ECLI:NL:RBAMS:2013:3654

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
C-13-531899 - HA ZA 12-1486 incident
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering tot vrijwaring van een ontbonden rechtspersoon

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, is op 26 juni 2013 vonnis gewezen in een incident betreffende een vordering tot vrijwaring. De eiseres in het incident, ABN AMRO BANK N.V., verzocht de rechtbank om toestemming om [naam 2] Process Managers B.V. en eventueel daaraan gerelateerde rechtspersonen in vrijwaring op te roepen. De eiseressen in de hoofdzaak, [partij 1] c.s., verzetten zich tegen deze vordering. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam 2] betrokken was in de rechtsverhouding tussen partijen, maar dat de vordering tot vrijwaring niet kon worden toegewezen. Dit was voornamelijk te wijten aan het feit dat [naam 2] een ontbonden rechtspersoon is, wat betekent dat er eerst een aparte procedure nodig zou zijn om de ontbinding te heropenen voordat zij in vrijwaring kon worden gedagvaard. De rechtbank oordeelde dat het toestaan van de vordering tot vrijwaring zou leiden tot onredelijke en onnodige vertraging van de procedure in de hoofdzaak, die al op 30 november 2012 was ingeleid. De rechtbank wees de vordering tot vrijwaring af en veroordeelde ABN AMRO in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van [partij 1] c.s. tot op heden waren begroot op € 452,00 aan salaris advocaat. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord op 7 augustus 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/531899 / HA ZA 12-1486
Vonnis in incident van 26 juni 2013
in de zaak van

1.[partij 1],

wonende te [woonplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ATROPA BELLADONNA B.V.,
gevestigd te Assen,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. D.E.A.F. Aertssen te Maastricht,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.W. van Rijswijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [partij 1] c.s. en Abn Amro worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 november 2013,
  • de akte overlegging producties zijdens [partij 1] c.s.,
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, met producties,
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Abn Amro vordert dat haar wordt toegestaan [naam 2] Process Managers B.V. (verder: [naam 2]) en eventueel daaraan gerelateerde rechtspersonen in vrijwaring op te roepen. [partij 1] c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2.
Vast staat dat [naam 2] als adviserende en informerende partij betrokken is geweest in de rechtsverhouding tussen [partij 1] c.s. en Abn Amro. Het ligt voor de hand dat op [naam 2] een verplichting rust om Abn Amro te vrijwaren van een voor Abn Amro nadelige uitkomst in procedure in de hoofdzaak.
2.3.
Hoewel in dit geval aan het materiële vereisten van vrijwaring in beginsel is voldaan, kan op grond van een afweging van belangen van partijen en de eisen van een doelmatige procesvoering de vordering tot vrijwaring van [naam 2] toch worden afgewezen, omdat daarvan wellicht onredelijke of onnodige vertraging van het geding te verwachten is (Hoge Raad 10 april 1992,
LJNZC0567).
2.4.
Daarvan is in dit geval sprake. [naam 2] is een ontbonden rechtspersoon, zodat eerst een andere procedure noodzakelijk zal zijn om de ontbinding te heropenen voordat zij in vrijwaring kan worden gedagvaard. Abn Amro verzoekt dan ook om een ruime termijn om [naam 2] in vrijwaring te dagvaarden. Daarboven heeft Abn Amro gevorderd eventueel aan [naam 2] gerelateerde rechtspersonen ook in vrijwaring te mogen oproepen. Voor het onderzoek of dit noodzakelijk is, heeft Abn Amro ook verzocht om een redelijke termijn. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, is niet in te zien waarom de procedure die [partij 1] c.s. jegens Abn Amro heeft ingesteld moet wachten op een dergelijk tentatief onderzoek van Abn Amro. Dit alles leidt dan ook tot een onnodige en onredelijke vertraging van de procedure in de hoofdzaak, die op 30 november 2012 is aangebracht en waarin nog steeds geen conclusie van antwoord is genomen door Abn Amro. Indien de uitkomst van de procedure in de hoofdzaak daartoe aanleiding geeft, kan Abn Amro haar eventuele vorderingen op [naam 2] en daaraan gerelateerde rechtspersonen ook in een aparte procedure instellen.
2.5.
De slotsom is dat de vordering in vrijwaring wordt afgewezen. Abn Amro zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van dit incident worden veroordeeld, aan de zijde van [partij 1] c.s. tot op heden begroot op € 452,00 aan salaris advocaat.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt Abn Amro in de proceskosten in dit geding, aan de zijde van [partij 1] c.s. tot op heden begroot op € 452,00 aan salaris advocaat.
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 7 augustus 2013voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2013.