr, geldt dat er onvoldoende bewijs is om een terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a Sr, dat van deze misdrijven terroristische misdrijven maakt, bewezen te verklaren. Gelet hierop moet verdachte op dit onderdeel worden vrijgesproken.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 10 januari 2013 hoorde [A] (hierna: [A]), beveiliger bij het Amerikaanse consulaat te Amsterdam, dat een man bij het hek aanbelde. [A] hoorde dat de man heel snel en nerveus Engels sprak met een Russisch accent. [A] heeft de man gezegd kalm te blijven en zich te begeven naar de bezoekersingang. [A] zag de man naar de bezoekersingang lopen, alwaar de man een grote zwarte tas op de grond neerzette. De man belde weer aan, waarop [A] hoorde dat de man wederom snel en nerveus door de intercom sprak. Hij hoorde dat de man op niet mis te verstane wijze en met luide stem zei: “I am here to attack the building". [A] schrok hiervan en vroeg de man om het zeker te weten of hij hier was om het gebouw aan te vallen. De man zei: “Yes yes yes I’m here to attack”. Op dat moment deed [A] alle deuren op slot en alle rolluiken omlaag, zodat niemand meer in of uit het gebouw kon. [A] heeft alle medewerkers geïnformeerd en vervolgens de politie ingeschakeld. [1] Verbalisanten kwamen ter plaatse en zagen dat een man voor de publieksingang van het Amerikaanse consulaat stond. Zij zagen dat de man door de intercom sprak en dat de man gebaren met zijn handen maakte. Verbalisanten zagen dat een zwartkleurige sporttas voor de voeten van de man op de grond stond. Bij verrassing hebben zij de man bij zijn armen en handen vastgepakt. Zij hebben de man direct weggetrokken van de tas. Verbalisanten hebben de man vervolgens aangehouden. De aangehouden verdachte is genaamd [verdachte]. [2] Verdachte heeft verklaard dat hij naar de Amerikaanse ambassade aan het Museumplein was gelopen en dat hij door de intercom heeft gezegd dat het zijn doel was om de Amerikaanse ambassade aan te vallen. [3]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 10 januari 2013 te Amsterdam [A] en internationaal beschermde personen, te weten medewerkers van het Amerikaanse consulaat, en het consulaatgebouw heeft bedreigd met geweld tegen die internationaal beschermde personen en diens beschermde goederen, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
  • zich met een grote tas naar het Amerikaanse consulaat begeven en
  • vervolgens tegen die [A] gezegd: "I am here to attack the building" en "Yes yes yes I'm here to attack".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie sluit zich aan bij na te noemen psychiatrisch rapport en brief van de klinisch psycholoog, en vordert verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren voor het ten laste gelegde feit. De verdachte dient van alle rechtsvervolging ontslagen te worden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich, voor het geval de rechtbank verdachte niet zal vrijspreken van het ten laste gelegde, subsidiair op het standpunt dat verdachte, mocht er al sprake zijn van de maatregel tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis, het meest gebaat is bij een behandeling in [geboorteland].
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte is niet strafbaar. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken, die ten aanzien van het ten laste gelegde feit zijn opgemaakt over de persoon van verdachte:
  • het Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 16 mei 2013, opgemaakt door [psychiater], psychiater;
  • de brief van 15 mei 2013, opgemaakt door [klinisch psycholoog], klinisch psycholoog.
In het psychiatrisch rapport is vermeld dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van schizofrenie van het paranoïde type. Bij verdachte is al minimaal zes maanden een uitgebreid waansysteem aanwezig als gevolg waarvan hij naar Nederland is gevlucht. Hij denkt op afstand beïnvloed te worden door anderen in zijn gedrag en gedachten, en hij meent achtervolgd te worden door terroristen waarbij hij denkt dat hij zijn leven niet zeker is.
De psychiater rapporteert daarnaast dat symptomen van deze stoornis verdachte ten tijde van het ten laste gelegde volledig beïnvloeden zodat verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. De psychiater acht de kans op herhaling van soortgelijke feiten zonder behandeling groot, nu verdachte zich op grond van deze wanen dermate bedreigd voelt dat hij zich agressief naar derden kan richten. Uit het psychiatrisch rapport blijkt voorts dat de inschatting is dat bij adequate behandeling, met name ook medicamenteus, het recidiverisico aanzienlijk zal dalen, nu verdachte voorafgaand aan zijn ziekte geen gewelddadig persoon was. Voorwaarde is dat de wanen door medicatie naar de achtergrond raken, zodat zij het gedrag van verdachte niet meer beïnvloeden. Verdachte heeft geen ziektebesef en moet gemotiveerd worden tot innemen van medicatie, waarbij hij ook op langere termijn de noodzaak van behandeling leert inzien.
