3.De rechtbank komt tot de volgende inhoudelijke beoordeling
3.1. In geschil is of eisers beroepsgronden tegen intrekking van de WIA-uitkering met terugwerkende kracht per 12 februari 2007 al dan niet slagen. De rechtbank overweegt als volgt.
3.2.Verzekeringsarts [naam 4] heeft eisers dossier bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur van 18 april 2011. De verzekeringsarts heeft aangegeven dat hij bij zijn onderzoek enkele opvallende discrepanties heeft waargenomen. Zo rapporteerde de buitendienstinspecteur in het verslag van 4 april 2011 dat eiser tegenover hem totaal geen agressief of normafwijkend gedrag heeft vertoond. Hij kwam rustig over en zag er verzorgd uit. De buitendienstinspecteur had normaal oogcontact met eiser. De buitendienstinspecteur heeft eiser in zijn woning gesproken en de gestelde vragen werden normaal door eiser beantwoord. Volgens de buitendienstrapporteur waren er geen aanwijzingen dat eiser niet zelfstandig leeft of dat er hulp in huis aanwezig is. Tijdens het onderzoek op 18 april 2011 gaf eiser er tegenover verzekeringsarts [naam 4] echter blijk van nauwelijks in het Nederlands te kunnen communiceren. Er was bijna geen contact te leggen met eiser. Eiser staarde vrijwel gedurende het gehele gesprek naar de grond, reageerde traag en beantwoordde veel vragen met “weet niet”, waaronder eenvoudige vragen als de leeftijd van zijn kinderen, aldus de verzekeringsarts. Daarnaast was opvallend dat eiser, ondanks de ernst van het ziektebeeld en de aanzienlijke dosering[medicijn], pertinent niet wil worden opgenomen en ook niet opgenomen is geweest in het verleden. De verzekeringsarts heeft telefonisch informatie opgevraagd bij de huisarts van eiser. Daaruit blijkt dat eiser voor het laatst in 2005 op het spreekuur is geweest.
3.3.Op verzoek van de verzekeringsarts heeft op 28 april 2011 een psychiatrisch consult bij psychiater Kondakçi plaats gevonden. Psychiater Kondakçi heeft in het rapport van
30 april 2011 aangegeven dat hij normaal oogcontact had met eiser en dat hij een normaal gesprek met eiser heeft gevoerd. Opvallend was dat eiser zich tijdens het gesprek heeft beroepen op ernstige geheugen- en concentratieproblemen, maar dat eiser zich gedurende anderhalf uur heeft kunnen concentreren op de gestelde vragen en in staat was om een coherent verhaal te vertellen. Volgens Kondakçi heeft eiser de neiging zijn klachten op een opvallende en opzichtige wijze te presenteren. Hij claimt ernstig lijden, terwijl dat niet kan worden geobjectiveerd. Vermoedelijk bestaan er spanningsklachten in het kader van een aanpassingstoornis, aldus Kondakçi. Kondakçi heeft geen aanwijzingen gevonden voor een ernstige depressie, psychose of angststoornis bij eiser. Wel acht Kondakçi het bijzonder dat eiser tijdens eerdere onderzoeken niet of nauwelijks heeft gereageerd. Kondakçi kan dit gedrag niet relateren aan een aanpassingstoornis en acht om die reden een gedragsdeskundig onderzoek geïndiceerd. Daarbij dient volgens hem met name aandacht te worden besteed aan onderzoek naar symptoomvaliditeit daar eiser de neiging vertoont te aggraveren en onder te presteren.
3.4.Vervolgens heeft de verzekeringsarts een psychiatrische expertise laten verrichten door psychiater W.M.J. Hassing. Psychiater Hassing heeft eiser op 13 september 2011 onderzocht en in haar rapport van 26 september 2011 geconcludeerd dat er ten tijde van het onderzoek onvoldoende positieve aanwijzingen zijn voor een psychiatrische stoornis bij eiser. Volgens Hassing kan niet worden uitgesloten dat eiser spanning en verdriet ervaart vanwege de psychische klachten van zijn zoon en de huidige herbeoordeling van mate van arbeidsongeschiktheid, maar is niet komen vast te staan dat deze omstandigheden ook hebben geleid tot significant ernstiger lijden dan verwacht kan worden in dergelijke omstandigheden of tot significante beperkingen in functioneren, zodat deze klachten daarmee niet voldoen aan de criteria van een aanpassingsstoornis.
Voorts zijn er volgens Hassing geen aanwijzingen voor ernstige persoonlijkheidsproblematiek nu de autobiografie geen aanwijzingen geeft voor een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling en eiser tot aan 2005 naar behoren heeft gefunctioneerd op de verschillende levensgebieden. Evenmin zijn er aanwijzingen voor een lager dan gemiddelde intelligentie, afgaande op de indrukken in het contact met eiser, zijn taal- en woordgebruik, begripsvermogen, maar ook afgaande op het niveau en de aard van eisers opleiding, zijn eerdere werk en vrijwilligerswerk, aldus Hassing. Ten slotte heeft Hassing gesteld dat zij geen uitspraken kan doen over mogelijke eerdere psychiatrische problematiek, omdat zij eiser niet eerder heeft onderzocht.
