Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaken tussen
[eiseres1],
[eiseres2],
[eiseres3],
[eiseressen4],
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam,
Procesverloop
Overwegingen
- bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo);
- slopen, verstoren of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht (artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo);
- slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht (artikel 2.1, eerste lid, onder h, van de Wabo);
- slopen van een bouwwerk als bepaald in de Bouwverordening Amsterdam 2003 (artikel 2.2, eerste lid, onder a, van de Wabo, zoals dat gold ten tijde van de aanvraag).
.Verweerder heeft geconcludeerd dat het bouwplan strookt met het PvEM en dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van de monumentale waarde.
- de kelder of het souterrain een ondergeschikte verdieping blijven ten opzichte van de rest van het pand;
- het uitdiepen van kelders of souterrains uitsluitend is toegestaan wanneer het uitdiepen geen gevolgen heeft voor de aanwezige monumentale waarden.
- de nieuwe, uit te breiden of uit te diepen kelder of het souterrain minimaal een 80 cm lagere vrije stahoogte moet hebben dan de hoofdverdieping met een minimum van 210 cm en een maximum van 240 cm. Wanneer de stahoogte van een uit te breiden bestaande kelder of souterrain hoger is mag deze stahoogte aangehouden worden;
- met het aanbrengen of uitdiepen van de kelder geen monumentale onderdelen verloren gaan, aangetast of ontmanteld worden.
onderbouwd - is aangegeven dat sprake is geweest van een (niet-historische) ophoging van de vloer. Op grond van het advies van de CWM en de nadere toelichting daarop in de aanvullende verweerschriften is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat waar het betreft de hoogte van de de kelder door het bouwplan aldus geen monumentale waarden verloren gaan. Uit het door eiseressen 1 en 2 overgelegde weerwoord van Res Nova van 14 maart 2013 blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat sprake is van het tegendeel en dus van verlies van historische materie en monumentale waarden. Door Res Nova wordt verondersteld dat sprake is van afdeklagen die moeten worden gezien als een essentieel onderdeel van de historische kelderconstructie, maar zij heeft deze veronderstelling niet onderbouwd. Daarmee is niet aannemelijk gemaakt dat het uitgangspunt van verweerder dat de afdeklagen niet origineel zijn, onjuist is.
Beslissing
- verklaart de beroepen van eiseressen 1, 3 en 4 tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen van eiseressen tegen het bestreden besluit 2 niet-ontvankelijk
- verklaart de beroepen van eiseressen tegen het bestreden besluit 3 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 3;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van € 1.416,- te betalen aan eiseres 1 en tot een bedrag van € 1.672,- te betalen aan eiseres 3;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 310,- aan ieder van eiseressen afzonderlijk dient te vergoeden.