Op grond van het voorgaande is een klinische opname in een psychiatrische kliniek geïndiceerd. De psychiater adviseert om verdachte de maatregel van artikel 37 Sr op te leggen, te weten plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
Verdachte heeft zich niet bereid verklaard mee te werken aan het onderzoek door klinisch psycholoog [klinisch psycholoog], maar voerde wel een gesprek met haar waarin haar bleek dat zijn weigering om mee te werken direct verband hield met zijn paranoïde wanen. Hij vertelde haar onder andere dat hij zijn hersenen wilde decoderen maar dat zij niet in staat was de geheime technologie te begrijpen waarvan hij slachtoffer is geworden. Gegeven de evident psychotische presentatie, de collaterale informatie en de psychiatrische rapportage van Van Berkel acht de psychologe een ziekelijke stoornis in de vorm van een psychotische stoornis aanwezig. Op grond van de uitingen van verdachte en de informatie uit het strafdossier concludeert zij tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid en adviseert zij in haar brief eveneens om de maatregel van artikel 37 Sr op te leggen .
De rechtbank neemt voornoemde conclusies over en maakt deze tot de hare, met dien verstande dat zij verdachte voor het ten laste gelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar acht.
Het bewezen geachte feit kan verdachte wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens dus niet worden toegerekend. Verdachte dient daarvoor dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.Motivering van de maatregel

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat de adviezen van de psychiater en klinisch psycholoog gevolgd worden en dat verdachte voor de duur van één jaar geplaatst wordt in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van artikel 37 Sr. De officier van justitie stelt zich daarbij op het standpunt dat in deze periode de terugkeer van verdachte naar [geboorteland] gerealiseerd dient te worden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar niet in verhouding staat tot de geringe ernst van het ten laste gelegde feit. Voorts wijst de raadsman op het feit dat verdachte voor dit feit al 166 dagen in voorarrest heeft doorgebracht. Als al sprake is van ontoerekeningsvatbaarheid, dan is verdachte niet gebaat bij een dwangbehandeling, immers heeft verdachte aangegeven terug te willen keren naar [geboorteland].
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen maatregeloplegging is in overeenstemming met de omstandigheden waaronder het bewezen geachte is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is met een grote zwarte tas in zijn hand naar het Amerikaanse consulaat in Amsterdam gegaan, alwaar hij bedreigingen heeft geuit tegen [A]. Verdachte heeft met zijn handelen de direct betrokkenen schrik aangejaagd. Zij hebben immers direct na de door verdachte geuite bedreigingen veiligheidsmaatregelen genomen en hulpdiensten ingeschakeld. Dat de politie deze dreiging serieus heeft genomen, blijkt alleen al uit de inschakeling van de explosievendienst.
Uit de adviezen van de deskundigen, zoals opgenomen onder 7.3, kan geconcludeerd worden dat verdachte een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen en goederen en dat dit gevaar is gelegen in de kans op recidive. Verdachte heeft er blijk van gegeven zich ernstig bedreigd te voelen. Als verdachte niet wordt behandeld is de kans groot dat hij in de toekomst opnieuw tot bedreigingen of ander agressief gedrag komt vanuit zijn wanen. Dit levert gevaar op voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Hierbij is ook van belang dat verdachte heeft verklaard in het verleden de beschikking te hebben gehad over een vuurwapen. Gelet op de kans op recidive acht de rechtbank een behandeling noodzakelijk. De psychiater en klinisch psycholoog adviseren de oplegging van de maatregel van artikel 37 Sr, te weten plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. De rechtbank neemt dit advies over. De rechtbank acht het raadzaam om deze periode van één jaar mede te benutten om te trachten een psychiatrische behandeling in [geboorteland] op te starten, zodat de behandeling van verdachte in [geboorteland] kan worden voortgezet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37 en 285 Sr.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met geweld tegen een internationaal beschermd persoon of diens beschermde goederen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor de bewezen feiten niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Gelast dat verdachte voor de termijn van
1 (één) jaarin een
psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mr. V.V. Essenburg en mr. M.R.J. van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 juli 2013.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van verhoor getuige ([A]) met nummer 2013008625-14 van 15 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], p. 23 -24.
2.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2013008625-4 van 10 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 2], [opsporingsambtenaar 3] en [opsporingsambtenaar 4], p. 27-29.
3.Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2013008625-7 van 10 januari 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren[opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 5], p. 37-40.