3.5.Op grond van de resultaten van het expertiseonderzoek van psychiater Hassing, het psychiatrisch consult van psychiater Kondakçi, de in het dossier aanwezige stukken en eigen onderzoek, heeft de verzekeringsarts in de rapportage van 27 september 2011 betwijfeld of er in 2007 en ook in 2008 sprake was van psychiatrische problematiek bij eiser. De verzekeringarts heeft aangegeven dat de gedragingen van eiser in 2007 en 2008 in grote lijnen overeenkomen met de presentatie tijdens het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door verzekeringsarts [naam 4] op 18 april 2011, waarbij sprake was van gebrekkig oogcontact en het (aanvankelijk) niet reageren op aanspreken. Bij beide psychiatrische onderzoeken was er echter sprake van een normaal contact, zodat kan worden gesteld dat, zeker nu is vastgesteld dat er bij eiser geen sprake is van een psychiatrisch ziektebeeld, er argumenten zijn om aan te nemen dat eiser zijn klachten op aggraverende wijze heeft gepresenteerd. Gelet op de overeenkomsten met eisers klachtenpresentatie tijdens de verzekeringsgeneeskundige onderzoeken in 2007 en 2008 kan worden gesteld dat dit ook toen het geval was. Uiteraard valt niet met zekerheid te stellen dat er in 2007 geen sprake was van ziekte, maar het lijkt volgens de verzekeringsgeneeskundige uitermate onwaarschijnlijk dat er sprake is geweest van de zeer ernstige problematiek, zoals in de stukken en in de informatie van psychiater[naam 3] is beschreven. Een argument hiervoor is dat eiser vanaf 2005 niet meer bij zijn huisarts is geweest wat zeer onwaarschijnlijk is als er werkelijk sprake zou zijn geweest van ernstige psychopathologie. Bovendien zou in dat geval waarschijnlijk een opname geïndiceerd zijn geweest. Ook daar is de afgelopen jaren geen sprake van geweest, aldus de verzekeringsarts.
3.6.Bezwaarverzekeringsarts[naam 5] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd. De bezwaarverzekeringsarts heeft in haar rapportage van 17 januari 2012 aangegeven dat het niet aannemelijk is dat vanaf 2007 sprake is geweest van een psychiatrische aandoening bij eiser. De bezwaarverzekeringarts heeft haar conclusie gebaseerd op de volgende argumenten:
- aan het gedrag van eiser, dat hij in 2007 en 2008 vertoonde, ligt geen psychiatrische ziekte of gebrek ten grondslag, zoals nu in 2011 door middel van psychiatrisch onderzoek is vastgesteld;
- het is niet aannemelijk dat iemand die psychotisch is en thuis woont met vrouw en drie kinderen, geen hulp zoekt bij de huisarts;
- het is niet aannemelijk dat er gedurende de jaren dat eiser psychotisch was nooit sprake is geweest van een opname;
- in 2008 geeft psychiater Lange weliswaar aan dat er zeer waarschijnlijk sprake is van een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld, gepaard gaande met psychose, tegelijkertijd stelt de psychiater zich te onthouden van definitieve diagnostiek, omdat de gegevens alleen op heteroanamnese zijn gebaseerd. Gezien dit laatste, in combinatie met het gegeven dat de conclusie mede gebaseerd is geweest op informatie van psychiater[naam 3] uit 2007 en een telefonisch overleg tussen psychiater De Lange en psychiater[naam 3] in 2008, waarvan inmiddels is gebleken dat deze mogelijk ondeugdelijk is geweest, is het aannemelijk dat er geen sprake is geweest van een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;
- het beeld dat eiser tijdens de spreekuurcontacten ten toon heeft gespreid, past niet bij dat van een depressieve stoornis;
- het is niet aannemelijk dat psychotische symptomen, die jarenlang aanwezig zouden zijn geweest, nu plots verdwenen zijn;
- uit het expertiseverslag van psychiater Hassing van 26 september 2011 blijkt dat deze aangeeft dat het niet mogelijk is om uitspraken te doen over mogelijke eerdere psychische problematiek en/of eerdere gedragingen van eiser, omdat eiser niet eerder door psychiater Hassing is gezien.
De bezwaarverzekeringsarts acht het, op basis van alle gegevens in het dossier, niet aannemelijk dat er in het verleden wel sprake is geweest van een ernstige psychiatrische aandoening. De bezwaarverzekeringsarts heeft geconcludeerd dat de bezwaren geen aanleiding vormen tot herziening van de medische grondslag waarop het primaire besluit is gebaseerd.
3.7.De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek vanaf april 2011 op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Alle medische informatie is uitgebreid beschreven en meegewogen. Daarnaast heeft een psychiatrisch consult bij psychiater Kondakçi en een psychiatrische expertise bij psychiater Hassing plaatsgevonden. De bevindingen en conclusies van de verzekeringsartsen [naam 4] respectievelijk [naam 5] komen de rechtbank logisch en concludent voor en daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat de beperkingen van eiser per 12 februari 2007 anders zijn dan destijds in 2007 en 2008 is vastgesteld.
3.8.Eiser heeft ten aanzien van de zorgvuldigheid en/of juistheid van de medische beoordeling geen beroepsgrond geformuleerd. De enkele stelling van eiser dat hij na medisch onderzoek door verschillende medici in 2007 op psychiatrische gronden volledig arbeidsongeschikt is verklaard, is onvoldoende om het gemotiveerde standpunt van de verzekeringsartsen in 2011/2012 opzij te zetten. De in 2011/2012 opgestelde verzekeringsgeneeskundige rapportages worden, zoals hiervoor overwogen, door de rechtbank gevolgd, zodat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat eiser ooit heeft geleden aan een ernstige psychiatrische aandoening.
3.9.Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door toedoen van eiser een te hoog bedrag aan uitkering is verstrekt. Eiser is zijn informatieplicht niet nagekomen. Verweerder was dan ook gehouden de WIA-uitkering van eiser met terugwerkende kracht in te trekken per 12 februari 2007. Eiser had gezien zijn eigen rol in het geheel kunnen weten dat hij ernstig rekening diende te houden met een herziening of intrekking van zijn uitkering. Van dringende redenen om af te zien van intrekking is de rechtbank niet gebleken.
3.10.De rechtbank zal het beroep van eiser ongegrond verklaren. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.