4.Inhoudelijke beoordeling
4.1Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekend gemaakt vóór 1 januari 2013.
4.2De rechtbank stelt voorop dat in het bestuursrecht uitgangspunt is dat de aanvrager aannemelijk maakt dat hij aan de voorwaarden voor een door hem aangevraagde vergunning voldoet. In het geval van eiseres betekent dit dat zij aannemelijk moet maken dat de fundering van het pand de komende 25 jaar geen voorzieningen behoeft.
4.3 Eiseres heeft een funderingsonderzoek laten verrichten. De conclusie van het onderzoek luidt dat het een klasse II fundering betreft, dat wil zeggen dat de fundering de komende 25 jaar geen voorzieningen behoeft.
4.4 Verweerder heeft de door eiseres overgelegde funderingsrapporten laten beoordelen door Chan. Zij heeft ter zitting desgevraagd medegedeeld ongeveer viereneenhalf jaar ervaring te hebben met de beoordeling van funderingen van oudere gebouwen. Haar conclusie luidt dat gelet op de bevindingen uit het onderzoek niet aannemelijk is dat de fundering van het pand de komende 25 jaar geen voorzieningen behoeft. Uit het onderzoek van BaVib blijkt immers dat van de zes onderzochte palen, palen 1, 3 en 5 bacterieel zeer ernstig zijn aangetast. Deze aantasting zal voortduren, met als gevolg een voortschrijdende verslechtering van de toestand van de palen. Voorts heeft bij palen 3, 4, en 6 tot een diepte van gemiddeld meer dan 35 mm indringing van water plaatsgevonden. Deze ‘zachte schil’ van 35 mm kan geen spanning meer opnemen, waardoor de palen een verminderde draagkracht hebben. Behalve paal 3, overschrijdt ook paal 6 binnen 25 jaar de maximaal toelaatbare houtdrukspanning van 6,25 N/mm. Verder is uit het funderingsonderzoek gebleken dat één van de drie onderzochte kespen is gebroken, waardoor het draagvermogen ter plaatse is afgenomen. Ter plaatse van de gebroken kesp is de zetting (verzakking) relatief hoog. Tot slot heeft Chan opgemerkt dat het protocol Inspectie Houten Paalfunderingen in Amsterdam, op basis waarvan de fundering in het onderzoek is beoordeeld, haar niet bekend is, dit geen onderdeel uitmaakt van het rapport en niet is aangegeven waaruit dit bestaat. Gelet op het voorgaande wordt volgens Chan de conclusie van BaVib dat het een klasse II fundering betreft, niet gedragen door de inhoud van de funderingsrapporten.
4.5De rechtbank overweegt dat Chan als ter zake deskundig moet worden aangemerkt, hetgeen door eiseres overigens niet is betwist, terwijl de bevindingen van Chan over de staat van de fundering zijn gebaseerd op door eiseres zelf ingebrachte (en ook niet alsnog door eiseres bestreden) onderzoeksresultaten. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de conclusie van het rapport van BaVib lag het op de weg van eiseres haar stelling dat de fundering aan de vereisten voldoet, nader te onderbouwen. Eiseres heeft geen schriftelijke reactie van BaVib op de bevindingen van verweerder overgelegd. Wel heeft zij gesteld dat de conclusie van BaVib dat het een klasse II fundering betreft overeind blijft. Ter onderbouwing daarvan heeft zij verwezen naar de stukken van [belanghebbende3] die zij in beroep heeft overgelegd, alsmede de door hem ter zitting afgelegde verklaring. [belanghebbende3] acht niet aannemelijk dat de fundering van het pand binnen 25 tot 30 jaar bezwijkt. Dit standpunt baseert hij onder meer op de omstandigheid dat op de begane grond van het pand een betonnen vloer is aangebracht, hetgeen volgens hem een versterking van het gezamenlijk evenwicht en het draagvermogen van de fundering oplevert. Verder heeft hij naar voren gebracht dat hij de achtergevel heeft gecontroleerd op een bepaald type scheuren die aanwezig zouden moeten zijn bij zettingen van de grond onder het pand. Dergelijke scheuren waren niet aanwezig, aldus [belanghebbende3].
4.6De rechtbank is van oordeel dat hetgeen [belanghebbende3] naar voren heeft gebracht onvoldoende onderbouwing vormt van het standpunt van eiseres dat de fundering een klasse II fundering betreft. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat [belanghebbende3], zoals hij ter zitting desgevraagd heeft medegedeeld, naar eigen zeggen niet als een deskundige op het gebied van funderingen kan worden aangemerkt. [belanghebbende3] heeft voorts geen zelfstandig onderzoek naar de fundering zelf verricht. Dat hij in het onderhavige geval geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de deskundigheid van BaVib doet daaraan niet af. De deskundigheid van BaVib op zich is immers niet in geschil. In reactie op de opmerkingen van [belanghebbende3] over de aanwezigheid van een betonnen vloer en de afwezigheid van bepaalde typen scheuren in de achtergevel heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting benadrukt dat het in het onderhavige geval niet gaat om de vraag of aannemelijk is dat de fundering binnen 25 jaar bezwijkt, maar om de vraag of aannemelijk is dat deze binnen 25 jaar voorzieningen behoeft. Chan heeft ter zitting voorts meegedeeld dat de afwezigheid van bepaalde scheuren in de achtergevel niet betekent dat de fundering binnen 25 jaar geen voorzieningen behoeft. Ook levert een betonnen vloer volgens Chan niet zonder meer een versterking van de fundering op, maar juist in veel gevallen een extra belasting vanwege het zware gewicht van het beton. De stellingen van eiseres vormen gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder onvoldoende grond voor het oordeel dat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat de fundering van het pand de komende 25 jaar geen voorzieningen behoeft.
4.7Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de toestand van het pand zich uit een oogpunt van staat van onderhoud verzet tegen splitsing. Nu niet gesteld is dat de door verweerder gesignaleerde gebreken door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel voldoende verzekerd is dat die gebreken zullen worden opgeheven, was verweerder bevoegd de splitsingsvergunning te weigeren. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
4.8Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat niet is gebleken van een aan verweerder toe te rekenen uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging dat aan eiseres een splitsingsvergunning zou worden verleend.
4.9De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling dan wel een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.